Op maar tweehonderd kilometer van Seattle ligt een gigantische wildernis, de minst bezochte en de moeilijkst toegankelijke bergen van het Noordwesten van Amerika. North Cascades National Park is een ware wilderniservaring voor wie dat wil, of een visueel wonder voor wie minder avontuurlijk is. Een prachtig park in een van de mooiste stukken van Amerika. Omdat er maar één weg dwars doorheen loopt, biedt het ook een goede gelegenheid om een stuk van Washington State te verkennen dat achter de bergen ligt.
Wild en onbegaanbaar
Als iemand die geboren is in de Pacific Northwest, weet ik maar al te goed dat de staat Washington tweeslachtige gevoelens heeft over toeristen. Het is wel zo dat de staat zich min of meer heeft neergelegd bij het feit dat ze een belangrijke toeristenbestemming is, maar de meeste bewoners hanteren nog steeds het motto: ‘Mag ik asjeblieft op mijn eentje van de natuur genieten’? Gelukkig zijn wij, bewoners van Washington, ook opgevoed om heel, heel erg vriendelijk te zijn. Wilt u ons Olympic regenwoud zien en kletsnat worden? Wees welkom. Aarzel niet om onze geliefde Mount Rainier op te klauteren en in onze diepe ijsscheuren te turen. Vooruit, we doen er ook nog de San Juan Islands bij en een half-decaf, skinny frappuccino with extra nutmeg, Starbucks en de koffiegekte komen niet voor niets uit Seattle. Maar zelfs de aardigste inboorling moet ergens een grens trekken.
Als het gaat om het afgelegen hooggebergte van de North Cascades, waar de hoge pieken met namen als Mount Terror, Mount Despair en Mount Triumph beelden oproepen van wild en onbegaan terrein, dan hanteren de Washingtonians de stilte van een graf. Ze zwijgen.
Hun favoriete speelterrein willen ze niet zomaar met iedereen delen. Misschien is dat de reden dat North Cascades National Park, gelegen in het meest rauwe berggebied van continentaal Amerika, een van de minst bezochte parken is in het hele systeem. Het hele gebied van het park, dat ook Ross Lake en Lake Chelan omvat, National Recreation Areas, trekt minder dan 400.000 bezoekers per jaar, vergeleken met bijvoorbeeld meer dan 4 miljoen mensen die naar Washingtons Olympic National Park komen.
Bijna helemaal wildernis
Zelf verhuisde ik twee jaar geleden van Seattle in Washington naar Washington DC, aan de oostkust, en nu voel ik medelijden met de onwetendheid van al die niet-Washingtonians. En daarom ben ik bereid, zij met enig schuldgevoel, om de geheimen van dit park prijs te geven aan de wijde wereld.
Niet dat de Cascades een klein geheimpje zijn.
Het park beslaat in totaal ruim 200.000 hectare, waarvan 93 procent als wildernis staat geregistreerd. Wolven, grizzlies en bald eagles zijn hier kind aan huis. Het park heeft meer dan driehonderd gletsjers en dat is meer dan de helft van alle gletsjers in alle 48 continentale staten. De bergwanden zijn er steiler dan waar dan ook in de Verenigde Staten, afgezien van Alaska, waardoor het niet eenvoudig is om er wegen aan te leggen. Het park heeft maar 140 kilometer aan officiële wegen, en de North Cascades Highway, die in 1972 werd voltooid, is de enige weg die dwars door het hart van het bergmassief voert. Hij is alleen in de zomermaanden geopend.
Minder verkeer, beter uitzicht
Mijn vertrekpunt was Seattle, zoals dat voor de meeste bezoekers het geval zal zijn. Om me weer helemaal thuis te voelen, had ik me voorzien van een extra-large latte en een paar scones. Ik ging noordwaarts op de Interstate 5, om bijna honderd kilometer verderop af te slaan naar de Highway 20 (ook bekend als de North Cascades Highway) daar waar hij de snelweg kruist bij Burlington. Je ziet gemakkelijk of je op de juiste weg zit aan het verkeer, dat snel minder wordt, en het uitzicht dat steeds beter wordt).
De weg volgt de Skagit River de bergen in. Voorbij Marblemount gaat deze slome rivier steeds sneller en wilder stromen, hotsend en botsend door steile canyons die de weg steeds meer vernauwen.
Vijftien kilometer van de ingang van North Cascades National Park stop ik bij het visitor center in Newhalem om een eerste indruk van het park te krijgen. De twintig minuten durende diashow ‘Meditation on Wilderness’ zit vol met mistige Noordwest-sfeerbeelden; een tentoonstelling vertelt alles wat ik nog niet wist over de ecosystemen op de opeenvolgende hoogtes. Maar ik wil het park echt zien en wandel de zwaaiende hangbrug op over de schuimende Skagit River, een blok voorbij de kruidenier in Newhalem, voor het korte Trail of the Cedars, dat zich door een groep bomen slingert waarvan sommige achthonderd jaar of ouder zijn.
Leemachtige grond
Misschien schrikt het donkere pad met zijn druppend mos in eerste instantie mensen af, althans mensen die niet bekend zijn met deze omgeving. Ik zag een gezin in niet-uit-de-buurt-kleding (nogal veel pastelkleuren, witte shorts en bootschoenen) die snel een blik het bos inwierpen en onmiddellijk rechtsomkeert maakten. Voor mij voelde het aan alsof ik thuiskwam. Ik snoof de geuren op van de natte, leemachtige grond, de klamme ceders, de met mos bedekte rotsen en het rottend hout. Een bries speelde door de takken. Ergens op de achtergrond kletterde water over de rotsen en scharrelden kleine vogels en dieren door de varens. Zo nu en dan verschafte een informatiebord cijfers aan deze zintuiglijke ervaringen: een oude cedergigant had een diameter van 24 meter en een hoogte van 64 meter.
Wildernis, noordwest stijl
Vanuit Newhalem volgt de weg de rivier, die niet veel verderop door dammen wordt getransformeerd in een serie strakke meren.
De twee grootsten zijn Diablo Lake en het veertig kilometer lange Ross Lake, waarheen ik onderweg voor een nacht in Ross Lake Resort. Strikt genomen is dit deel van het park een National Recreation Area, maar het hoort tot wat in de taal van het parksysteem het North Cascades National Park Service Complex wordt genoemd. In Ross Lake Resort hebben ze het concept van een waterbed op een hoger plan gebracht door de huisjes, cabins, op het water te zetten. Vanuit Diablo Lake, langs de weg, vertrekt een bootje richting Ross Dam en naar het resort. Alleen miste ik de laatste boot omdat ik wat te lang in het bos was blijven hangen.
De enige andere manier om Ross Lake te bereiken is een wandeling van anderhalve kilometer van de parking aan Highway 20 bij milepost 134. Het slechte nieuws was dat ik niet alleen maar kleren moest dragen maar ook mijn eten en drinken. Ross Lake Resort heeft namelijk geen eetgelegenheid of winkels.
Aan het einde van het pad belde ik de manager van het resort, Tom Barnett, met de telefoon die bij Ross Dam aan een paal hangt, met de vraag of hij me het meer over kon zetten waar zijn resort in alle rust is gevestigd. Het allegaartje van cabins is met de oever verbonden door een paar kabels en wat pvc-pijpen die naar de septische tank voeren.
Wildernismateriaal
Mijn cabin zag er standaard-Noordwesten uit: namaak houten panelen, een houtkachel, een paar niet werkende electrische kookplaten en een dito broodroaster, een oude formica tafel en een paar houten stoelen, waarvan er één met twijgen bijeen gehouden werd.
Als een ware bewoner van het Noordwesten trok ik me van dat soort dingen niets aan. Uiteindelijk is dit het gebied waar onze voorouders hun huizen bouwden uit wildernismateriaal, voorzien van niet meer dan grote zagen en dubbelbladige bijlen. De golven kabbelden zachtjes tegen de zijkant en de cabin helde een beetje toen ik me in mijn bed installeerde. Het voelde alsof ik in slaap werd gewiegd.
Om kwart voor zeven werd ik gewekt door een buitenboordmoter die hoestte in de ochtendmist, vlak bij mijn raam. Ik trok mijn jack aan en wandelde naar het dok om een dag-oud broodje te eten en de forellen in het glasheldere water te zien springen.Achter de dam ontdeden de toppen van Pyramid en Colonial zich langzaam van hun wolken-ochtendjas.
Ieder bocht een vergezicht
Toen het kantoor om acht uur openging, bedelde ik een kop koffie los van Tom (ik wist dat ik iets vergeten had in te pakken). Ondertussen tankte hij de motor vol van een kleine aluminium boot. Al snel bromde ik heerlijk op mijn eentje het meer op. Vanuit het midden van het meer kon ik de kale hellingen zien van Desolation Peak, waar de beat-schrijver Jack Kerouac in 1956 een zomer doorbracht in de brandwacht toren. Ik kwam langs twee watervallen van meer dan dertig meter hoog en langs weelderig beboste eilanden met verleidelijke kampeerplaatsen, en bracht een uur door met het exploreren van een mini-fjord bij Devils Creek, ongeveer dertig minuten het meer op. Mossen en varens glinsterden en schitterden in de zon, ceders en dennen klampten zich soms onder wonderlijke hoeken vast aan de rotswand.
Ik zou gemakkelijk de rest van mijn vakantie aan Ross Lake hebben kunnen doorbrengen, vooral toen ik me realiseerde dat ik om terug te wandelen naar mijn auto omhoog moest. Nog nahijgend van die tocht, ging ik op weg naar Washington Pass, het hoogste punt van de North Cascades Highway met bijna 2000 meter. Van Ross Lake is het bijna veertig kilometer rijden, met iedere bocht opnieuw een oogverblindend vergezicht. Vreemd genoeg ligt de Highway eigenlijk buiten het Park, in het Mount Baker-Snoqualmie National Forest om precies te zijn, maar een kniesoor die daarop let. De weg hoort erbij.
Om North Cascades echt te ontdekken is wandelen de enige optie. Vooral in het noordelijk deel is de kans op veel andere toeristen gering. De zuidpunt, rondom Lake Chelan en niet verbonden met de North Cascades Highway (althans niet direct), is veel toeristischer en minder rustig.
Er zijn heel wat uitzichtpunten in het park maar veruit het beste was dat op Washington Pass. Van hieruit heb je een fabelachtig zicht op Liberty Bell Mountain en de Early Winter Spires, vooral ’s ochtends vroeg en bij zonsondergang, als die pieken goud glanzen in de zon. De afdaling aan de oostzijde van de pieken maakt duidelijk waarom North Cascades Highway alleen ’s zomers is geopend. De U-vormige door gletsjers uitgeslepen vallei leent zich bij uitstek voor lawines. Men zegt wel dat de weg niet zozeer een triomf is van de mens als wel een wapenstilstand met de natuur.
Namaak negentiende-eeuwse huizen
Na het plaatsje Mazama kwam ik in de bijna honderd kilometer lange Methow Valley, waarin het plaatsje Winthrop, dat nu de toeristenbestemming is, niet veel meer was dan een boerendorp toen de North Cascades Highway opende. Met de bedoeling om goed te verdienen aan de toeristen die van de Washington Pass zouden komen, verordonneerde de gemeente dat langs Main Street alle gebouwen negentiende-eeuwse voorkanten moeten hebben. Het was haasten, maar ze waren net klaar met de planken huizen en de houten trottoirs toen de weg in 1972 opende.
Het werkte, dat wil zeggen, in de zomer is Winthrop een mini-boomtown.
De frontier-stijl boardwalks buigen haast onder het gewicht van de toeristen die de gift shops afstropen. Bij de Winthrop Brewing Co. echter, gehuisvest in een namaak frontier-stijl schooltje, genoot ik van een gazpacho en een pint Hopalong Red Ale. Of misschien waren het er twee.
Of dat tweede glas verstandig was, begon ik me pas af te vragen toen ik ’s middag over een ware klifhanger van een weg naar Slate Peak reed. Er waren geen vangrails. Ik reed een kilometer of twintig terug vanuit Winthrop, door het gehucht Mazama en reed een gravel weg op die door de upper Methow Valley voerde. Bij Deadhorse Point, zo genoemd vanwege een muilezel-en-paard karavaan die honderd jaar geleden in paniek raakte en de klif afrende, wordt het een heel smalle eenbaansweg. Rattlesnake Creek ligt ongeveer driehonderd meter lager en in dit deel van het land worden vangrails gezien als enkel voor angsthazen. Haviken cirkelde onder me in de middagzon. Ietwat nerveus ploeterde ik door over de weg naar de Harts Pass en de ruim 2500 meter hoge Slate Peak waaraan die ligt, de hoogste plaats waarheen je in de staat Washington kunt rijden.
Snel afkoelend door de piekwinden die me haast wegbliezen, liep ik de paar honderd meter naar de top van de berg.
Die avond kon ik de warmte van Sun Mountain Lodge in de buurt van Winthrop wel waarderen. De lodge, op een duizend meter hoge privé-bergtop is een gebouw van grijze rotsen en massieve boomstammen in een luxe plattelandsstijl. Ze nemen de natuur hier zo serieus dat televisie en radio uit de luxe kamers zijn verbannen om de gasten toch vooral te verleiden tot wandelen of paardrijden. Dat neemt niet weg dat ze een uitstekende maar prijzige Northwestern stijl maaltijd verzorgen.
Grootste overstroming
Na een ontbijt met een omelet van gerookte zalm volgde ik Highway 153 in zuidelijke richting, waar de Methow River in de enorme Columbia River stroomt. Mijn route die derde dag week in zoverre af van de standaardpatronen in de Cascades dat ik een omweg maakte naar de prachtige kale channeled scablands van het Columbia Plateau – zo genoemd omdat een overstroming jaren geleden het hele terrein openscheurde.
Dit stuk van Washington State is volstrekt uniek. U heeft zoiets nooit eerder gezien: desolate woestijn canyons, tientallen ‘pothole’ meren en een gigantische droge waterval.
De verklaring voor dit unieke terrein is de grootste bekende overstroming in de geschiedenis van de planeet: de Spokane Flood. Hij vond plaats tijdens de laatste Ijstijd, 12.000 tot 16.000 jaar geleden. Toen damde een enorm stuk ijs de Clark Fork River af, vlak bij Spokane, waardoor een gigantisch meer ontstond van 8000 vierkante kilometer, tot in Montana.
Het weer werd warmer, het ijs smolt en de plug die het meer in stand hield barstte en explodeerde, waardoor het equivalent van Lak Michigan, oftewel meer dan 1300 kubieke kilometer bruisend ijswater het landschap van het Columbia Plateau compleet op zijn kop zette. Het water perste zich door de vallei van de Columbia River, waar het wel honderd meter diep stond, voordat het de Stille Oceaan inliep. De schattingen over de snelheid waarmee dit alles gebeurde variëren van twee dagen tot een paar weken.
De bewijzen voor de vloedstroom zijn met een satellietfotografie goed te zien, inclusief tien meter hoge ‘ripple marks’ en velden van rotsen ter grootte van een minivan die achterbleven.
Ik zag ook de donkere basalt kliffen, die eruit zien als monster-honingraten, wel driehonderd meter hoog. Maar het meest dramatisch zijn de grote kanalen, coulees (of canyons) genaamd, waarvan de 75 kilometer lange Grand Coulee de langste is.
Twee maal zo breed als de Niagara
In die vallei hebben mensen een ander wonder gelegd: de Grand Coulee Dam. Highway 17 en 174 voerden met erheen vanuit het noorden. Ik stopte bij Crown Point Overlook om een overzicht te krijgen van de grootste betonnen structuur in het land, anderhalve kilometer lang met genoeg beton om de aarde twee maal te omspannen met een trottoir van anderhalve meter breed. ’s Zomers is er iedere avond een laser show die vanaf de dam kan worden gadegeslagen.
Vlak bij ligt nog zo’n wonder van de staat Washington: Dry Falls, waar ooit het water honderd meter omlaagstortte over een breedte van vijf kilometer – twee maal zo breed als Niagara Falls. Dry Fall heeft een visitor center met tentoonstellingen over het spektakel dat hier ooit te zien was. Op weg terug naar de High Cascades, reed ik door afgelegen stukken van de channeled scablands omdat ik meer dan deze rotsige schoonheid wilde zien.
Van de Dry Falls Dam aan Highway 2 reed ik 25 kilometer naar het westen en ging daarna zuidwaarts op de Rim Rock Meadows Road. Een kilometer of vijftien verderop bij een bord richting Palisades kwam ik op een gravel weg van vijftig kilometer naar Moses Coulee. Op mijn dooie eentje in een woestijnvallei waarin ik duidelijk niet hoefde te rekenen op state parks of benzine stations, zou het met niet echt verbaasd hebben als ik een groep huifkarren was tegengekomen onder de imponerende basaltkliffen. Een stuk verderop begonnen de boomgaarden, een zeker teken dat ik in het appelgebied van de Columbia River was teruggekeerd.
Ik overnachtte in de Cashmere Country Inn, die dateert uit 1907, en waar het ontbijt in grootste stijl wordt geboden. Vanhier is het niet ver naar het interessante Chelan Country Museum and Pioneer Village en naar Leavenworth, waar u alleen heen wilt als u in de VS behoefte hebt aan een themadorp in Beierse stijl, inclusief koekoeksklokken. Ik zocht het liever in de Scenic Hot Springs, hoog in de groene bossen nabij Stevens Pass. Je komt er via een steile, slecht onderhouden boswachtersweg, zonder richtingaanwijzers, die vanaf Highway 2 voert, een paar kilometer voorbij de pas. Een het eind van de weg ligt een nog steiler pad naar de bronnen – liefhebbers zijn dol op onbekendheid en de afgelegenheid. Ik kreeg een warm onthaal van de lieden die er lagen te weken, niet in het minst omdat ik een zak cement het pad op had gedragen. Dat was die dag de toegangsprijs en het was duidelijk dat ze heel wat materiaal nog nodig hadden.
Een paar vrijwilligers waren druk bezig traptreden te maken en de cementen wanden te versterken die de vijf baden vormen die uitkijken over de vallei van de Skykomish River. Afgezien van een paar riemen met gereedschap, liep men hier naakt rond. Don Maule, een lid van de Friends of Scenic Hot Springs, legde de huisregels uit: ‘Kleding hoeft niet maar sex en publique is verboden. Geen spuitdrugs en alles wat te roken valt is alleen toegestaan als eerst een senior lid een hijs krijgt aangeboden.’ Het zijn keurige lieden hier in het Noordwesten en ik zag die middag geen overtredingen van de 32 bezoekers.
De baden liggen op een terrein van een twintig hectare dat van de overheid is geleased en ze worden onderhouden door de non-profit Friends. Voordat ik hier aankwam, was ik van plan geweest de rest van de dag door te brengen met korte stops in de vele dorpen langs Highway 2, die terugvoert naar Seattle. Plaatsjes zoals Index, waar de oude Bush House Country Inn beroemd is vanwege zijn brunch op zondag, en Snohomish, met een Main Street vol antiekwinkels en de Oxford Saloon die dateert uit 1894. Maar na een inspectie van de verschillende baden veranderde ik mijn plannen. De bergwind streek door mijn haar terwijl ik over de rand van de Bear’s Den pool leunde. Het water van veertig graden pruttelde het bad in vanuit een pijp die uit de heuvels kwam. Ik voelde me dankbaar dat er nog plekken zijn te vinden zo vredig en zo obscuur als Scenic Hot Springs. Ze moeten worden bewaard en geliefkoosd; en zoals elk geheim moeten ze ook gedeeld worden.
Praktische informatie
Washington State is een opkomend toeristische gebied, althans voor buitenlanders, want bij Amerikanen is al lang bekend dat de Pacific Northwest een fantastisch gebied is. De regio biedt veel soorten landschap, variërend van de alpine landschappen op Mount Rainier en in de North Cascades, tot het regenwoud in Olympic National Park, en de eilanden in de Puget Sound. Met Seattle als uitvalsbasis kunnen hier de mooiste routes worden uitgezet, bijvoorbeeld door Olympic NP te combineren met North Cascades, Mount Rainier, Mount St. Helens en eventueel de parken over de noordgrens, in Canada.
North Cascades National Park biedt een ruim scala aan mogelijkheden om te wandelen. Afgezien van de recreatiegebieden zoals Ross Lake en Lake Chelan, is het er nooit echt druk. Bijna 93 procent van het hele gebied is in 1988 bij wet gekwalificeerd als de ‘Stephen Mather Wilderness’ en wild is het zeker.
De meeste van het relatief gering aantal bezoekers rijden de in het artikel beschreven route, de North Cascades Highway, waarbij ze er goed aan doen het interessante stuk aan de andere kant van de bergen erbij te nemen. Het is heel goed mogelijk deze route te combineren met een bezoek aan Mount Rainier National Park (zie Amerika 9803). Uitgangspunt voor bezoeken aan deze regio is Seattle, een van de plezierigste steden van de Verenigde Staten (zie Amerika 9802).
Het weer: gematigd klimaat van de dooi in april tot de eerste sneeuw in oktober. Dat betekent niet erg warm, maar ook niet koud, afhankelijk van de hoogte. Op grote hoogten zijn de wandelpaden vaak tot juni bedekt met sneeuw en aan de meren kan het ’s zomers wel een graad of dertig worden. Zoals overal in het Noordwesten regent het nogal wat aan de westkant en is het droog in de regenschaduw in het oosten. De zomer is de beste tijd maar u dient altijd voorbereid te zijn op regen.
Adressen: North Cascades National Park Service Complex, 2105 Wash. 20, Sedro-Woolley, WA 98284. Tel: (360)856-5700.
Mt. Baker, aan de noordwestzijde, is een bestemming op zich. De berg behoort niet tot het park, maar wel tot het patrouillegebied van de rangers. Website: www.nps.gov/noca
Visitor centers: Het North Cascades Visitor Center in Newhalem (206)386-4495 is sterk eco-georiënteerd. ’s Zomers dagelijks geopend, in de winter alleen in de weekeinden.
Golden West Visitor Center in Stehekin ligt op de oevers van Lake Chelan en biedt praktische informatie over kamperen, wandelen en de omgeving.
Toegangsprijs: vooralsnog gratis, alleen kamperen is betaald. Newhalem Creek Campground, aan de zuidkant van State Route 20 in Newhalem, en Colonial Creek Campground, bij milepost 130 aan State Route 20, zijn mogelijkheden aan de North Cascades Highway. Voor backcountry kamperen is een permit vereist maar gratis.
Wandelen: Big Beaver Trail, dat Ross Lake verbindt met de Mount Baker Wilderness, is het meest belopen pad, maar wat heet meest? Er zijn veel meer trails die u op lokale kaarten kunt vinden. De Pacific Crest National Scenic Trail, die loopt van de Mexicaanse grens tot de Canadese grens loopt door het zuidelijk deel van het park. Twee goede boeken voor meerdaagse wandelingen (de enige manier om het park echt te leren kennen) zijn bij de ranger stations of bij REI in Seattle te krijgen (zie Amerika 9901 of www.rei.com): Popular Trails en Backpacking from Stehekin. Bijvoorbeeld de McAlester Pass – Rainbow Lake Loop (via Bridge Creek – Pacific Crest Trail, een pad van 41 kilometer, drie dagen en 1950 meter hoogte. Of de route van Hannegan Pass naar Ross Lake, één richting 74 kilometer, vijf a zes dagen, tot 1562 meter hoogte. Of het pad van Colonial Creek Campground naar Stehekin Valley, dat 47 kilometer lang is, drie dagen kost en tot 1812 meter hoogte gaat. Voor meer informatie zie de website van de national park service: www.nps.gov. Een goede gids voor alle parken is Frommer’s National Parks of the American West, geïmporteerd door Nillson & Lamm.