Zeven dagen in Zuid Arizona
Klik hier voor de eerste zeven dagen in Arizona (het noordelijk deel)
Door Frans Verhagen
Arizona hangt uit het lood: het noorden veel hoger dan het zuiden. Het
hoogste punt, Humphrey’s Peak, ligt in de San Francisco Peaks bij
Flagstaff. Het laagste punt, het afvoerputje van negentig procent van al
het water in de staat, ligt op maar twintig meter hoogte, in het
zuidwesten waar de Colorado River in Mexico aankomt. Alles roetsjt naar
beneden. We go with the flow, zou je voor onze trip kunnen zeggen,
en na een week in Noord-Arizona (zie de vorige Amerika) verkassen we voor
de tweede helft van onze voorjaarsvakantie naar het zuiden van de staat.
De overgang is indrukwekkend genoeg. Van een relatief hoog plateau met
veel bossen, canyons – dé canyon -, mesa’s en hooggelegen
woestijngebied, komen we in een vlakker, in eerste instantie niet eens zo
woestijnachtig gebied. Zeshonderd meter lager zijn we in de Sonoran Desert,
de enorme woestijn die in verscheidene vormen van extreme droogte het
noorden van Mexico en het zuidwesten van de Verenigde Staten in zijn greep
houdt. Hier in Arizona ligt het meest gematigde deel. De Lower Sonoran
Zone, om precies te zijn.
We blijven in het oosten van de staat, dicht tegen New Mexico aan.
Nadat we uit de White Mountains rondom Greer zijn afgedaald volgen we
Route 191. Aan onze linkerhand, op de grens met New Mexico, ligt een
noord-zuid lopende bergrug, alweer een San Francisco Mountains – de
heilige is hier bepaald populair. Het is een lange dag in de auto: van
Greer (2800 meter hoog op het Mogollon Plateau) naar Bisbee, vrijwel op de
grens met Mexico.
We zitten voor deze ene keer bijna de hele dag in de auto. Niet
misselijk. De kinderen vinden er in elk geval weinig aan. We weten dat
lange tochten, ook door mooi terrein, niet aan hen zijn besteed. Ik vertel
wat over de Apache en Cochise en Geronimo (we rijden door Apache National
Forest) maar dat kan hun enthousiasme niet merkbaar verhogen.
We volgen de 191, met een klein stukje I-10 in de bodem van de staat,
en dan verder tot aan de grens met Mexico, naar Douglas, het
grensplaatsje. Ik herinner me een expeditie, jaren geleden, toen ik bij
Laredo/Nuevo Laredo in Texas de grens overstak. Het was een haast
surrealistische ervaring, van de ene wereld in de andere, verbonden door
een loopbrug. De vervreemding werd nog vergroot door een reportage over
illegale immigranten die we er toen maakten. Ik neem me voor om de komende
dagen nog een keer op de grens af te gaan. Maar onze eerste bestemming is
Bisbee, een zilvermijnstadje dat ooit de reputatie had aardig wild te
zijn, zelfs voor het wilde westen.
Sluip door, kruip door
Bisbee groeide van een kamp van mijnwerkers, opgezet in 1877, uit tot
een rijke stad met imposante Victoriaanse huizen rond de eeuwwisseling –
toen het een van de belangrijkste steden in het westen was. Brewery Gulch,
een zijcanyon in het stadje, had in die tijd zo’n vijftig saloons en
Bisbee stond bekend als hét uitgaanscentrum voor de wijde omstreken. De
rijkdom van de stad lag opgesloten in de kopermijnen, waar deels onder de
grond deels in gigantische open mijnen het erts werd gedolven. In 1880
kocht Judge DeWitt Bisbee de Copper Queen Mine, samen met een groep
Californische zakenlui. Het stadje werd naar de rechter vernoemd, maar
zelf kwam hij er nooit. Een concurrende mijn, Phelps Dodge Company,
opereerde in het zelfde gebied. Ze kwamen er achter dat de rijkste lagen
erts op de grens van beide terreinen waren te vinden maar in plaats van
wat je zou verwachten – gevechten, toch minstens in de rechtszaal –
besloten beide hun krachten te verenigen. Het was koper dat Arizona rijk
maakte, zo rijk dat als herinnering daaraan de State Capitol in Phoenix
nog steeds een koperen dak heeft.
Bisbee is een plezierig stadje waarvan huizen rondgestrooid lijken op
de omliggende heuvels of dicht bijeen gepakt in de canyons. Het is een
stadje met een buitengewoon aantal trappen, sluip door, kruip door. Ik
laat me vertellen dat dit ook de reden is dat er geen postbezorging is in
Bisbee. Inwoners moeten zelf hun post ophalen, naar voorkeur een bron van
sociaal contact of van dagelijkse ergernis.
De stad ligt hoog genoeg om een relatief koel, aangenaam klimaat te
hebben. Er schijnen nogal wat gepensioneerde mensen te wonen – inclusief
vroegoude hippies. We hebben gekozen voor verblijf in het Copper Queen
Hotel, aangelegd, natuurlijk, door de mijnonderneming, en ik moet zeggen
dat dat aanmerkelijk bijdraagt aan de charme ons bezoek. Het in 1902
geopende hotel heeft een aantal kamers en gemeenschappelijke ruimtes in
stijl hersteld en ligt zowat naast het museum van Bisbee en tegenover de
ingang van de mijn. Ook nog naast Brewery Gulch, maar hoe wild dat ook
ooit geweest mag zijn, tegenwoordig is het een wat tamme bedoening. In de
Copper Queen Hotel Saloon schijnt in het weekend live muziek te zijn, maar
daar blijven we toch echt niet voor. In de paar koffiehuizen en
galerietjes van het stadje blijkt ook iets van een ouderwetse jaren zestig
sfeer: blijkbaar hebben ook wat op leeftijd zijnde hippies hier hun
toevlucht gezocht.
Helm, lampen gele jassen
De volgende dag in het museum lees ik over de opbloeiende
vakbondsactiviteiten aan het begin van de twintigste eeuw, de gevechten
met de bazen, culminerend in de Bisbee Deportation. Ik had daar nog nooit
van gehoord, maar in vakbondskringen was het een berucht werkgeversexces:
in juli 1917 werden meer dan duizend stakende mijnwerkers zonder pardon
gewapenderwijze in veewagons gejaagd en de staat uitgezet. Het welzijn van
Bisbee zelf ging op en neer met de koperprijzen. De mijnwerkers hadden
gestaakt, wat ze, zo midden in de Eerste Wereldoorlog kwam te staan op
beschuldigingen van landverraad en communisme, en hoewel de regering in
Washington de deportatie onderzocht, besloot ze dat er geen wetten waren
overtreden.
In 1951 opende Phelps Dodge de Lavender Pit, om een nieuwe, open pit-techniek
te gebruiken waarbij gewoon een groot gat wordt gegraven en uit het afval
de kopererts wordt gezeefd. Mooier wordt het landschap er niet van, maar
het leverde banen op en Bisbee klaagde niet. De pit besloeg 300 acres (120
hectare) en toen hij gesloten werd in 1974 was het gat ongeveer anderhalve
kilometer lang, 800 meter breed en 300 meter diep. De als een trechter
toelopende pit heeft vijftig terrassen.
Dit lelijke gat in de grond – geen methode van mijnbouw is zo
milieuonvriendelijk als deze – bekijken we vanaf de parkeerplaats langs
Route 80. Met de teruglopende vraag naar koper ging ook de ondergrondse
mijn dicht. Bisbee had een ghost town kunnen worden maar veel
mijnwerkers bleven (trouwens ook veel mensen in het naastgelegen
troosteloze stofdorp Warren, een soort fabrieksstad). Hoewel de komst van
uitgeraasde hippies in de jaren zeventig, tot de nodige conflicten leidde,
zorgden zij er uiteindelijk voor dat de geschiedenis van het mijnstadje in
toerisme werd omgezet.
We hebben ons opgegeven voor een bezoek aan de ondergrondse mijn. Het
wordt een mooie onderneming, inclusief helm, lamp en gele jassen, en
geleid door een ex-mijnwerker die alles weet van hoe het indertijd aan
toeging. We gaan diep genoeg om te voelen hoeveel kouder het daarbinnen
is, maar van het gangenstelsel van 250 kilometer, op vier verschillende
niveaus, doen we maar een miniem deeltje.
Woud van pilaren
Vlakbij Bisbee vinden we Stadie Dell Trailer Park, niet zomaar een
RV-camp zoals je ze overal hebt, maar een terreintje aan de rand van de
stad waar een stuk of acht ouderwetse caravans staan, house trailers:
van die mooie aluminium gevallen, sigarenkokers op wielen. Eens was Shady
Dell gewoon een RV-terrein, nu is het een motel: je kunt een nachtje
doorbrengen in een Airstream, een Mano of een Royal Mansion, met
interieurs die nog geheel in stijl zijn, dat wil zeggen, een nostalgische
trip naar de jaren vijftig. Bij de ingang staat Dot’s Diner, een
ouderwetse eethoek die helaas niet open is als wij er een nostalgische
hamburger willen consumeren.
Vanuit Bisbee maak ik een dagtrip naar Chiricahua National Monument. Ik
had daar tevoren, eerlijk gezegd, nog nooit van gehoord, maar mijn
onvolprezen Moon Travel Handbook zorgde ervoor dat ik geïntrigeerd
raakte. Dit was een van de plekken waar Geronimo, de laatste Apache Chief
die de blanke binnendringers het leven zuur maakte, zich verborg als hij
niet gevonden wilde worden. En reken maar dat ze hem in Chiricahua niet
konden vinden. Want dit park, een waar natuurwonder van opstaande rotsen,
is een doolhof waar geen verstandig soldaat zich zou wagen.
Door de specifieke gelaagdheid van de bodem, de erosie door lucht en
water, is hier een soort woud ontstaan van pilaren – ‘het land van de
rechtopstaande rotsen’, zoals de Indianen zeiden. Fantasieloos als
altijd noemden de blanken het ‘wonderland of rocks‘. Ook
toepasselijk maar toch wat bleek.
Chiricahua is een prachtig park. Vanuit de vlakte waardoor ik van
Bisbee naar het park rijdt – en vlak is het enige juiste woord voor dit
desolate stuk dor woestijngras – met aan mijn rechterhand, zwart en
dreigend, de Chiricahua Mountains. Vanuit die hete vlakte is Geronimo’s
schuilplaats niet onmiddellijk evident – allicht niet, zou je zeggen.
Rijd je eenmaal die onherbergzame – en veel koelere – heuvels binnen dan
ben je ineens in een andere wereld. Niet direct de wereld van Geronimo,
dat zou teveel gevraagd zijn, maar een wereld van bizarre steenvormen, van
mooie wandelingen, veel dieren die de verschillende sky islands
(hoog op rotspilaren gelegen stukjes met een andere klimaat) bevolken. Een
Grand Canyon is het niet, laten we het houden op Small Canyon –
wel degelijk een natuurfenomeen.
Stom dat ik niet de gelegenheid heb te kamperen en zo wat meer dagen er
rond te wandelen, maar ja, een campingtrip zat er dit jaar nu eenmaal niet
in . Ik gebruik de dag zo goed mogelijk en het is al donker – de avond
valt vroeg hier – als ik terugkeer in Bisbee.
Het thuisfront heeft zich die dag vermaakt met het zwembad, het lokale
museum en andere minder inspannende activiteiten. Fair enough. Ik
vertel de kinderen over Geronimo maar het is uiteindelijk een triest
verhaal, een verhaal over hoe dit land werd ingepikt door botte blanken
die het leger gebruikten om hun gestolen goed te beschermen. En dat ze het
wandelen hebben gemist, daar zijn ze niet echt rouwig om.
De volgende dag ga ik nog eens naar de grens tussen Mexico en de VS. Op
de grensovergang bij Naco is het akelig stil. Er gebeurt hier niet veel,
bevestigt een grenswacht. Veel dagelijks verkeer, mensen die gewoon aan
deze kant werken. De grens zelf is een fors hek, een meter of drie hoog,
met af en toe een gat erin waardoor je kunt zien wat er aan de andere kant
gebeurt. Dat is evenveel als aan deze kant: helemaal niets. Het ziet eruit
als wat het is: een stoffig Mexicaans dorp. Een haan kraait, maar dat is
zowat het enige teken van leven aan de andere kant. Aan deze kant is dat
een truck van de Border Patrol die door het stukje niemandsland voor het
hek patrouilleert. Ondanks het hek oogt het allemaal minder dreigend en
onvriendelijk dan ik me herinner van Laredo of Tijuana, in Californië.
Natuur op de stoep
We nemen afscheid van Bisbee, richting Tucson. Onderweg leggen we aan
in Tombstone, een van de bekendste plaatsen in het Wilde Westen,
voornamelijk vanwege de befaamde OK Corral Shoot Out. Dat zullen we
dan ook weten ook. Tombstone blijkt een gigantisch toeristenparadijs (een tourist
trap op zijn Amerikaans). Ieder half uur voeren een stel malloten een shoot
out uit in Main Street, als een soort opwarmertje voor de re-enactment
van de OK Corral, waarvoor je dan wel een flink aantal dollars moet
neerleggen. We laten het toch maar aan ons voorbijgaan, net als de
eindeloze collectie winkels met T-shirts en andere rommel die de enige
echte straat van Tombstone uitmaken. Ik moet zeggen dat het museum in het
oude Courthouse nog wel aardig uitstraalt hoe het hier ooit geweest moet
zijn – toen zilvervondsten heel wat gelukszoekers aantrokken. De
geschiedenis van het stadje is een stuk interessanter dan zijn heden.
In Tucson hadden we een Bed & Breakfast geregeld, opnieuw
via het internet. Dit keer een Guest House dat vrijstond van de Bed
& Breakfast, maar er wel het ontbijt en het zwembad ermee deelde.
Als het ware een eigen huisje, met ook een eigen keuken en terrasje voor
het huis. Kleiner en minder goed verzorgd dan ons huis in Flagstaff, maar
precies wat we nodig hebben – vooral het zwembad valt in de smaak. Ook
geheel in stijl met een uitgespreide stad als Tucson, ligt het huisje aan
de rand van de stad, in een uitgestrekte wijk, met de woestijn in de
achtertuin en uitzicht op de omringende bergketens. We hebben het voor
vier nachten gehuurd, om vanuit Tucson tochtjes te maken. We zitten vlak
bij het Sonoran Desert Museum en, verderop aan dezelfde weg, de westkant
van Saguaro National Park.
Tucson zelf blijkt een plezierige versie van Phoenix. Ook uitgestrekt,
ook warm en nieuw, maar toch net allemaal van een wat menselijker maat.
Omdat Tucson toch nog aardig hoog ligt, op 760 meter, en omringd wordt
door een paar bergketens, heeft het een koelere uitstraling dan Phoenix
– alles relatief: het is hier overdag zelden minder warm dan twintig
graden en in juni is het zowat iedere dag meer dan dertig graden, onder
een strakblauwe hemel. Heel anders ook dan Phoenix, ligt de natuur in
Tucson overal op de stoep, is altijd dichtbij. Een trotse stad, armer dan
Phoenix, maar ecologisch beter geïntegreerd.
Marcherende groen legers
Om een idee te krijgen van de geschiedenis van Tucson kun je het best
Saguaro National Park inrijden, naar Signal Hill. Op een steengroep in de
Sonoran Desert staan de boodschappen, petrogliefen, die de Hohokam
Indianen hebben achtergelaten toen ze hier woonden tussen 300 voor
Christus en 1450 na Christus. Meer dan duizend jaar slaagden deze Indianen
erin om te overleven in een woestijn waar in een goed jaar minder dan
vijftien centimeter regen valt.
Een stukje modernere geschiedenis is in het gemakkelijk te belopen
downtown te vinden. Met het Tucson Museum of Art als beginpunt volgen we
de wandeltour langs huizen die dateren uit de tweede helft van de
negentiende eeuw. Het Pima County Courthouse maakt nog de meeste indruk.
We lopen rond met gemengde gevoelens. Aardig maar niet spectaculair, dat
zou je van Tucson kunnen zeggen. Van bekenden die er wonen horen we dat
het een heerlijke woonstad is. Dat wil ik wel geloven, maar verwacht geen
sprankelende wereldstad. Ik moet daar onmiddellijk bij zeggen dat Tucson
een interessant kunstleven heeft, met veel galeries. Misschien dat daar
een goede restaurant scene bij hoort, wat wij probeerden – op advies van
locals – was in elk geval uitstekend.
Na de lunch in Old Town gaan we naar het Arizona-Sonora Desert Museum.
Nou ja, museum. Het is een kruising tussen een park, een dierentuin, een
botanische tuin en dat allemaal samengebald tot een fantastisch opgezet
museum. Het is zeker een halve dag waard en een prima introductie tot de
omgeving. Als we Saguaro Park inrijden, althans dit westelijk deel (het
park bestaat uit twee gedeelten), blijkt het museum eigenlijk spannender
dan het park zelf. Uiteindelijk nemen we voor het park niet zo vreselijk
veel tijd. Het probleem is dat de cactussen, indrukwekkend als ze zijn,
toch tamelijk eentonig worden met hun de heuvels op en af marcherende
groene legers. Mooi is wel dat veel van de cactussen in bloei staan, met
de roomwitte bloemen – de staatsbloem van Arizona. Cactusmoe, besluiten we
om het oostelijk deel van het park te laten voor wat het is.
Fresco’s in originele staat
Vandaag gaan we zuidwaarts – niet dat je erg ver kunt, je staat al
snel in Mexico, bij Nogales. We volgen de vallei van de Santa Cruz River,
een van de eerste gebieden van Arizona die door de Spanjaarden werd
gekoloniseerd. De eerste missie in Tumacacori werd in 1691 opgezet en
later verplaatst naar het noordelijker gelegen San Xavier.
We gaan in de omgekeerde richting, zodat onze eerste stop Xavier del
Bac Mission is. Ik heb al heel wat missieposten gezien, maar ik moet
zeggen dat deze behoorlijk wat indruk maakt. Dat komt vooral door de
ligging. Je volgt een smalle weg parallel aan de I-19 en dan ineens, in
the middle of nowhere, staat daar een forse witte kerk. De bijnaam ‘Witte
Duif van de Woestijn’ vertelt het wel zo’n beetje.
De missiepost dateert uit het begin van de achttiende eeuw en is
gebouwd in Spaanse barokstijl (of een Mexicaanse variant daarop), heel
anders dan de missies die ik ken in Californië en Texas. De rechtertoren
is nooit afgebouwd. Niemand weet waarom maar men heeft er wel een mooie
mythe voor bedacht: het symboliseert dat het preken van het evangelie
nooit af is. Ik vind dat prachtig: misschien was het geld op, of de bouwer
te lui of Joost mag weten wat voor reden om de zaak half af te laten. De
truc is dan om wat toeval was, doordacht te laten lijken. Mooi hoor.
Het interieur is heel wat rijker dan dat van de meeste missies in het
zuidwesten. Aan de binnenkant van de koepel zijn fresco’s geschilderd,
en achter het altijd staat een kunstig gebeeldhouwd retablo. In de jaren
negentig zijn de fresco’s in een enorme restauratie weer helemaal
teruggebracht in hun originele staat.
Jezuïeten
We rijden verder naar het zuiden, over de I-19 want dat is de enige weg
hier – nogal saai. Gelukkig is Tumacacori National Historic Parc niet
erg ver meer, maar dan zijn dan ook bijna op de grens. Die was er nog niet
toen in 1794 hier een Franciscaanse pater aankwam die, nadat hij de
omgeving had verkend, in goed Amerikaanse stijl zijn buurman concurrentie
wilde aandoen en bezwoer dat hij een mooiere kerk zou bouwen. Dat deed hij
niet, want al is de San José mooi genoeg, hij is wel wat minder elegant
dan de San Xavier. Zo rond 1820 stond er een behoorlijke kerk die al flink
gebruikt werd, al was hij nog niet klaar. Niet lang daarna kapte de nieuwe
Mexicaanse regering, nadat ze de Spanjaarden eruit had gegooid, alle
fondsen voor kerken af, en zo bleef het altijd een half geval. Veel meer
dan een ruïne was er niet van over toen Tumacacori
in 1908 een National Monument werd, ter bescherming tegen verder verval.
In 1990 werd het een National Historic Park en werden twee stukken park
toegevoegd, de ruïnes bij Guevavi en Calabazas, respectievelijk twintig
en 25 kilometer verder naar het zuiden. Mooi gedaan van de Park Service,
maar die twee blijken niet open te zijn.
We missen die twee andere buitenposten niet, want wat Tumacacori
aantrekkelijk maakt, is zijn beperkte omvang. Het vertelt mooi
gecondenseerd het verhaal van de eerste Europeanen die hier opdoken.
Deze
missie werd eind zeventiende eeuw gesticht door de Jezuïeten. De Pima
Indianen gingen rondom de post wonen, op zoek naar een beter en veiliger
bestaan, maar ze werden niet met rust gelaten door de vijandige Apache
Indianen (die op hun beurt weer onder druk stonden van de nog vijandiger
Comache). Ze werden sowieso niet erg gelukkig, want de blanken brachten
ook allerlei ziekten mee, die hen bij bosjes uitroeiden. Een video geeft
een goed idee van de manier van leven rond 1800. Maar het leukste is toch
om gewoon hier rond te wandelen, de kleuren en de werking van het licht in
je door te laten dringen. De Santa Cruz River ligt een paar honderd meter
verderop en de rust is balsem na drukke parken als de Grand Canyon,
Montezuma en Sunset Vulcano.
Titanen in de grond
Op de terugweg stoppen we in Tubac, onder meer voor een late lunch. De
Tubac Presidio werd opgezet om de missies te beschermen, zo rond 1750.
Niet direct een aantrekkelijke plek, want Tubac werd het doelwit van de
Apache die de burgers van het stadje acht keer op de vlucht joegen. Na
twee eeuwen verval – en één korte oprisping als boomtown in de
tijd van de mijnwerkers, rond 1850 – ontwikkelde Tubac zich sinds 1948
als een kunstenaarsstadje, het directe gevolg van de opening van een
kunstacademie dat jaar. Het motto van Tubac is: Where Art and History
Meet. De ontmoeting levert, vinden we, vooral middelmatige kunst op,
met een paar uitschieters. Eén galerie had werk van een kunstenaar
waarvan we later in Tucson een stuk gekocht hebben, dus laat ik het niet
te veel neerhalen. Het Tubac Presidio State Historic Park is een aardig
museum. Voor de liefhebbers is er een historisch pad tussen Tubac en
Tumacacori, zo’n acht kilometer lang.
Verderop, dichter bij Tucson, stoppen we bij het Titan Missile Museum.
Toen het SALT verdrag in 1973 de de-activering eiste van 54 raketten die
in silo’s diep in de grond zaten verborgen, onder andere in Arizona. Het
complex bij Green Valley zou open blijven als museum – er moest nog
flink wat extra onderhandeld worden voor dat mocht. Het klonk veelbelovend
maar wij konden niet uitvogelen wanneer het ding eigenlijk open was.
Waterscherm
We eindigen onze twee weken in Arizona in Phoenix. Op weg van Tucson
naar de hoofdstad stoppen we nog in Casa Grande Ruins National Monument.Op
deze plek lag eens een belangrijk dorp van de Hohokam Indianen. Het was
ongeveer een vierkante mijl in omvang, maar nadat ze rond 1350 wegtrokken,
is slechts één ruïne behouden gebleven, de Casa Grande. Groot is dit
gemeenschapshuis zeker. Het is meer dan tien meter hoog, met wanden van
modder van vaak een meter dikte. Regen en mensen hebben het bouwwerk wel
beschadigd maar sinds het in 1930 werd voorzien van een overkapping, en
als monument bescherming genoot, is het redelijk bewaard gebleven.
Het gebouw zelf kan niet worden betreden, maar eromheen lopen geeft een
goede indruk. Het is moeilijk voor te stellen dat hier een hoogstaande
cultuur leefde, die uit de droge grond genoeg voedingsmiddelen wist te
winnen om te overleven. Misschien verrast dat minder als je leest over het
feit dat Arizona tot pak weg 1900 eerder te veel dan te weinig water had.
Het moet een heel ander landschap geweest zijn. Hoe het er in 1350 uitzag,
en waarom de Indianen zijn weggetrokken, blijft een raadsel.
Phoenix zelf is en blijft een rare stad. Los Angeles in het kwadraat
maar het valt niet mee er de charmes van LA te vinden. Het is nu mei en
warm en ik weet van eerdere bezoeken dat het hier midzomer niet te harden
is. Niettemin biedt de oude State Capitol, die met het koperen dak, een
mooie tentoonstelling. Het Heard Museum is een van meest prominente musea
op het gebied van Indiaanse cultuur en in Scottsdale, een suburb die nu is
opgeslokt door Phoenix, heeft Frank Lloyd Wright met zijn Taliesin West
een in deze omgeving ongewoon creatief gebouw neergezet. Geef Phoenix, pak
weg, een dag.
Maar niet midden in de zomer. Nu al zitten we op het terrasje aan Civic
Plaza met een soort dun waterscherm om ons heen, ter verkoeling
uitgestrooid door soort sprinkler installatie – geen wonder dat ze hier
door hun water heenraken. Phoenix is de perfecte plek om de twee delen van
onze reis, Noord- en Zuid-Arizona weer aan elkaar te plakken. We
concluderen dat binnen zo’n staat toch verrassend verschillende werelden
kunnen bestaan, elk op zijn eigen manier razend interessant. De combinatie
van beide heeft gezorgd voor een prachtige reis door een razend
interessant gebied.
Kader Tucson
Tucson
Ecologische balans bedreigd
Vier bergruggen omsluiten Tucson, de hoogste met een top van 3100
meter. Het is niet mogelijk de invloed ervan op het karakter, de
psychologie en soms de dagelijkse gebeurtenissen van de stad te
overschatten. Het weer van Tucson – een belangrijk onderdeel van het
leven in de stad – heeft alles te maken met de bergen. In de zomer kan
het weken achtereen meer dan dertig graden zijn, met bleke, wolkenloze
hemels. Maar in juli begint het regenseizoen van twee maanden, als het
hete, benauwde weer aan de Golf van Mexico en de Golf van Californië op
de bergen botst en zorgt voor spectaculaire onweren. Water is altijd
welkom hier, maar de stortvloed die soms uit deze buien valt, leidt vaak
tot flash floods en gevaarlijke situaties.
Tussen 1970 en 2000 groeide Tucson van 322.000 inwoners naar 834.000.
Lange tijd was groei simpelweg de belangrijkste industrie. Slechte
planning heeft geleid tot jammerlijke gevallen van urban sprawl. En
de huizen staan steeds verder de bergwanden op, daarmee de ecologische
balans die Tucson belangrijkste erfgoed was, verstorend.
Te zien:
Arizona Historical Society Museum
Arizona State Museum
Arizona-Sonora Desert Museum
Saguaro National Park
Old Tucson Studios (een filmisch pretpark)
Santa Catalina Mountains, met Mt. Lemmon en Catalina State Park
Biosphere 2
Pima Air and Space Museum
Ieder jaar in februari vind de Tucson Rodeo plaats, ook bekend als La
Fiesta de los Vaqueros Tucson Rodeo.
De reis van dag tot dag
Kijk bij de staat Arizona in het vrije deel voor links naar diverse
losse bestemmingen
Dag 1
Route: van Greer naar Bisbee
Dag 2
Vanuit Bisbee
Bisbee
Museum, mijn, omgeving, Noca grensovergang
Dag 3
Vanuit Bisbee
Dagtrip naar Chiricahua National Monument
Dag 4
Route: van Bisbee naar Tucson
Tombstone
Dag 5
Vanuit Tucson
Downtown Tucson, Arizona-Sonoran Desert Museum
Dag 6
Vanuit Tucson
Saguaro National Park
Dag 7
Vanuit Tucson
San Xavier del Bac, Tumacamori, Tubac
Dag 8
Route: van Tucson naar Phoenix
Casa Grande Ruins National Monument
Phoenix State Capital, Taliesin West (Scottsdale)