Stop met zeuren over het kiesmannensysteem

De komende week zal er weer veel gelamenteerd worden over de manier waarop Amerikanen hun president kiezen. Dat rare systeem waarin niet degene wint die landelijk de meeste stemmen haalt, maar degene die de meeste kiesmannen bijeen sprokkelt door in staten te winnen. Raar en onrechtvaardig: dat is wat iedereen ervan weet.

De klagers weten hoe het anders moet: maak gewoon degene met de meeste stemmen president. Dat lijkt eenvoudig maar is het niet. Sterker, het is bijzonder onverstandig om dit te doen. Er zijn redenen waarom het huidige systeem eigenlijk best wel goed is. In elk geval het is moeilijk een beter systeem te bedenken.

De nadelen ervan zijn evident. Ja, degene met de meeste stemmen kan verliezen. Ja, kandidaten laten zich niet zien in staten waar de uitslag min of meer voorspelbaar is. Ja, de kiezer in dergelijke staten kan het gevoel hebben dat haar stem er niet toe doet. Dan is het gemakkelijk jezelf te overtuigen om niet te stemmen. Het verklaart iets van de lage opkomst, en het betekent dat het landelijk aantal stemmen vertekend is.

Immers, als alle stemmen gelijkelijk meetelden dan zouden misschien meer mensen de moeite nemen het stembiljet in te vullen. In plaats van 150 miljoen kiezers zouden er wellicht 180 miljoen komen opdagen. Overigens heeft onderzoek laten zien dat dit de uitslagen bij de meest recente presidentsverkiezingen niet veranderd zou hebben. Anders gezegd: die afwezige kiezers zijn min of meer verdeeld als het wel stemmende electoraat.

Waarom is het dan toch buitengewoon onverstandig om de stemmen landelijk te tellen? Het cruciale woord is hier ‘tellen’. Onder het huidige systeem leiden de krappe marges in een drie of vier staten tot hele kleine overwinningen. Die kunnen provocateurs als Donald Trump aanleiding geven om de uitslagen aan te vechten en rechtszaken aan te spannen. Aan de andere kant waren Hillary Clinton in 2016 en Al Gore in 2000 staatslieden genoeg om zich bij de procedures en de uitslagen neer te leggen. Met andere woorden, niet het systeem maar de kandidaat is het probleem.

Bij een landelijke telling is er niets aan de hand als de uitslag een grote spread vertoont, zoals in 2020, toen Trump 73 miljoen stemmen haalde en Biden 81 miljoen. Misschien zou de verliezer zich daar wel bij neergelegd hebben. Maar het komt vaker voor dat de getallen dicht bij elkaar liggen, zoals zoals in 1960 toen John F. Kennedy landelijk maar 118.000 stemmen meer haalde dan Richard Nixon. In een dergelijk geval zal de verliezer altijd om een hertelling vragen, en niet enkel in een of twee staten maar overal. Er zou nooit een bevredigende uitslag komen want je kunt overal wel een probleem vinden. Het wordt Florida 2000, maar dan in vijftig staten. Landelijk tellen los dus niets op. Sterker, het schept een nieuw probleem.

Ergo een van de grote voordelen van het huidige systeem: als er telproblemen zijn dan zijn ze beperkt tot een paar staten. Dat is vervelend, maar waarom zou je die problemen transponeren naar het hele land? Het zou vijftig Georgia’s, Michigans en Pennsylvania’s opleveren (ervan uitgaande dat het aan de staten is om verkiezingen te organiseren, zoals nu het geval is).

Kan het anders? Ja. Mag het anders? Dat ook. Het systeem met het electoral college ligt vast in de grondwet en kan alleen per amendement veranderd worden, maar niets verhindert staten om een andere manier te bedenken om hun kiesmannen aan te wijzen. De grondwet geeft hen die vrijheid. Twee staten doen dat: Maine en Nebraska, maar als niet alle staten meedoen levert het weinig op.

Je kunt je voorstellen dat per staat de kiesmannen evenredig worden verdeeld op basis van het percentage in die staat. Dan zouden Biden en Trump in die cruciale staten evenveel kiesmannen hebben gekregen. Alleen zou het niets oplossen: ze zouden blijven bakkeleien over die laatste kiesman die net naar de ander ging. En dan niet alleen in die drie staten waar het om draaide maar in elke staat want overal valt dan wel een kiesman te halen. Het zou niets opleveren en een extra probleem scheppen omdat derde partijen dan kiesmannen kunnen wegsnoepen waardoor geen van beide kandidaten de benodigde absolute meerderheid zou kunnen halen. Dan beslist het Huis, maar niemand zou er blij mee zijn en de legitimiteit van de president zou altijd onder vuur liggen.

Er zijn varianten mogelijk. Je kunt de winnaar in een staat één of meer kiesmannen extra geven, of de landelijke winnaar een bonus toezeggen. Leuk om over te speculeren, maar het zal allemaal niet gebeuren. De harde werkelijkheid is dat het huidige systeem, door de Founding Fathers bedoeld om de macht van het gewone volk te temperen, niet veranderd zal worden. Een grondwetswijziging is lastig en zal geboycot worden door staten die belang hebben bij het huidige systeem, dat wil zeggen kleine staten die door het kiescollege meer macht hebben dan ze verdienen op basis van het aantal inwoners.

Laten we daarom ophouden te zeuren over het systeem van de kiesmannen. Met die voor alles passende dooddoener: het is wat het is. Aan de media de taak om het systeem goed uit te leggen en over de gevolgen ervan te berichten. En er ook meteen erbij te zeggen dat het met een systeem van landelijk tellen honderd procent zeker chaos zou worden. Uiteindelijk is dit een democratie, kleine ‘d’, waarin de verliezer zich neerlegt bij het eindresultaat. Anders gezegd: het is niet het systeem, het is de kandidaat.