Sommige presidenten werden dictator genoemd, nog nooit voerde iemand campagne om dictator te worden

Tijdens mijn lezingen stelde ik dat een mogelijke oktoberverrassing zich zou voordoen als Donald Trumps hoofd zou ontploffen. In figuurlijke zin gebeurde dat tijdens het haatfeest afgelopen zondag in New York. Hij liet zien wat het betekent om een fascist te zijn.

Zonder twijfel is Donald Trump een unieke bedreiging voor de Amerikaanse democratie. Kijk naar zijn daden en zijn woorden. Hij pleegde een putsch en blijft een verkiezingsuitslag ontkennen. Hij kondigt aan een dictator te zijn op dag een en zijn politieke tegenstanders opsluiten. Er zijn mensen, oud-medewerkers, die hem als een fascist die, als hij eenmaal aan de macht is, die macht zal consolideren door het systeem te ontmantelen. Een Victor Orban, Terip Erdogan of misschien zelfs een type als Trumps goede vriend Wladimir Poetin.

Wat vooral uniek is, is dat Trump alles wat hij van plan is heeft aangekondigd voordat hij is verkozen. Het is het hart van zijn campagne. Zijn kiezers willen wat hij wil.

Nu zijn ‘dictator’ en ‘dictatoriaal gedrag’ termen die we vaker hebben gehoord rondom presidenten, zij het meestal nadat ze waren gekozen Zo beschuldigde de vereerde Thomas Jefferson, schrijver van de Onafhankelijkheidsverklaring, John Adams van het de nek omdraaien van democratie toen de tweede president in 1798 de ‘Alien and Seduction Acts’ instelde die de overheid de macht gaf onwelgevallige journalisten op te sluiten. Andrew Jackson, president van 1829 tot 1837, werd door critici King Andrew genoemd omdat hij regelmatig het Congres en het Supreme Court voor het blok zette.

Oorlogspresident Abraham Lincoln kreeg te maken met buitengewone omstandigheden toen negen zuidelijke staten zich na zijn verkiezing afscheiden. De burgeroorlog begon op 6 april 1861 toen het Zuiden Fort Sumter aanviel, het fort in de baai van Charleston. Het Congres was nog op reces tot juli, wat Lincoln behoorlijk wat vrijheid gaf om noodmaatregelen te nemen. Hij schortte de habeas corpus op, het beginsel dat iemand alleen kan worden voorgeleid of gevangenghouden op basis van een gerechtelijk bevel, de heilige graal van Amerikaans strafrecht, en sloot dagbladen die valse informatie verspreidden. Vanaf 1917 sloot president Woodrow Wilson tegenstanders van de Eerste Wereldoorlog op, niemand bekender dan de socialist Eugene Debbs, die in 1920 vanuit de gevangenis campagne moest voeren voor het presidentschap.

Afgezien van Lincoln is Franklin Roosevelt misschien wel de president die het meest omringd werd met de term dictator. Zijn tegenstanders, vooral die in de zakenwereld, gingen het steeds harder roepen naarmate Roosevelts New Deal succesvol was. Maar de crisis in 1932, de Grote Depressie, was zo groot dat zelfs voordat hij president werd mensen FDR opriepen dictatoriale maatregelen te nemen. De gerespecteerde politieke commentator Walter Lippmann was een van hen.

In de aanloop naar zijn inauguratie vond menig adviseur dat Roosevelt de gelegenheid moest gebruiken om zichzelf dictatoriale bevoegdheden te verschaffen. Het punt is: hij deed het niet. Roosevelt respecteerde de grondwet, zette in zijn inaugurele rede het Congres op scherp en kleurde binnen de lijntjes. Hij was een fantatisch politicus. Dat hielp.

Richard Nixon was geen dictator maar misbruikte zijn macht op veel terreinen, onder meer door geheime bombardementen op Cambodja. Het Congres had het nakijken. Hij werd geen dictator genoemd en alleen fascist door mensen die hem verweten dat hij de fascistische generaal Pinochet in Chili aan de macht had gebracht. Hij was gewoon een machtsmisbruiker en toen de Republikeinse Partij nog enige ruggegraat had, kwamen senatoren hem vertellen dat hij moest aftreden of afgezet zou worden.

George W. Bush werd niet dictator genoemd, maar na 9/11 deed hij wat hij wilde in de ‘strijd tegen terrorisme’. Hij gaf toestemming voor marteling en gebruikte daarvoor black sites in bevriende dictatoriale buitenlanden. Hij stelde een gevangenkamp in in Guantamo Bay waar mensen tot op de dag van vandaag worden vastgehouden zonder procesgang. Het is en blijft een blamage is voor de Amerikaanse rechtsstaat.

Iemand dictator noemen is nog heel wat anders dan vragen om dictatoriale bevoegdheden. Donald Trump en zijn omgeving hebben er geen misverstand over laten bestaan dat ze alle mogelijke middelen gaan gebruiken om hun agenda erdoor te drukken. De oud-president heeft al laten zien dat hij de grondwet aan zijn laars lapt als het hem zo uitkomt. Extra problematisch is dat het door hem opgevulde Supreme Court (gevolg van machtsmisbruik door Mitch McConnell, de man die de geschiedenis in zal gaan als de slappeling die nooit opstond tegen Trump) eerder dit jaar uitsprak dat een president als president zowat alles kan doen wat de wet heeft verboden.

Een Donald Trump met die wetenschap is gevaarlijker dan ooit. De beschuldiging ‘dictator’ is een ding, de aankondiging dat je er een gaat zijn, wetend dat je kunt doen wat je wilt, is waarlijk uniek. Dat is wat er op het spel staat, volgende week dinsdag. Het punt is dat de Amerikaanse grondwet een wanna-be dictator enkel kan tegenhouden als alle andere onderdelen van het politieke systeem hun democratische rol spelen. Zoals menig politiek analist opmerkt, democratie is meer een levenshouding dan een onwrikbaar systeem. Als de kiezers het overboord willen zetten, dan kunnen ze dat doen. De keuze kon niet helderder zijn.