Santa Fe: de leukste stad van New Mexico

Weinig toeristische trekpleisters plaatsen slagen erin om hun eigen karakter te bewaren. Santa Fe, in het noorden van New Mexico, is dat toch redelijk gelukt. De stad heeft zelfs haar naam gegeven aan een kleurrijke stijl van bouwen, sieraden, meubels en ander handwerk. Nu het zuidwesten van de Verenigde Staten steeds populairder wordt, kom je ook de Santa Fe stijl vaker tegen.

Door Hendrik van Leeuwen
Alle straten van Santa Fe leiden naar de Plaza. Het plein is de navel van de stad. Je voeten leiden er haast automatisch heen, je strijkt er als vanzelfsprekend neer op een bankje om het gekrioel van andere reizigers in en uit de nauwe straatjes gade te slaan.

Vroeg in de ochtend, nog voor de koelte van de nacht is verdreven, maakt het plein zich op voor de dagelijkse stroom toeristen. Terwijl de zon, die geleidelijk boven de Sangre de Cristo Mountains uitklimt, haar zware schaduwen werpt, verschijnt het antieke karretje met rode pepers op de stoep, nemen de straatartiesten hun plekje in en tinkelen de metalen buizen van een podium dat wordt opgebouwd.

De stad lijkt één groot zandkasteel, en sommige bewoners doen hun best er sprookjesachtig uit te zien. In de curiosa-winkel staat een tiener in een Madhatter-pak, zo weggelopen uit het boek van Lewis Caroll. Een ander staat midden op de straat kranten te verkopen, getooid met fietshelm, fluoriserend vest en een maispijpje. Hij is tevreden met zijn stijl: ‘Mijn manier van verkopen is beroemd, man. Ik ben gefotografeerd door de halve wereld, je zou m’n plakboek moeten zien.’

De oude Indiaanse vrouw in haar fraaie klederdracht wil juist helemaal niet op de foto. Ze spreidt haar blauwgroene sieraden uit op een kleedje en toont de nieuwsgierige camera haar brede rug. Ze is nog een van de weinige mensen in de traditionele kledij, want de Indianen die hier op de Plaza hun brood verdienen met het verkopen van potten, sieraden en weefsels, dragen voornamelijk moderne spul. De plaats waar de autochtone bewoners mogen verkopen, onder de lange galerij van het Palace of the Governors, is zo aantrekkelijk dat men ’s ochtends loot om de beschikbare plaatsen te verdelen. Het comité dat streng toeziet op de Indiaanse afkomst en de kwaliteit van hun waren, heeft 71 plaatsen te verdelen en stuurt vandaag 32 Indianen onverrichter zake terug naar huis.

Alles mogelijk

Niet alleen Santa Fe is dezer dagen populair, maar ook de Santa Fe-stijl – al wordt steeds minder duidelijk waar het daarbij precies om gaat. Adobe-architectuur, Spaans koloniale meubels, Indiaanse tapijten, sieraden, keramiek, Mexicaanse volkskunst, speciale salsa, gebleekte koeieschedels, zelfs massages krijgen nu het etiket Santa Fe opgeplakt. De schrijfster Susan Hazen-Hammond vertelt lachend dat ze jaren geleden een Duitse modereportage zag, waarin het dragen van Lederhosen als Santa Fe werd verkocht. ‘Lederhosen’, grinnikt ze, ‘die heb ik hier nog nooit gezien, maar ach, waarom niet? In Santa Fe is niets onmogelijk.’ Gevoel voor humor is het eerste kenmerk van Santa Fe-stijl, stelt de auteur van A short history of Santa Fe. Is het dan een kwestie van levensstijl? Dat is heel goed mogelijk, meent Hazen-Hammond, onder verwijzing naar de geschiedenis van de stad.

In 1540 werden de Pueblo-Indianen in deze regio, in het zuidwesten van de Verenigde Staten, voor het eerst met de Spaanse kolonisten geconfronteerd. Aangelokt door legendes van steden waarvan de straten met goud waren geplaveid, stuurde de Spaanse onderkoning in Mexico conquistador Francisco Vazquez de Coronado op pad. Wat de veroveraar echter aantrof waren gewone dorpen, met huizen gemaakt van zongedroogde modder. Wel intrigeerde toen al de Pueblo-cultuur. De landbouwmethodes waren primitief, zonder ploeg of irrigatie, maar de bewoners van dit barre gebied waren oergezond. Ze leefden in opvallende harmonie, en mannen en vrouwen hadden een modern aandoende rolverdeling.

Hoewel de Spaanse expedities niet de voorgespiegelde schatten mee naar huis brachten, werd het zuidwesten in 1595 ingelijfd bij het Spaanse koloniale rijk, onder de naam Nuevo Mejico. Bekering was nu het voornaamste argument. De Indianen lieten zich gewillig overhalen, onder de indruk als zij waren van de paarden en de donderbussen van de Spanjaarden.

La Villa de Santa Fe werd officieel gesticht in 1609. Pedro de Peralta kreeg de opdracht een gouvernementszetel te bouwen. Daartoe liet hij onder meer het Casas Reales optrekken, het gebouw aan de Plaza dat nu bekend staat als het Palace of the Governors. De enige handelsroute was de Camino Real naar Mexico Stad. Eeuwenlang moesten elke hamer en elke spijker worden aangevoerd, en ging Indiaanse kunstnijverheid retour met de karavaan die er jaren over deed om weer terug te keren in Santa Fe. De kolonie was daarom grotendeels op zichzelf aangewezen, waardoor de Indianen en de Spanjaarden die goed samenleefden, vrijwel stilstonden in de tijd. De huizen werden als vanouds gemaakt van modder, de inrichting ervan bleef functioneel primitief, boeken waren een zeldzaamheid. Toen de eerste huifkarren uit het oosten op de Plaza aankwamen, pas na de Mexicaanse revolutie van 1821, troffen de Amerikaanse avonturiers een stadje dat middeleeuws aandeed.

De Amerikanen keken raar op van de vrijmoedige levensstijl die Santa Fe kenmerkte. Gewend aan vrouwen die niet meer dan een enkel bloot gaven, werden ze hier geconfronteerd met flanerende schoonheden in meerdere of mindere staat van ontkleding. Elk excuus om feest te vieren grepen de bewoners aan, en de fiesta’s, waarbij Indiaanse en Spaanse gebruiken verstrengeld waren geraakt, duurden vele dagen. Werken was minder populair, en volgens de historische annalen, werd de liefde in Santa Fe zo vrij mogelijk bedreven. De mythe van Santa Fe was geboren.

Beperkte groei

Geen reisverhaal van een nieuwkomer in Santa Fe, of er spreekt wel verbazing uit. De antropoloog Clyde Kluckhon waande zich in 1925 in Mexico, toen hij via de nauwe, slingerende en druk bevolkte straatjes op de Plaza uitkwam. ‘Het was zaterdagavond’, schreef hij later, ‘en niemand had haast. Een bandje speelde mariachi muziek, schoonheden in mantillas werden in de gaten gehouden door hun duennas, overal hoorde je Spaans en als er bij toeval een Engels woord viel, klonk het niet op z’n plaats.’

Maar Santa Fe zou het lot hebben ondergaan van de meeste Amerikaanse steden als de gebruikelijke schaalvergroting had plaatsgevonden. Gelukkig bleef de groei beperkt. In 1846 werd de bevolking geschat op ergens tussen de twee- en vierduizend. Nu wonen er weliswaar zestigduizend mensen in de stad, maar vergelijk dat eens met het bijna honderd kilometer verderop gelegen Albuquerque, dat met een noodgang het half miljoen inwoners is gepasseerd.

Naarmate het gemakkelijker werd in Amerika te reizen, verdween echter wel het isolement van Santa Fe. Toen alles geïmporteerd kon worden, kwam de lokale economie onder druk te staan. Ambachtslieden leidden rond de eeuwwisseling een kwijnend bestaan, en het is alleen aan een groepje invloedrijke blanke immigranten te danken dat de stad herleefde.

Authentiek

Adobe bepaalt het gezicht van Santa Fe. De oudste huizen zijn opgetrokken uit dit in de zon gedroogde mengsel van stro en aarde, maar ook moderne huizen van ander materiaal lijken nog steeds door beeldhouwershanden gemodelleerd. De muren bestrijken de warme kant van een schilderspalet – roze, oker en bruin. Als de zon ondergaat lijkt de stad in lichterlaaie te staan. Dol als ze zijn op contrast, hebben de bewoners hun deuren en raamkozijnen groenblauw of azuurblauw geschilderd. Platte daken worden gedragen door boomstammen die slechts van hun schors ontdaan zijn. Gaanderijen worden gestut door simpele pilaren, de decoraties zijn grof ambachtelijk.

Authentieker dan authentiek is het beroemde La Fonda Hotel dat weliswaar al bestond in 1610 maar in 1920 werd herschapen naar de trapsgewijze pueblo van Taos. Het bekende Museum of Fine Arts is niet uit adobe opgetrokken, maar is gewoon een constructie van hout, steen en beton waarvan de scherpe kanten zijn afgerond met een aardkleurige pleisterlaag. Het werd gebouwd in 1917 en geldt als een van de beste voorbeelden van de Pueblo-stijl (of Santa Fe-stijl) van bouwen.

Omdat Santa Fe open staat voor elke vorm van volkse traditie, aarzelt men niet om allerhande stijlmotieven door elkaar te gebruiken, tot en met de Azteken toe. Santa Feans ervaren deze speelsheid wel als aangenaam, nu de bouwverordeningen zo strikt zijn dat elke noviteit een lang gevecht vereist.

William Lumpkins, een schilder/architect die handboeken schrijft over bouwen met adobe, wijst er op dat tachtig procent van de wereld in adobe woont. ‘De enige voorwaarde is een droog klimaat. Het materiaal kost vrijwel niets, alleen de arbeid maakt het duur. De ontwikkeling van het bouwen in adobe staat niet stil, kijk maar in de buitenwijken waar schitterende experimenten staan.’ Lumpkins waarschuwt voor misplaatste nostalgie. ‘Wie verlangt er nu terug naar donkere huizen met aarden vloeren, verhard met bloed? Adobe vergt veel onderhoud, en moderne huizen worden als het ware verzegeld. De meeste authentieke huizen in Santa Fe zijn dan ook minder dan honderd jaar oud. De stijlprincipes zijn wel oud natuurlijk, maar wat je ziet is herschepping.’

Bedreiging

Traditie en vernieuwing gaan hier samen. In feite bloeit de Santa Fe-stijl juist omdat er geen sprake is van een bevroren verleden. Die bloei heeft er wel toe geleid dat het kleine, pittoreske en toch moderne stadje zo geliefd is geworden bij welgestelde Amerikanen, dat ze nu als een bedreiging worden ervaren. In haar kraampje achter de Plaza klaagt Mercedes Velarde dat de Spaanse bevolking uit het centrum van Santa Fe is verdwenen. Alles is opgekocht door galeries, dure winkels en restaurants. Op zijn beurt klaagt galeriehouder Nathaniel Owens – die zijn professoraat in ontwikkelingsstoornissen opgaf voor de kunsthandel – dat de hoge prijzen van de huizen in de buitenwijken (beginnend bij 700.000 dollar), de golfvelden en de suburbanisatie het oorspronkelijk karakter van de stad bedreigen.

‘Onzin’, reageert Christine Mather die een boek op koffietafelformaat vulde met foto’s van Santa Fe-stijl. ‘Ik geef toe dat ik er ook zo over heb gedacht, maar ik vind het nu een luxe-probleem. Welke stad zou niet dergelijke welgestelde burgers wensen? Ze kiezen bewust voor Santa Fe en maken zich druk over conservering! Tja, ik had me twintig jaar geleden ook in het centrum kunnen vestigen, en nu miljonair kunnen zijn. Maar dat heb ik niet gedaan. De rijke Anglo’s hebben het sociaal-economische klimaat veranderd, en dankzij hen is het cultuurbesef toegenomen. Hoe zou de economie eraan toe zijn zonder toeristen en kunst? Het bestaan van de Indianen zou wel heel armetierig zijn.’

Qua omzet in de kunst en kunstnijverheid zou Santa Fe nu de derde kunststad van de Verenigde Staten zijn. Galeriehouder Fred Cline schat het aantal galerieën – van high art tot folk art – op zo’n tweehonderd. In elk geval bestaat Canyon Road uit niets anders. Cline heeft over zijn omzet ook niet te klagen, vooral niet in het najaar als Santa Fe op zijn mooist is en de halve wereld er op bezoek komt. Santa Fe biedt voor elke smaak wat wils, voor de Amerikanen die Cline niet erg hoog aanslaat in hun kunstkennis, maar ook voor de Europeanen ‘die meteen snappen wat ze zien’. De Southwestern Art glijdt soms echter bedenkelijk af richting kitsch en daar begint dan de verwarring over wat die Santa Fe-stijl nu precies is.

Stijl als verkoopargument

Een deel van het probleem is de verwarring tussen stijl en mode, meent Christine Mather. Stijl wordt volgens haar over honderden jaren opgebouwd en heeft iets unieks. ‘Als ze mij vragen hoe het gaat met de Santa Fe-stijl, dan roep ik altijd ‘how is the Baroque doing?’ Ze wijst er op dat het begrip Santa Fe-stijl in 1912 bewust in het leven is geroepen als verkoopinstrument – om het toerisme te bevorderen.

Santa Fe’s bekendste feest, de verbranding van Zozobra waarbij alle somberheid van de bewoners in rook op zou gaan, is een bedenksel uit 1926. Antiek meubilair is onbetaalbaar en dus borduren ontwerpers en meubelmakers vrijelijk voort op de Spaanse koloniale stijl. Stoelen zijn niet meer Spartaans, maar worden elegant. ‘Iemand vraagt zich af hoe de Santa Fe-stijl ruikt’, schimpt Mather, ‘en, hop, er is een Santa Fe parfum op de markt. En wat Mark Miller opdient in het Coyote Cafe is een tongstrelende combinatie van nouvelle cuisine en Southwestern cuisine. Dat is ook Santa Fe. Het begrip is zo gevleugeld geworden omdat het een commercieel succes is, en daarom is het ook niet statisch.’

Desgevraagd wil ze toch wel proberen een lijn te onderscheiden in alle Santa Fe-artikelen die ze in haar boek heeft opgenomen. De strengen gedroogde pepers, Indiaanse ladders, uit blik gemaakte kandelaars en heiligenkastjes – ze zijn allemaal gebaseerd op oude tradities, niet altijd uit Santa Fe afkomstig. De stad is enkel de plaats waar alles samenstroomt. ‘Waar het in wezen op neerkomt’, zegt Mather, ‘is het ambachtelijk gebruik van eenvoudige materialen. Modder, hout, blik. Wat mensen aantrekt is de romantiek, die exotische waaier van ambachtelijkheid. De Santa Fe-stijl is in wezen een vorm van verzet tegen de kilheid van het modernisme.’

Inderdaad komt Santa Fe over als een eigenzinnig eiland in de tijd. Ze noemt zich dan ook zonder aarzelen The City Different. De aardkleurige bebouwing harmonieert zo met het ruige landschap van New Mexico, dat de stad zonder moeite opgaat in het landschap. Vanwege de verwarring van stijl en mode, zijn sommige bezoekers teleurgesteld als ze eenmaal het Palace of the Governors hebben bereikt. Uiteindelijk is dat niet meer dan een nederig gebouw dat schuilgaat achter een brede rij houten pilaren. Het is bruin en eenvoudig, zonder opsmuk. Maar wie zoekt naar de kern van de Santa Fe-stijl hoeft niet verder te gaan: dit gebouw van klei en zand is haar puurste belichaming.

New Age centrum

Soms is de bekoring zo groot dat schrijvers lyrisch worden over de Santa Fe-mystiek. Er hangt een waas van magie over de stad. Simone de Beauvoir schreef in 1947 dat men zich na New York en Chicago, na Los Angeles en San Francisco, ‘voelt overgeheveld naar een magisch land’. Sinds haar revival aan het begin van de eeuw, heeft Santa Fe zoekers naar lichamelijk en geestelijk welzijn aangetrokken. Eerst waren het de longpatiënten die genezing zochten in het droge woestijnklimaat op tweeduizend meter hoogte. Daarna kwamen de schilders en de schrijvers die de faam verder verspreidden – Georgia O’Keeffe was een van de beroemdste bewoners. En sinds 1980 is de New Age beweging hier nadrukkelijk aanwezig. ‘Je kunt hier gemakkelijker een massage krijgen dan een loodgieter’, spot Susan Hazen-Hammond.

Santa Fe bedwelmt. Alleen hier durft Jeanie Hawkins zulke enorme Indiaanse sieraden te dragen – turkoois in zilver gevat. In haar winkel tjokvol volkskunst geeft ze grif toe dat het Indiaanse massaspul zo kitscherig is als de pest, maar wie het leuk vindt, kan nauwelijks kiezen uit al dat moois. De schilderes Page Allen roemt de spiritualiteit van Santa Fe. Haar werk is exemplarisch: natuurlyriek die een magische glans krijgt.

‘Natuurlijk berust die magie op projectie’, zegt Christine Mather nuchter, ‘maar mensen komen hier om dromen na te jagen. Santa Fe heeft nu eenmaal een verschrikkelijk romantisch imago. De culturele versmelting, het harmonieuze en tolerante leefklimaat, de idealisering van de Indianen, het terug-naar-de-natuur-gevoel, dat trekt natuurlijk hordes mensen en niet iedereen vindt wat hij zoekt. Dan hoor je: Is this Santa Fe? Bitch, it’s expensive here!’

Vandaar ook dat de stad nogal wat doorstroming kent. Volgens Susan Hazen-Hammond vertrekt één op de twee nieuwkomers binnen twee jaar. ‘Lang niet iedereen past in deze stad. Californiërs kijken neer op Hispanics, terwijl het hier juist een pré is om Hispanic te zijn. Maar menig toerist komt ieder jaar terug. In Amerika’s grootste reistijdschrift bleek Santa Fe de populairste bestemming.’ Overigens kreeg de stad van de redactie wel een sneer, vooral omdat Santa Fe in de reiswereld al weer uit is. ‘De redactie gaf een denigrerend commentaar in het begeleidende stukje’, zegt Hazen-Hammond. ‘Ze hadden net zo lang gezocht tot ze in een parkje een gebruikt condoom hadden gevonden … but hey, real people do live here!’