Je zou denken dat de teloorgang van de Republikeinse Partij, zowel qua personen als qua stellingnames, in het voordeel van de Democraten zou werken. Helaas, zo simpel is het niet. De Democraten hebben hun eigen problemen, nog los van de bejaardheid van president Biden en het ontbreken van een volgende generatie die op landelijk niveau weerklank vindt. Die problemen maken dat ondanks alles in 2024 een Republikein president kan worden, met ook nog eens een helemaal Republikeins Congres. Hoe is het mogelijk dat de Democraten niet kunnen profiteren van de strapatsen van de andere partij?
Het korte antwoord is dat de Democraten hun eigen grootste vijand zijn, of beter gezegd, dat de progressieve vleugel van de Democraten cruciale kiezers wegjaagt. Het is niet eens zozeer dat die naar de Republikeinen gaan, al is dat een risico als iemand anders dan Trump de kandidaat is, maar ze haken simpelweg af.
De grootste kracht en tegelijk het grootste probleem van de Democraten is de diversiteit van de partij. Dat maakt haar moeilijk te managen. Er zijn veel tegengestelde belangen: ras, cultuur, socio economische status, kennisklasse versus arbeiders, jong versus oud, platteland versus suburbs versus grote steden. Deze verbrokkeling geeft rechts een kans om een klassieke agenda erdoor te jassen van deregulering en belastingverlaging voor rijken en ondernemingen.
Erachter liggen demografische en sociaal economische factoren. Goed opgeleide, hogere middenklasse Democratische kiezers maken zich druk over zaken als ‘reproductive rights’ (abortus en sekse rechten), milieu, identiteit en de beleving ervan, ras en gelijkheid voor de wet. Ze staan vijandig tegenover de morele orthodoxie van evangelische dwingelanden. Witte progressieven trekken de partij naar links.
Vaak worden blanke identiteitspolitiek, woede over immigratie, en economische dislocatie aangevoerd als redenen voor de opkomst van rechts populisme. Dat klopt, maar je kunt ook vaststellen dat een groeiend segment van het electoraat vervreemd is van de heersende culturele normen. Zij ervaren die als opgelegd door een bestuurlijke elite die politiek correct is en sociaal ver van hen afstaat. Het equivalent van wat progressieven ervaren als evangelische terreur. Kijk naar de Trump aanhang en je ziet een groep die niet per se arm is maar wel een groep vol haat voor de succesvolle witte elites die op hen neerkijken.
Een van de belangrijkste Democratische groepen, de zwarte kiezer, is op een aantal culturele en sociale onderwerpen minder progressief dan de teneur in de Democratische Partij. Onderzoek laat zien dat zwarten zichzelf identificeren als conservatief op het terrein van geloof, de verzorgingsstaat en sociaal culturele onderwerpen. Voor een andere minderheid, de hispanics, geldt iets dergelijks. Met andere woorden: de nadruk op identiteit en progressieve culturele onderwerpen van de ene groep jaagt de andere groep weg. We zitten nu in een situatie waarin blanke progressieven linkser zijn dan zwarten en hispanics op vrijwel elk gebied: belastingen, gezondheidszorg, politiebeleid en zelfs op het terrein van ras en maatregelen op dat terrein. Gezien de relatieve winst in deze groepen die Trump in 2020 boekte, een gevaarlijke ontwikkeling.
Waar zijn de witte arbeiders die je in de Democratische Partij zou verwachten? Zij waren al afgedwaald door verlies van banen, een gevoel van culturele bedreiging en gestage verloedering van hun leefomgeving. De crisis van 2008 liet zien dat niet alleen de Democraten deze mensen negeerden (banken en de autoindustrie werden gered, niet de zeven miljoen mensen die hun huis kwijtraakten). Ook de Republikeinen lieten het afweten. Geen van beide partijen had oog voor de dagelijkse problemen van de onderste helft van de inkomensverdeling. Het was de opening voor Trump.
In de naweeën van 2008 zagen we blauwe staten het goed doen, met gestadige groei, terwijl rode staten achterbleven. De opgejuinde partijdigheid sinds de overwinning van Obama in 2008 en de demonisering van ‘links’ vonden een gewillig oor in de staten waar de Republikeinen sterk waren. Trump breidde die steun uit naar staten waar witte kiezers alle vertrouwen in de politiek hadden verloren. De twee partijen communiceren met dramatisch verschillende segmenten van de Amerikaanse economie, waarbij geen van de partijen overigens die elementaire sociaal economische belangen behartigt.
Nominaal zijn de Democraten de partij van en voor mensen die er het minst goed voorstaan. Opiniepeilers gebruiken als definitie van werkende klasse of je al of niet een college opleiding hebt gevolgd – de basis universitaire opleiding. Volgens Pew is het aandeel van hoogopgeleide Democratische kiezers verdubbeld van 22 procent in 1996 tot 41 procent in 2019. Dat jaar gold dat nog maar voor 30 procent van de Republikeinse kiezers.
Witte kiezers die minder dan 60.000 dollar verdienen zijn voor 47 procent Republikeins, voor 33 procent Democratisch. Het is moeilijk niet te concluderen dat beide partijen op zijn best in gelijke mate de arbeidersklasse vertegenwoordigen.
Het is natuurlijk wel zo dat demografisch gezien de Democratische Partij veel gevarieerder is: 81 procent van de Republikeinse kiezers is wit. Problematisch is wel dat de etnische scheiding binnen de Democratische Partij ook een klassenscheiding is, dat wil zeggen dat de witte Democraten vooral in de hogere inkomensklasse zitten, minderheden niet.
De Democraten zouden er goed aan doen om onderwerpen op te spelen die de eenheid, de cohesie van Amerika serieus nemen. De paradox is dat je de tolerantie voor onderlinge verschillen het meest bevordert door te verwoorden wat Amerikanen met elkaar bindt en altijd heeft gebonden. Eenheid belangrijk vinden hoeft niet ten koste te gaan van de waardering van diversiteit. Democraten moeten meer beleid aankaarten dat alle boten omhoog tilt in plaats van selectief identiteitsbeleid. In een aantal opzichten heeft president Biden dat gedaan, maar de boodschap is maar beperkt overgekomen. Dat moet beter anders wordt 2024 een rampjaar waarin een antidemocratische partij met autoritaire front runners de macht kan veroveren.