De kroon van het continent wordt dit meest noordelijke park van de Verenigde Staten wel genoemd. Het ligt op de grens met Canada, steil oprijzend uit het prairielandschap van Montana, de Big Sky staat.
Door Frans Verhagen
Zelden heb ik ongemakkelijker in mijn tent gelegen dan die nacht in Glacier National Park. Om me heen dreunde de grond, het ritselde en rommelde in de stuiken. Ik lag roerloos in mijn slaapzak, badend in het zweet. Een of ander beest, en geen kleintje, deed zich tegoed deed aan de bessen vlak bij onze kampeerplaats. Stom, stom! Niet aan gedacht, terwijl beren toch vrijwel de hele dag in onze gedachten waren, deels omdat we ze graag wilden zien, deels omdat we ze liever niet onverwacht tegenkwamen. En dan zetten we onze tent midden in hun snoepwinkel!
Drie dagen tevoren hadden we ons nog bang laten maken met het verhaal dat in 1967 twee kampeerders uit hun slaapzakken waren gesleurd door grizzly’s, naar de bossen gesleept en gedood. Ieder jaar vindt er wel een berenincident plaats, maar de rangers lijken dat te bagatelliseren door de kans erop minimaal te verklaren. Maar wij hebben ons voorgenomen om niet als statistiek opgeserveerd te worden en lopen daarom rond met van die belachelijke belletjes aan onze schoenen. Daarmee maakten we zoveel lawaai dat een beer die per ongeluk op ons pad zou komen onmiddellijk afstand zou nemen van die carnavalsclub. Grizzlykunde, les één: van mensenstemmen gaat een beer niet op de vlucht, maar belletjes: dat is een vast signaal om weg te wezen. Dan moet het natuurlijk wel een welopgevoede beer zijn en niet een op statistieken belust ondier. Op het pad voel ik me als een verdwaalde clown, maar ik moet toegeven dat de belletjes een illusie van veiligheid geven.
Maar deze nacht valt er weinig meer te bellen. Ik heb geen flauw idee wat er gebeurt, wat voor beest het is, hoever weg en hoe gevaarlijk. Okay, het is geen stinkdier, of een racoon, zover ben ik wel. Misschien is het een damhert of een eland. Of een grizzly. Ik ben niet van plan het uit te zoeken, hoe graag ik ook een echte grizzly zou willen zien.
Veel diersoorten
Glacier National Park is een typisch wildpark. In dit landschap met zijn scherpe pieken, zijn dichte groene bossen en grote alpine-achtige meren, voelen veel diersoorten zich thuis. Berggeiten wandelen in de buurt van Logan Pass, vooral op de kliffen bij het pad naar Hidden Lake Overlook. Bighorn schapen kuieren overal over de rotsvlaktes en de weiden, maar één van de beste plekken om ze te vinden is het Many Glaciers gebied. Daar komen ze in de herfst met z’n allen samen om met hun koppen tegen elkaar te knallen en wijfjes te vinden. Bull Elk doen hetzelfde maar maken hun afspraak in de prairies rondom Saint Mary Lake. Beren kunnen overal opduiken, zij het dat grizzly’s vooral in het hoge gebied zijn te vinden en zwarte beren vooral in de bossen blijven.
Een wildpark, zeker, maar de meest voorkomende soort is hier tegenwoordig de mens. Sinds de jaren negentig van de negentiende eeuw, toen de Great Northern Railway dit gebied ontsloot, hebben tientallen miljoenen bezoekers zich vergaapt aan de spectaculaire natuur. Glacier is een van de wildste en voor wandelaars aantrekkelijkste parken van het Nationale Park Systeem. Gelukkig voor de echte wandelaars beperken de meeste mensen zich tot dagwandelingen, met als populairste routes die bij Grinnel Glacier, naar Iceberg Lake en Red Rock Falls.
Big Sky
Glacier is al van ver te zien. Eerst hangen er alleen grote wolken aan de horizon. Geidelijk aan zie je, rijdend in het wijdse land van Big Sky country, uit de prairie die indrukwekkende blauwgrijze bergtoppen oprijzen. Het beeld is wel vergeleken met een vloot klippers die over de prairies jaagt en ik kan me daar wel wat bij voorstellen.
Wie, zoals ik, van oost naar west door het park rijdt, komt achtereenvolgens door wetlands, prairie en diepgroene bossen. Daarna stijgt het niveau en klimt de bezoeker door een alpine zone met lage bossen en struiken, tot de alpine toendra landschappen bovenop de Continental Divide, waaroverheen Glacier gedrapeerd ligt. Aan de oostkant van de Divide stroomt het water via de Missouri en de Mississippi naar de Golf van Mexico, aan de westkant naar de Stille Oceaan.
De ruwe, zaagtandachtige bergrichels omsluiten diepe, beboste valleien met grote blauwe meren. De hogere hellingen glinsteren in de zon met hun grote witte vlakten van sneeuw en ijs, zeker zo vroeg in het voorjaar. Aan de tientallen gletsjers dan Glacier zijn naam, al hakt de jaarlijkse temperatuurstijging er steeds meer in.
De bergen van Glacier zijn niet vreselijk hoog, maar het bovenste stuk is wel erg steil. De flanken zijn ruim begroeid met bossen en alpenweides, met heel veel diepblauwe meren. De tientallen gletsjers en de ruime sneeuwval hier zorgen voor die meer dan tweehonderd meren en snelstromende riviertjes. Overal is water – hier hoef je je geen zorgen te maken over voldoende drinkwater aan boord. Aan de westkant, de regenzijde van de bergen, gaat het omlaag naar een warmer en natter klimaat, met western red cedar en hemlock, die je eerder zult aantreffen aan de noordwestkust.
Glacier balt als het ware de natuur van een half continent samen in tachtig kilometer hemelsbreed. Dat is de charme van de enige weg die dwars door het park voert, over de bergen heen. De Going to the Sun Road werd n de jaren dertig aangelegd, als een werkverschaffingsproject, en is het grootste deel van het jaar bedolven onder een metersdikke laag sneeuw. Pas in juni kan de bezoeker er zeker van zijn dat hij sneeuwvrij is. De route is ongelooflijk mooi, maar ’s zomers kan het er druk zijn. Ik volg de tipgevers die me aanraden om zo vroeg mogelijk op de dag op weg te gaan.
Tongen van schurend ijs
Geografisch gezien is dit een landschap op zijn kop. Het werd gevormd ongeveer zeventig jaar geleden, toen de tegen elkaar botsende continentale platen zo hard tegen elkaar drukten dat de lagen sedimentaire rots in stukken braken en zeventig kilometer over de vlakte werden geduwd voordat ze halt hielden waar nu het park ligt. Door deze enorme verschuiving kwamen oudere lagen boven op jonge lagen te liggen. Zo kun je bij Marias Pass de breuklijnen zien waar rots van meer dan een miljard jaar ouderdom ligt bovenop rots met de prille leeftijd van zestig tot zeventig miljoen jaar.
Tongen van schurend ijs hebben het park in zijn huidige vorm gebeeldhouwd. Gletsjers van zeshonderd meter dikte schuurden de diepe troggen van de McDonald en Saint Mary valleien. Kleinere gletsjers zorgden voor de vele hangende valleien met hun nu spectaculaire watervallen. De gletsjers zijn verantwoordelijk voor de messcherpe rotsrichels, de hoorns en cirques, de kommen hoog in de bergen waar tot diep in de zomer de sneeuw blijft liggen en waar onder sneeuw vaak zo’n diepblauw meer opduikt.
Glacier heeft meer dan 1300 kilometer goed gemarkeerde en goed onderhouden wandelpaden door wat volgens velen het mooiste alpineterrein is in de continentale Verenigde Staten. De klassieke wandelroute is ongeveer honderd kilometer lang, tussen Logan pass en Kintla Lake, via de Goat Haunt. Het grootste deel ervan ligt boven de boomgrens en kronkelt door de meest afgelegen delen van het park. Populair is de route die Lake McDonald verbindt met St Mary Lake via Gunsight Pass. Deze route van ongeveer 35 kilometer geeft een mooie dwarsdoorsnede van wat het park heeft te bieden.
Het drukst zijn echter de paden die lopen van Many Glacier dat ligt aan de oever van Switftcurrent Lake. Weinig plekken in de Rockies kennen een zo spectaculair landschap dat zo gemakkelijk is te bereiken. De favoriete trails zijn die westwaarts over de Garden Wall, de verbinding makend met de High Line Trail die vanaf de Logan Pass komt. Of de route naar het noorden naar de Ptarmigan Tunnel en dan verder. In zuidwaartse richting gaat de route over de Piegan Pass naar de Going to the Sun Road.
Backcountry
Glacier National Park is anders dan alle Amerikaanse parken die ik ken. Het is groter, indringender en in sommige opzichten spectaculairder dan de andere bekende parken, zeker in het voorjaar. Vanaf eind april ontwaakt hier een compleet landschap uit een lange, diepe winterslaap. De weiden staan vol met kleurige bloemen, beren en andere dieren worden weer actief, overal huppelt jong nageslacht rond. De bossen en hellingen barsten van het leven.
Voordat ik in het gebied van Two Medicine Lake met drie bekenden een backcountry trip van vijf dagen ga maken, ben ik op eigen houtje vast op pad in de buurt van Many Glacier. In dit populaire gebied zoek ik een minder bezocht meertje uit, Lake Elizabeth, in het gebied ten noorden van de Going to the Sun Road. Het wordt afgeraden om alleen te gaan op back country trips, maar daar had ik me niets van aangetrokken en het blijkt in de praktijk geen probleem (al moet je natuurlijk niet je been breken).
Vanuit de Many Glacier Lodge, aan Lake Sherburne, wandel je hier meer dan duizend meter omhoog (er is een alternatief begin bij de minder drukke Swiftcurrent Motor Lodge, wat de afstand met twee kilometer bekort). De eerste klim tot aan de Ptarmigan Tunnel is het steilste deel, als het pad zich omhoog slingert over de hellingen van Mount Henkel en Altyn Peak. Het uitzicht naar het westen en zuiden is spectaculair. Wilbur Creek ligt op de bodem van de U-vormige gletsjervallei onder het pad. Aan het uiteinde van de vallei steekt Mt. Wilbur scherp omhoog, niet zomaar een berg maar een top met een flinke rotswand eraan vast. Wilbur is slechts drieduizend meter hoog maar zo steil dat pas in 1923 er iemand in slaagde de top te bereiken.
Tunnel op 2500 meter
Na een kilometer of vijf steek ik de Ptarmigan Creek over bij Ptarmigan Falls. Vlak bij is de splitsing van de paden: links gaat het naar Iceberg Lake, een enorm populaire dagjesbestemming. De park service organiseert nature trails naar Iceberg Lake, een kudde-achtige onderneming die alleen echte dagjestoeristen zal kunnen bekoren. Het voordeel is dat je na de splitsing van paden deze mensen kwijt bent – als je tenminste de afslag naar Ptarmigan Lake neemt.
Het pad klimt geleidelijk omhoog door vrij open bossen. Op de boomgrens wordt het minder steil en krijg je mooi zicht op de hellingen van de Crowfeet Mountain en de diepe canyon die de Ptarmigan Creek heeft uitgeslepen. In de buurt van het meer stort de Creek zich door een stuk of tien watervallen. Ondertussen rijst steeds steiler de Ptarmigan Wall op. Ik vraag me af hoe je er in vredesnaam overheen komt. Iemand wijst me op de strook sneeuw, hoog in de wand. Dat is waar de opening van de tunnel is te vinden. Sure, maar ik zie er niets van.
Het meer ligt in een kale halve ronde, een cirque, met de steile Ptarmigan Wall in het westen en noorden en de Crowfeet Mountain in het oosten. In juni is het meer nog bevroren, met een paar forse ijsbergen. Het pad maakt twee ruime haarspelden, een stijging van pak weg tweehonderd meter over een afstand van anderhalve kilometer. Dit is niet het zwaarste deel. De tunnel, die in 1931 is aangelegd dwars door de Ptarmigan Wall heen, is ongeveer tachtig meer lang. Hij werd aangelegd om een kortere route te maken tussen de Belly River Valley en Many Glacier. Voordien moesten wandelaars helemaal rond Apikuni Mountain gaan, en dan naar Redgap Pass om bij Belly River te komen. De tunnel is trouwens gesloten als er veel sneeuw is – soms tot ver in juni.
Het is een rare gewaarwording om zo hoog in een berg door een tunnel te lopen, maar helemaal onbeschrijflijk is het uitzicht als er in het noorden ineens uitkomt. Hoog tegen de wand gekleefd, kijk je uit over de valleien met Elizabeth Lake en Belly River. De kliffen zijn uitzonderlijk steil. Het lijkt haast onmogelijk om er af te komen: ze vallen direct omlaag.
Hier zit je echt in het hooggebergte: bomenloos en bezaaid met geërodeerde rots. De lagen van de verschillende rotsformaties waaruit de Ptarmigan Wall bestaat kun je hier haast aanraken. Van hier kun je met de Highline Trail door naar de Ahern Peak. Ik volg het pad omlaag naar Elizabeth Lake. Mijn plan is om daarna zuidwaarts te gaan naar de Belly River en terug te wandelen langs Poia Lake, om van daaruit verder te lopen naar de weg.
Bij Elizabeth Lake heb ik echt het gevoel alleen in de wildernis te zijn. Het kan alleen te voet bereikt worden en ik ben de enige die hier vannacht zijn tentje opslaat. Het meer ligt omgeven door steile rotswanden en scherpe pieken die in de avondschemering dreigend afstekend tegen de big sky van Montana. Het water kabbelt zachtjes op het strandje vlak bij de tent.
Hoewel het landschap op deze hoogte wat opener is, mag je met de dieren geen risico nemen. Dus heb ik me keurig gehouden aan de regels voor kamperen in berenterrein. Ik bereid het eten op een meter of veertig, vijftig van de tent, in richting van de wind, zodat alle geuren van de tent wegdrijven. Ik stop de kleren waarin ik heb gekookt in de zak die ik ‘bearproof’ in een boom hang, samen met afval en alles wat ook maar enigszins een geur afgeeft.
Ruim tweehonderd grizzly’s wonen in het park en een stuk of vijfhonderd zwarte beren. De laatste houden zich vooral op onder de boomgrens, in de dichtere bossen en struiken. De grizzly’s zitten in de high country. Waarschijnlijk bevat iedere tien tot vijftien vierkante kilometer park de een of andere beer. Genoeg om veel bezoekers schrik aan te jagen maar niet erg veel als je het wel beschouwt.
Terug in Many Glacier Lodge, een traditioneel houten hotel met uitzicht op Swiftcurrent Lake, blijken inderdaad de meeste mensen naar Iceberg Lake te zijn geweest. Zo vroeg in het seizoen valt het nogal mee, maar ’s zomers schijnt het daar continue spitsuur te zijn. Ik ben blij dat ik iets ondernemender ben geweest. Zo mooi als de door de spoorwegen indertijd aangelegde lodges zijn, er gaat toch niets boven de natuur zelve. (Over de rol van de spoorwegen en Glacier, klik hier.)
Imponerende rotswand
Two Medicine Lake is begin juni nog rustig. De camping is ons vertrekpunt voor een route van een paar dagen, naar het hoger gelegen Upper Two Medicine Lake. We volgen de Dry Fork Rivier naar Oldman Lake. De rivier vouwt zich om Rising Wolf Mountain, de top van 2899 meter die op ons neerkijkt. In de back country zijn uitstekende kampeerplaatsen uitgezet, onder andere hier bij Oldman Lake, net onder de Pitamakan Pass. De namen hier hebben allemaal een verhaal te vertellen en meestal dateert dat uit de negentiende eeuw.
We zitten dan al vlak onder die imponerende rotswand, het laatste stuk van de Continental Divide op Amerikaans gebied. De volgende dag moeten we hard werken om de Divide over te komen, via de Cut Bank Pass. Aan de westzijde volgen we de ruggegraat van Noord-Amerika in zuidelijke richting. De oudste in ons gezelschap is Robert, een zestigjarige pezige doorbijter. Iedereen loopt zijn eigen tempo in de bergen en Robert moet geregeld pauzeren, maar het is best te doen.
Wel is het behoorlijk koud op deze hoogte. Het landschap is kaal, met hoge, sneeuwbedekte pieken en diepe dalen. De enige dieren die we zien, zijn berggeiten en andere boven-de-boomgrens beesten. Als je vervoer kunt regelen, dan is het mooi om van hieruit naar de westelijke grens van het park te lopen, van de Cut Bank Pass langs de daar ontspringende Nyack Creek. Maar we hebben op de kaart wel gezien dat je dan nog een knap eind moet lopen om Route 2, de weg die rondom het park slingert, te bereiken. In de diepte zien we twee meren liggen: Beaver Woman Lake en Buffalo Woman Lake. Ze zouden ons te ver van onze route afvoeren, want van daaruit kun je alleen maar terug of omlaag.
Dit barre landschap leent zich minder voor kamperen. We zetten daarom door naar de beroemde Dawson Pass, terug over de Continental Divide en dalen af naar No Name Lake. Daar kamperen we tussen de struiken vol bessen die ons die nacht parten zullen spelen. Maar de volgende dag is het allemaal weer vergeten en genieten we van Twin Falls, een imponerende dubbele waterval die naar Two Medicine Lake stromen.
We nemen het pad omhoog naar Upper Two Medicine Lake, een van die stralend blauwe meren in dit alpine landschap. Het ligt in de kom van de Continental Divide, die steil en onpenetreerbaar omhoog steekt. Dit is letterlijk het einde van het pad, verder kun je niet. De volgende dag lopen we terug naar Two Medicine Lake, ons basiskamp.
De bear-droppings die we op het pad zien liggen, maken duidelijk dat onze nachtelijke bezoeker wel degelijk een beer is geweest. Dan had ik toch niet voor niets in mijn slaapzak liggen te rillen. Maar verdraaid, nou heb ik nog steeds geen beer gezien. Onze belletjes verbreken droevig rinkelend de stilte.