Ik heb inmiddels het artikel in de New Yorker gelezen over onze eigen troetelcriminelen, de familie Holleeder. Er werd met enige trots over geschreven, ik meen in de wakkere krant, dat een Amerikaans blad zoveel aandacht besteedde aan ons Hollands product. Waar een klein land trots op kan zijn.
Het verhaal past in de manier van artikelen schrijven die de New Yorker hanteert. Uitgebreid, langdurig onderzoek, praten met zoveel mogelijk betrokkenen en het dan welluidend, of ik moet zeggen, wellezend, opschrijven. Het gaf me een vreemd, onaangenaam gevoel over dit land, zo beschreven door een buitenstaander die nog geïnteresseerd was in het onderwerp op de manier die Twan Huys ertoe verleidde een ontvoerder en moordenaar te ondervragen alsof de man een interessant specimen was. Voor Nederlanders was Holleeder dat zeker, in de zin van de Nederlandse verslaving aan Bekende Nederlanders die onze kranten en televisieprogramma’s bevolken. Interessant, zo’n moordenaar. Ik weet niet of Huys er ooit spijt over heeft betuigd dat hij de man zo’n platform gaf (zoals hij spijtig zijn eigen domme reactie op de aanslag op de Telegraaf terug probeerde te draaien). Misschien kan hij de moordenaar van Pim Fortuyn boeken.
Het verhaal in de New Yorker draait geheel om Astrid Holleeder, de zus die een bestseller schreef over haar ‘verraad’ van haar broer. Het heeft een vreemde, vervreemdende kwaliteit, dat verhaal. Naarmate het vordert, krijg je het gevoel dat de schrijver (en de lezer) ertussen wordt genomen. Dat hij de speelbal is van een manipulatieve dame en haar omgeving. De details zijn Godfather-achtig, over de prijs van een kogelbestendige auto op Marktplaats, over geheimzinnige ontmoetingen en tenslotte een familielunch op een weinig geheimzinnige plek.
Als lezer vraag je je af wat het doel van dit verhaal was. Waarom moest ik dit lezen? De romantiek van de zware misdaad is wel erg doorzichtig en oppervlakkig. De conclusie dat niet alleen Willem Holleeder maar zijn hele familie begenadigde oplichters zijn is te triviaal om de leestijd te rechtvaardigen. Dat een alcoholische vader met losse handjes disfunctionele kinderen oplevert? So what else is new? Is het dan het verhaal dat een criminele familie erin slaagt BN’er uit te hangen en bestsellers te schrijven over hun verraad – enkel om erop uit te komen dat familie toch de enige band is die telt. Verraad, geweld, bedreiging, maar het is hetzelfde bloed. Ze houden van elkaar.
Zou ik op dezelfde manier gereageerd hebben als het een klassiek New Yorker verhaal was geweest maar dan geplaatst in de VS of god weet waar? Ik kan niet ontkennen dat een zekere vermoeidheid optreedt over dit soort verhalen als je de New Yorker al decennia leest, zoals ik doe. Dit keer stond de herkenbaarheid, de nabijheid en de rare opgefokte Nederlandse fascinatie met het proces (rijen wachtenden, blijkbaar), me tegen.
De Holleeders zijn inmiddels in moorddadigheid overtroffen door Marokkaanse bendes en Balkan criminelen en Nederland is blijkbaar een vrijhaven voor alle soorten drugs (Noord Brabant wordt in het verhaal opgevoerd als productiecentrum). Endstra werd vermoord in Oud Zuid – ik herinner me een verontwaardigde moeder die op hoge toon klaagde dat het toch geen pas gaf dat te doen terwijl de kinderen voor Halloween of iets dergelijks over straat liepen. Vorige week werd een Kroaat overhoop geschoten in de Beethovenstraat. Zo gezien klopt het verhaal in de New Yorker. Het is dichtbij, het is deel van ons dagelijks leven. Wat tegenstaat is de mystificering van iemand als zus Holleeder en daardoor impliciet haar moorddadige broertje.