Steden in Arizona hebben blijkbaar de onbedwingbare neiging om uit te dijen, zonder al te veel logica of overdachte planning. Phoenix is daar een extreem voorbeeld van, maar Tucson mag er ook wezen. De stad ligt in een vlakke vallei, omringd door bergruggen, sommige tot wel drieduizend meter hoog. Omdat de hele stad wat hoger ligt dan Phoenix, is het er ’s zomers wat beter uit te houden, maar ja, dat is relatief. Een paar weken per jaar is het toch al gauw 35 graden in de schaduw. Het verschil is dat je in een uur op een koele, wat hogere plek bent. Daarmee is Tucson een van de aantrekkelijke steden in het zuidwesten geworden, met een groei die helaas doet afvragen hoe lang het kan duren.
Meer dan een kwart van de inwoners van Tucson is van Hispanic afkomst en dat blijkt. Spaans is een reguliere taal en Mexicaanse restaurants zijn er meer dan genoeg. Boven de
downtown torent de A-mountain, een bergrug die eigenlijk de Sentinel Peak heet maar sinds er in 1915 door studenten een grote A op geverfd is, kennen meer mensen de bijnaam. Het stadje dat voor de komst van de blanke pioniers hier lag, heette als Chook Son, oftewel, ‘aan de voet van de donkere berg’. U raadt het al: de Spanjaarden spraken dat uit als Took Son en toen de Engelstaligen de ‘k’ niet meer uitspraken werd het Tucson.
De Oude Pueblo dateert formeel van 1775, toen het niet meer was dan een door een muur omringde presidio. Downtown heet nog steeds zo, maar er is niets over van toen. Dat neemt niet weg dat de oude stad best aardig is – al is het er erg warm. Het is allemaal gemakkelijk te voet te doen in het Presidio Historic District, vooral de paar blokken tussen Alameda Street en Franklin, en tussen Main en Court Avenues. Een stukje verderop is de Barrio Historico district, een centrum van activiteiten aan het einde van de negentiende eeuw. Het Tucson Museum of Art is heel plezierig. Mooie Indianen voorwerpen en een gevareerde verzameling Western Art uit de twintigste eeuw. Het Center for Creative Photography huist een van de mooiste verzamelingen van Amerikaanse fotografie. Wie wil kijken, moet wel vooruit denken want het is meer een archief dan een museum. Er zijn wel steeds wisselende tentoonstellingen. Verder hebben we een Arizona State Museum, de Arizona Historical Society Museum en het Mineral Museum.
In St. Philips Plaza, een aantrekkelijk winkel/restaurant centrum aan Campbell Avenue (noordwaarts), ligt een van de beste restaurants van Tucson, Cafe Terra Cotta (577-8100). Het was net zo goed als de reputatie die het vooruit was gesneld. We troffen er ook mooie gallerieën aan en interessante, dure winkels.
Maar Tucson grootste aantrekkingskracht, afgezien van een plezierige leefsfeer, is Saguaro National Park, dat aan de oost en de westkant van de stad de wildernis beschermt.
De meest interessante omgeving van Tucson ligt ten zuidoosten van de stad. Westwaards komt u terecht in uitgestrekte woestijnlandschappen, het domein van de Tohono O’odham Indianen, de Woestijnmensen.
De glorietijd van Tucson waren de jaren dat er in het zuiden van Arizona grote hoeveelheden zilver en koper werden gevonden. Steden als Tombstone danken hun korte bestaan aan dat zilver, mijnsteden als Bisbee konden het langer rukken omdat ze boven op enorme bergen koper zaten. In 1867 werd Tucson de hoofdstad van het gebied dat toen nog geen staat was, maar tien jaar later ging die rol weer terug naar Prescott. In maart 1880 bereikte de Southern Pacific Railroad de stad en in 1888 kwam de waarde van de koper die in Arizona aanwezig was hoger dan alle andere edele metalen in de staat. In 1889 kwam daarmee ook de politieke macht weer naar Tucson. In de twintigste eeuw liep de ontwikkeling van Tucson en Phoenix gelijkop, maar na de Tweede Wereldoorlog kon Phoenix een voorsprong nemen. Die ontwikkeling was te danken aan de komst van de air conditioner, die het leven in deze regio een stuk aangenamer maakte.