Los Angeles is een razend moeilijke stad om te doorgronden,
laat staan te waarderen. Verslag van een bezoeker met twintig jaar
ervaring.
Door Frans Verhagen
Mijn bezoeken aan Los Angeles
beginnen steevast met dezelfde rit. Van Hacienda Heights, een half uur van
downtown, rijd ik over Colima Boulevard met zijn gated communities,
voorbij een kruispunt met benzinestation en minimall, linksaf langs de
boedistische tempel de heuvels in. Daar wordt de weg van vierbaans ineens
een tweebaanse slinger en omarmen de heuvels de reiziger. Hier en daar
staat een huis, een boerderij of een villa met paarden, stoffig en wat
ouderwets ogend. Cipressen en mediterraan aandoende struiken op de droge
bodem.
Na een kilometer of vijf opent het landschap zich weer. De weg wordt
weer vierbaans, zwart en recht, in de middenberm staan bloeiende
rododendrons en langs de kanten lage bungalows van hout, blauw of
lichtgeel geverfd, of in een redwoodachtige kleur. Driedubbele garages,
alles keurig aangeharkt en tiptop in orde. Terug in suburbia. Ik rijd naar
downtown Whittier, een straat met bomen, aardige winkels en een mooie
bioscoop, parkeer de auto en bestel in de Starbucks een frappucino. En dan
ga ik weer terug.
Geen bijzondere rit, zult u zeggen. Dat is waar. Maar het is een de
manier om Los Angeles weer in mijn systeem te krijgen. In dat korte
tijdsbestek krijg ik een dwarsdoorsnede van stad en geschiedenis. De saaie
suburbs, de Aziaten in Hacienda Heigths, waar mijn schoonouders wonen, de
minimalls en benzinestations, de tempel (de grootste buiten Azië):
allemaal heel Los Angeles. So far, zo onopmerkelijk.
Het is in de heuvels dat je ineens wordt teruggeworpen naar een Los
Angeles zoals ik het me voorstel voor de stad uit zijn voegen groeide.
Pastoraal, met verborgen valleien en sinaasappelgaarden, geïrrigeerd met
water uit de Rocky Mountains. Het stadje Whittier koppel ik automatisch
aan Richard Nixon -een beroepsafwijking, ik geef het toe. Hij sleet er
zijn jonge jaren in een conservatieve, gesloten Quackergemeenschap. In al
zijn lower class ambitie, rücksichloosheid en onzekerheid is Nixon voor
mij het archetype van de migrantenzoon, wiens ploeterende ouders Ohio en
Indiana verruilden voor de (soms valse) belofte van Zuid-Californië. Dit
mini-college Los Angeles is een opfrisser: ja, dit is L.A., oneindig veel
fascinerender dan ik dacht toen ik lang geleden voor het eerst werd
geconfronteerd met deze stedelijke wildgroei.
El Pueblo de Los Angeles
In de twintig jaar sindsdien ben ik hier vrijwel elk jaar geweest, soms
een paar dagen, vaak een paar weken. Ik zal niet zeggen dat ik L.A. ‘ken’
– dat doet zelfs een Angelo niet gauw. Maar ik weet de weg. Hieronder
mijn idee van een dag of vijf, zes van louter hoogtepunten. Nu is dat al
langer dan de meeste mensen in L.A. doorbrengen, gehaast als ze zijn om
snel door te gaan naar Death Valley, Las Vegas of Route One. Meestal is
L.A. een tussenstop. Begrijpelijk maar doodzonde.
Niemand ontkomt aan de Mexicaans/Spaanse oorsprong van El Pueblo de
Nuestro Señora la Reina de Los Angeles del Río Porciúncula, van het
Spaans dat overal wordt gesproken tot de mannen die ’s ochtends vroeg
bij de mall staan te wachten op een baantje. Op zondag ga ik graag naar
het historische district, El Pueblo, in downtown. Het verrassende is dat
er meer Hispanics zijn dan toeristen -authentieker dan je zou
verwachten. Op het plein ontmoeten mensen elkaar, praten bij, gaan naar
het kerkje en steken een kaarsje op bij het Mariabeeld. Opgedofte
kinderen, de meisjes in witte kanten jurkjes, rennen rond in Olvera
Street, een populaire marktstraat, toeristisch en toch ook weer niet, met
veel restaurants. Ik wandel er graag rond, voor een inkijkje in de wereld
van de barrio’s elders in de stad die ik nooit zal kennen.
Naast El Pueblo ligt Union Station, een gebouw dat luidkeels roept: dit
is L.A. Het station is een mooi voorbeeld van de ’tuinstijl’ van
Zuid-Californië, met verkoeling biedende hofjes, hoge plafonds met houten
balken, marmeren vloeren.
Ook onmiskenbaar L.A. is het in 1928 gebouwde stadhuis, een minuut of
vijf lopen van El Pueblo. L.A. heeft weinig herkenbare gebouwen, maar dit
is de bekendste. Tot 1966 was deze toren de hoogste van de stad, simpelweg
omdat gebouwen vanwege aardbevinggevaar niet hoger mochten zijn dan
dertien verdiepingen. City Hall was de enige uitzondering. Voor een trip
naar het observation deck moet je reserveren en daar ben ik dus nooit
geweest.
Op zo’n zondag ga ik graag lunchen in Chinatown met dim sum, hapjes
die je van de rondrijdende karretjes haalt. In Chinatown wonen zo’n
15.000 Chinezen maar het verhaal van deze bevolkingsgroep speelt zich
elders af, in de steden als Alhambra, San Gabriel en Monterey Park,
snierend ‘Asian restaurant cities’ genoemd. Daar wonen tegenwoordig de
Chinezen van L.A., de grootste gemeenschap buiten Azië. Met de beste
restaurants, zeggen ze.
De etnische variëteit in Los Angeles is verbluffend. Over een paar
jaar zal in Californië de blanke kaukasiër een minderheid vormen. Daar
wordt heel wat over gejeremieerd maar in Los Angeles is dat al lang zo. Ik
ken geen stad met zo’n verbijsterende multiculturele samenstelling. Je
kunt geen volk bedenken of ze hebben wel een vertegenwoordiging in
Zuid-Californië. Mij hoort u niet klagen. Wie wil zien hoe tweede en
derde generatie immigranten als vanzelf integreren, kan hier bewijzen voor
zijn optimisme vergaren. Of zou het toch verschil maken dat ze allemaal
Amerikaan willen zijn?
Hollywood en Melrose Avenue
Wat is er Amerikaanser dan Hollywood? Ik geloof niet zo in
cultuurimperialisme maar Hollywood als symbool heeft ook voor mij enorme
kracht. Voornamelijk negatief: de filmindustrie tast alles aan wat het
aanraakt. Maar goed, wij consumenten kopen het, dus neem het ze eens
kwalijk. Zeker is dat Hollywood het bekendste stukje is van Los Angeles.
Je mag het niet missen, maar wat precies is mij niet duidelijk.
Okay, u moet even gaan kijken bij Mann’s Chinese Theatre, voor de
nostalgie en de handafdrukken in het beton. Twee miljoen mensen per jaar
doen dat en afgelopen zomer was ik één van hen. Het viel niet mee.
Hollywood Boulevard was op die mooie weekenddag gewoon een drukke straat met
een wassenbeeldenmuseum, een Ripley’s Believe it or Not en een Guiness
World Records Museum, veel winkels met T-shirts en andere prullaria –
een soort Dam dus – en een paar mooie theaters waar kinderen op
voorstelling stonden te wachten.
Het bizarre is dat ons beeld van Hollywood relevanter is dan Hollywood
zelf, en de filmfan zal dus beter aan zijn trekken komen in Universal
City, waar Hollywood helemaal is zoals je het verwacht. Wie zijn
informatie wat meer low key wil maar met meer inhoud, zou moeten overwegen
de enige nog actieve studio in Hollywood te bezoeken, op de Paramount
Studios tour (5555 Melrose Boulevard). Ik heb me laten vertellen dat die veel
leuker is.
Persoonlijk ga ik liever naar Melrose Boulevard tussen La Brea Boulevard
en Fairfax Boulevard. Volgens de reisgidsen is deze buurt niet zo cool meer
sinds de komst van de Gap, Banana Republic en andere bekende winkels. Maar
ik ben niet zo cool en de winkeltjes zijn leuk genoeg, net als de
restaurants en terrasjes. Ik mag ook graag in deze woonwijken rondlopen,
om niet te vergeten dat er in L.A. wijken zijn die sfeer uitstralen. De
architectonische ratjetoe is een verademing vergeleken met de suburbs. In
deze buurt zitten ook een hoop kunstgalerieën, die tot mijn ergernis op
zondag zijn gesloten. Heel on-Amerikaans.
Eenmaal op Melrose zijn we niet ver van West Hollywood, een hippe
uitgaansbuurt, tevens, zoals zo vaak, het hart van de gay- en lesbian
gemeenschap. Ik ga meestal door naar Sunset Boulevard, waar veel restaurants
zijn en mijn favoriete boekhandel: Book Soup (8818 Sunset). De restaurants
zijn leuk, zij het niet de culinaire top. Vaak hebben ze terrasjes. Soms
kom je er met geen mogelijkheid in, in Spago bijvoorbeeld – als je dat
zou willen dan. Sterren zijn hier kind aan huis. Zo werd in een zijstraat
de acteur Hugh Grant aangetroffen met een prostituee in zijn schoot en
loopt menig Hollywoodidool met teveel drank of drugs in zijn lijf tegen de
wet aan of valt dood neer zoals de filmster River Phoenix deed voor The
Viper Room.
Downtown
Dat Los Angeles de stad is van de auto hoef ik u niet te vertellen.
Zonder het ding doe je hier gewoon niets, het openbaar vervoer is er wel
maar onhandig en tijdrovend, al probeert de nieuwe metro dat wat te
verbeteren. L.A. is simpelweg een horizontale stad. Uitgestrekt en
uitgerekt. Altijd geweest, al in de tijd van de haciënda’s. De eerste
suburbs ontstonden aan de eindpunten van de tram- en trolleylijnen.
Een onverslijtbare mythe wil dat de autobedrijven het openbaar vervoer
de nek omdraaiden. Dat is teveel eer. De burgers zelf deden het, door in
1926 geen geld beschikbaar te stellen voor vrije trambanen. Ze zaten
liever in de auto – toen al. En in de file stonden ze voortaan naast de
vastgelopen tram, dat voelde beter. Voor het openbaar vervoer was het een
doodvonnis.
Een andere mythe is dat L.A. nooit een downtown had. Ik daag u uit de
oude foto’s te bekijken. Het zal wel komen door die grap dat L.A.
bestond uit zes suburbs op zoek naar een stad. Feit is wel dat naarmate
het aantal suburbs groeide het hart van de stad steeds leger werd. De
afgelopen vijftien jaar is de downtown in veel opzichten verbeterd, maar
wonen is er nog steeds geen belangrijke activiteit. Dat geldt overigens
niet voor de daklozen, verslaafden en prostituees die op 5th en 6th
kamperen, letterlijk: op het trottoir staat een tentenkamp waar het
menselijk wrakhout van Zuid-Californië aanspoelt. In de sjofele hotels
rond die straten wonen de mensen die nog net niet van de laatste sport van
de ladder zijn gevallen. Laat u niet vertellen dat dit het gevolg is van
de grijp- en graai-jaren negentig. Deze straten zijn het oorspronkelijke
skid row, ze bestaan al bijna honderd jaar. Dat maakt het niet minder
shockerend.
Wilshire Boulevard
Iemand heeft ooit gezegd dat wie naar Los Angeles komt voor de musea
een pathetische figuur is. Nou ja, vooruit dan maar. Waarschijnlijk was
het dezelfde Oostkust-snob die het LA County Museum aan Wilshire Boulevard
kwalificeerde als ‘shopping mall’-architectuur omdat het uit
verschillende delen bestaat en een open binnenplaats heeft. Zal best, maar
ik mag er in de weekends graag naar de big band luisteren en het museum
heeft een uitstekende permanente collectie en interessante
tentoonstellingen (goede fotografie).
Dit stukje Wilshire Boulevard heet de Miracle Mile. Zo’n naam kan
natuurlijk alleen maar een projectontwikkelaar bedenken – de visionair
die over dit karrenpad de eerste oost-west verbinding aanlegde.
Aanvankelijk lagen langs Wilshire inderdaad dure kantoorgebouwen,
appartementen en winkels, en het museumkwartier. Na de oorlog verbleekte
het wonder behoorlijk, maar de laatste jaren lijkt er weer wat muziek in
te zitten en het museumkwartier is zelfs weer een leuke woonbuurt
geworden. Behalve voor het County Museum kom ik hier ook voor de La Brea
Tar Pits, smerig pruttelende meertjes vol teer. In de loop van duizenden
jaren vielen Indianen, sabeltandtijgers, wolven, mammoeten en andere
dieren in deze pekpoel: de Pits bevatten de grootste fossielenconcentratie
ooit gevonden. Die zijn te zien in het Page Museum, een soort ondergrondse
bunker met alweer een leuk museum. Vooral de kinderen zijn er dol op.
Een stukje Miracle, meer Dreaming eigenlijk, heeft Wilshire wel te
bieden bij de kruising met Rodeo Drive, in downtown Beverly Hills. Het
schijnt het drukste punt van de stad te zijn, ’t is maar dat u
gewaarschuwd bent. Dit is vooral een plek om te kijken, tenminste als u
bent geïnteresseerd in protserige auto’s met dito types die net een
paar duizend dollar hebben stukgeslagen in winkels waar u met shorts aan
niet eens binnenkomt. Ik test de limieten op mijn creditcards liever
elders.
In dit rijke dorp moet ik altijd denken aan de televisieserie waarmee
ik opgegroeid, The Beverly Hillbillies. Dat was het verhaal van een
familie ergens diep in de Appalachen die opeens onmetelijk rijk werd toen
er olie op hun terrein werd gevonden. Ze laadden meteen hun hele hebben en
houden op hun gammele truck, inclusief oma op haar schommelstoel, om naar
Zuid-Californië af te reizen – natuurlijk, waar ga je anders heen? Ik
herinner me de slijmende bankier, de boerenslimme Jed en vooral Granny die
met een buks onwelkom volk wegjaagde. Het is een herkenbaar beeld. Hier
wonen rare, wereldvreemde snuiters achter hoge hekken. Ze staan keurig
aangegeven op de kaartjes die overal te koop zijn, maar je ziet ze niet.
De filmsterren waren de eersten die gated communities creëerden. Mick
Jagger mag dan gewoond hebben naast Julie Andrews, en Elton John naast
Ingrid Bergmann, en natuurlijk was Dean Martin een buur van Sammy Davis,
maar je ziet ze niet over de heg heen kleppen over de kinderen, roddelen
over Madonna of een kopje suiker lenen. De Hillbillies voelden er zich dan
ook nooit thuis.
Getty Museum
Olie was de primair bron van Zuid-Californië’s rijkdom, niet van de
Appalachen. J. Paul Getty was zo’n olieboer. Getty zwom in het geld,
kocht in Europa hele kunstcollecties op en liet zijn vermogen na in een
gigantisch fonds. Tot begin jaren negentig was een deel van de collectie
te zien in Malibu, in een Romeinse villa. Nu is er het nieuwe Getty
Center, gebouwd boven op een heuvel in Brentwood. De uitstraling is er een
van de Akropolis van Los Angeles, of zo u wilt een Italiaanse citadel.
Architect Richard Meier kreeg er de nodig kritiek op maar ik ben compleet
gevallen voor dit gebouw. De collectie is fabuleus, genoeg om een paar
keer terug te komen, maar voor dat gebouw! ‘Als God het geld had, dan is
dit misschien wat hij zou doen’, vatte een criticus het mooi samen.
Zelfs als u niets om kunst geeft, moet u er heen. Het is nog gratis ook.
Klik ook hier.
Ik combineer het Getty Center vaak Santa Monica. Liefhebbers van
Raymond Chandler herkennen zonder moeite Bay City uit zijn Farewell my
Lovely, anderen zal Palissades Park bekend voorkomen, simpelweg omdat deze
strip van veertien blokken met palmen, gras en banken, uitkijkend over het
lager liggend zandstrand, zo vaak gebruikt wordt als beeld van Los
Angeles. De gerestaureerde Pier, waar Route 66 eindigde, is erg populair,
maar mij trekken de galerieën het meest, met name Bergamot Station,
genoemd naar een oud eindstation van de trolley. Het is nu een soort
verzamelgebouw voor kunstzaken (veel fotografie, ook hier). Inmiddels is
ook de Third Street Promenade een van de L.A. meest populaire bestemmingen
geworden. In projectlingo is dit een ‘destination street’, voor mij is
het gewoon een shopping mall in de vorm van een winkelstraat. Geniaal
idee!
Bij Venice Beach, wat verderop in de richting van LAX, kom ik niet
vaak. Dat gedoe met het powerpumping en de spierenballen op de Venice
Boardwalk heb je na één keer wel gezien. En het is er druk, vooral op
zondagmiddag, met veel opgeschoten jongeren die duidelijk energie over
hebben en veel politie die daarop anticipeert.
Disney
Pretparken roepen bij mij gemengde gevoelens op. Het valt me moeilijk
ervan te genieten om met tienduizenden anderen rond te hollen, of vaker,
stil te staan in een eindeloze rij, in een kunstmatige omgeving, wachtend
op attracties die veelal niet uitkomen boven superopgefokt kermisvermaak.
Aan de andere kant: mijn kinderen zijn er gek op en dat stemt me milder.
Fascinerend zijn ze in elk geval wel en dat geldt zowel voor Disney als
voor Knott’s Berry Farm dat oude Walt als voorbeeld diende. Vooral de
Haunted Mansion en de Pirates of the Carribean zijn nog steeds toppers. De
achtbanen, Scream-apparaten en hersen- en maagklutsende zwaaibakken kunnen
me allemaal gestolen worden. Gelukkig mogen kinderen er pas in als ze een
jaar of tien zijn. Tot die tijd zijn draaimolens, Merlijn de Tovenaar en
dergelijke eigenlijk best wel leuk. Mijdt It’s a Big World als u niet
dagen lang met dat pokkedeuntje rond wil lopen.
Sinds februari 2001 heeft Disney ook California Adventure, een
themapark dat laat zien wat je ziet als je rondreist in California. Een
postmoderne exercitie waarvan me de zin ontgaat en waar bezoekers niet
voor stormlopen – ze gaan gewoon naar het echte spul. Pretparken zijn
duur. Voor mijn kinderen regelt grandma vaak goedkope kaartjes
bijvoorbeeld bij Ralph’s, een grote drogist. Officieel zijn ze voor
locals, maar ik weet niet hoe en of ze dat controleren. Het maakt een
bezoek iets dragelijker.
Crystal Cathedral
Verrassend misschien, maar charismatische predikanten en
Zuid-Californië hebben een hechte band, die jaren teruggaat. Tussen 1910
en 1930 kwamen honderdduizenden mensen uit het Midden-Westen naar
Zuid-Californië, met medeneming van hun plattelandspredikanten. Het was
de tijd dat Long Beach wel Iowa Beach werd genoemd. In de depressie kwamen
daar nog de honderdduizenden bij die het platteland van de Dust Bowl
ontvluchtten.
Kortom, Los Angeles is doordrenkt met het Midden Westen en dat merk je
onder andere in de geloofsbeleving. Er was bijvoorbeeld Bob Shuler, de
ultieme Bible Belt predikant, geboren in Tennessee, begonnen als dominee
in Texas en in 1920 opgedoken bij een kleine, zwaar in de schulden
zittende gemeente in downtown L.A. Binnen tien jaar bouwde Shuler die uit
van 900 tot 42.000 leden, betaalde alle schulden en werd een invloedrijk
figuur. In 1927 slaagde hij er zelfs in zijn eigen kandidaat voor
burgemeester gekozen te krijgen, John Porter, een voormalig verkoper van
auto-onderdelen uit, juist, Iowa. De macht van Shulers radiostation en
zijn kleine luyden als kiezersblok werd pas in de depressie gebroken.
Mijn favoriet in Californië’s rariteitenkabinet is Aimee Semple
McPherson, een vurige predikante die in 1919 uit Rhode Island kwam. Ze had
al snel een schare om zich heen verzameld, bouwde een grote kerk maar
leeft vooral voort als hoofdpersoon van een kidnap- en sexschandaal (wat
anders?). McPherson preekte in een stijl die aansprak bij haar publiek,
laag opgeleide, goedgelovige filmliefhebbers. Ze ontwikkelde een techniek
van verklede preken. Gekleed als een footballspeler verkondigde ze dat ze
‘carried the ball for Christ’; als een politieman op een motor ‘arresteerde’
ze de zonde en riep haar publiek op vaart te minderen op weg naar de
ondergang; met een hooivork joeg ze de duivel weg. Het orgel van de Temple
donderde op de achtergrond, met een brass band en een enorm koor –
spektakel. Het schandaal was dat ze in 1926 voor een maand verdween met
een lid van het kerkbestuur. Na terugkeer verklaarde de predikante dat ze
ontvoerd was geweest, maar al snel werd duidelijk dat McPherson’s
hormonen de dader waren.
Ik vertel dit om u over te halen, als u toch in Anaheim bent, ook de
Crystal Cathedral te bezoeken. Het blinkende, helemaal uit glas
opgetrokken domein van Robert Schuller, een tv-predikant met een
optimistische boodschap van eigen kracht en zelfvertrouwen, borduurt voor
op deze erfenis van het Midden-Westen. Een brave man leidde me niet alleen
rond maar maakte me ook deelgenoot van zijn diepste innerlijke motivatie
om met Schuller te werken – en diens zoon, want het is een
familiebusiness. Ik vond het fantastisch: imposant gebouw en de
beeldengroepen met bijbelscènes konden niet prulleriger en kitscheriger.
Mijn filosofie is dat als je dit soort dingen wilt doen, je ze goed moet
doen. En dat doet Schuller. Verder heeft Anaheim verdraaid weinig te
bieden, met uitzondering van de Orange County Fair als die toevallig net
bezig is. Behalve kermis is het een plek waar kinderen de mooiste varkens,
koeien en kippen komen laten zien. Om te onderstrepen dat het platteland
toch nooit erg ver weg is.
Huntington Library
Over het Midden-Westen gesproken, eens was Pasadena, aan de voet van de
San Gabriel Mountains, een paradijs voor pioniers uit Indiana. Ook zij
kwamen om beter te boeren. Hun sinaasappelgaarden zijn inmiddels
verdwenen, maar Pasadena blijft een paradijs van stedelijk wonen. Brede
straten met groene voortuinen, huizen met veranda’s. In de buurt van de
onvolprezen Huntington Library schitterende huizen – dit is een stad
voor de geprivilegieerde burger van Los Angeles.
Een van die burgers was Samuel Huntington, een rijke spoorwegmagnaat
die zijn huis en zijn fantastische kunstverzameling naliet aan het
publiek. Bovendien had hij uitzonderlijk mooie tuinen die het mooiste
laten zien wat Zuid-Californië heeft te bieden. Het is een van mijn
favoriete plekken in Los Angeles. Ik combineer het meestal met Old Town
Pasadena en met het Norton Simon Museum.
Heb ik genoeg van musea, stad en freeways, of wil ik gewoon eens wat
anders dan neem ik vanuit Pasadena Highway 2, de bergen in. De Angeles
Crest Highway is zo mooi al hij klinkt, omhoog kruipend door Angeles
National Forest. Ik rijd meestal om maar wat te rijden, zij het niet in de
weekends als veel Angelo’s de hitte ontvluchten. Logischer is het om
Mount Wilson Observatory als bestemming te nemen, aan een zijweg. Deze
sterrenwacht werd opgezet in 1904 en was rond de jaren twintig de
belangrijkste post ter wereld (zie ook het artikel over L.A. licht). Nu is
er te veel kunstlicht om goed naar sterren te kunnen kijken en richt men
zich op de zon. Het museum is leuk, het uitzicht fantastisch.
Exposition Park
Los Angeles is de enige stad waar de Olympische Spelen twee keer zijn
gehouden: in 1932 en in 1984. In beide gevallen was de locatie Exposition
Park, waar L.A. al sinds 1872 zijn fairs, carnivals en kermissen houdt. En
dus ook de grootste kermis van allemaal. Van de spelen van 1984 herinner
ik me vooral de schrille patriottistische retoriek toen de Amerikanen
alles wonnen (na een Russische boycot) en president Reagan daar meteen
maar zijn verkiezingscampagne mee begon.
Deze enclave, in een verder weinig aantrekkelijk deel van de stad, is
verrassend plezierig. Het nieuwe California Science Center is een hit bij
de kinderen, met veel hands on spul. Gegarandeerd genoeg om de kinderen
een paar uur bezig te houden. Dat geldt ook voor het Natural History
Museum, iets verderop gehuisvest in een Spaans renaissance gebouw uit
1913. Een landmark is Exposition Park Rose Garden. Met zijn 20.000
rozenstruiken in minstens 190 varianten, is de tuin erg populair voor
trouwpartijen – de rozen bloeien in Californië van maart tot november.
Vooral Hispanic paren komen hier graag, soms in een strechlimo, soms in
een roestbak, maar altijd kleurrijk en feestelijk.
Strand zoals strand bedoeld is
Los Angeles is natuurlijk niet compleet zonder strand. Keuze genoeg,
dus laat ik er kort over zijn. Mijn favoriet is Manhattan Beach, een
strand zoals strand bedoeld is. Breed met fijn zand, een niet te wilde
golfslag, weinig onderstroom, keurige guards, geen vieze honden op het
strand (dat mag niet), beachvolleybal aan het einde van de dag,
fiets/wandel/skate pad langs de zoom. Wat wil je nog meer?
Bij wijze van alternatief zak ik ook wel eens door de heuvels af naar
Laguna Beach, helemaal aan de zuidrand van L.A. Wat elitairder maar ook
daar met het kenmerkende hedonisme van
Zuid-Californië. Voor surfers moet
je ergens anders zijn. Ik ga er nooit speciaal voor heen, maar bij Malibu
schijnt het beste strand te zijn: Surfrider County Beach. Eigenlijk is de
hele kust tussen het vliegveld en Point Dana aantrekkelijk, met
uitzondering van het havengebied rond Long Beach.
In dit korte bestek zijn natuurlijk niet alle interessante punten van
Los Angeles aan de orde gekomen. U zou er misschien ook niet veel aan
hebben: als toerist doe je toch even net wat anders dan als local. Maar
laat ik zeggen dat mijn bezoeken aan Los Angeles niet compleet zijn zonder
Chinese, Mexicaanse en Japanse restaurants, een bezoek aan een bowling
alley, een (eenmalige) exploratie van een Safeway supermarkt, met Sixties
Rock op de Freeway zoeven, het Getty, Book Soup en elke dag het uitzicht
vanuit Hacienda Heights uitkijkend over de vlakte van Los Angeles naar de
San Gabriel Mountains, soms kraakhelder, soms in een waas. Achter die
bergen ligt een andere wereld. Los Angeles is een geval apart.