Donald Trump heeft de ambitie om een groots president te worden, wat zeg ik, de greatest, een fenomenaal succes, ongekend, een voorbeeld voor de eeuwen.
Ah well, de werkelijkheid kwam er even tussen. Ik heb sinds Trumps eerste stappen als president betoogd dat hij met Buchanan, Harding, Pierce en Andrew Johnson zou strijden om de laatste plaats in de presidenten top 44. Het lijkt erop dat hij daarin met glans gaat slagen.
Het is natuurlijk maar een momentopname, maar bij de peiling van historici wie de belangrijkste, invloedrijkste, beste presidenten waren, komt Trump al meteen in die contreien terecht. Mede dankzij Trumps voorbeeld van wat een president niet moet zijn, komt Obama in eens veel hoger uit (en Republikeinse historici zetten Reagan veel hoger).
Een leuk gezelschapsspel, het kwartetten met presidenten maar niet zonder betekenis. Ik moet vaststellen dat de top 5 al decennia hetzelfde is. Daarna wordt het wat minder zeker. Eisenhower en Truman houden vast aan hoge posities, ook al konden beiden tijdens hun leven geen hoge scores bereiken. Andrew Jackson, indianenuitmoorder en autoritaire populist, lijkt te zakken.
Biografieën helpen ook. Dankzij een nieuwe Ron Chernow vuistdikke bio kan Grant zich ontrukken aan de onderste tien. Tot mijn verrassing duikt McKinley ineens op in de top tien van de Republikeinse historici. Dat moet te maken hebben de bewondering voor die man van Karl Rove, de promotor van kleine Bush, en een recente lovende biografie. Ik zie er nog niet zoveel in.
De oude Bush komt er bij alle groepen historici beter uit dan de afgelopen jaar het geval leek. Hij had in elk geval een idee van buitenlandse politiek, al wist hij binnenlands niet wat hij wilde.
Klik hier om uw eigen gevoel over presidentiële grootheid te toetsen.