Ik was zaterdag aanwezig op het PvdA congres. Een tussencongres waar weinig gebeurde maar wel een nieuw partijbestuur werd gekozen (er was stevig voorgeselecteerd zodat de kandidaten die werden voorgedragen keurig werden gekozen). De zijvoorstellingen, na moties en verkiezingen, waren weinig interessant.
Wat me vooral tegenviel, hoewel het niet onverwacht was, was de toespraak van Lodewijk Asscher. Misschien is het te vroeg voor een grote of grootse visie op wat sociaal democratie anno 2018 kan betekenen, maar zijn aaneenschakeling van anekdotische verhalen die het beleid van dit kabinet (en het vorige) kritiseerden konden me niet erg beroeren. Ook de zaal, niet vreselijk gevuld voor zo’n grote partij, was timide. Asscher bleef steken, wat mij betreft, in de politiek van vandaag, zeker met zijn belofte om straks zonodig in de Eerste Kamer samen te werken met dit kabinet.
Ik ben daar niet per se tegen maar het was niet waarvoor ik op het congres was. Visie wil ik horen, ideologie, een vergezicht. Ik werd weer lid van de PvdA toen Asscher Diederik Samsom uitdaagde. Het leek mij fout om een kabinet dat door Samsom was gemaakt en verdedigd niet door diezelfde man de inzet te laten maken van de verkiezingen. Bovendien vond ik Asscher nou niet direct een aansprekende visionaire politicus, de man die een partij met serieuze lange termijnproblemen nodig had. De campagne, en het resultaat, onderstreepten dat nog eens. Deze toespraak heeft me geen reden gegeven van mening te veranderen. Ik denk niet dat hij de man is die de PvdA een nieuw leven kan geven. Niet dat ik iemand anders zie. Maar de tijd voor visie begint te dringen. Ik hoop op het volgende congres iets substantiëlers te horen.