Martin Napoli is 45 jaar oud, maar pas de afgelopen zomer kwam hij achter het bestaan van zijn tante Maria. Die tante overleed als kind aan boord van het schip dat Napoli’s familie van Italië naar de Verenigde Staten bracht, in 1906.
‘Niemand praatte ooit over haar’, zegt Napoli, de eigenaar van een staalverwerkingsbedrijf in Chicago. Zijn vader, Maria’s broer, had drie andere broers en zussen. ‘Ik probeer nu uit te vinden of ze op zee werd begraven of ergens in New York, zodat ik haar graf kan bezoeken. Ik wil dat de herinnering aan haar terugkomt – ze was een tante, mijn bloed.’
Napoli hoorde onverwacht van Maria, toen hij aan het zoeken was naar de immigratiepapieren in het archief van 22 miljoen namen van mensen die de VS binnenkwamen via Ellis Island aan het einde van negentiende en de vroege twintigste eeuw. De database is beschikbaar voor bezoekers van het eiland en iedereen met toegang tot het internet op www.ellisislandrecords.org
‘Ik was bezig op die site’, herinnert Napoli zich, ‘en ik ging door een kopie van de passagierslijst van het schip van mijn grootouders. Daar vond onder mijn tante Rosaria en mijn oom Giorgio, waarvan wij dachten dat het de enige kinderen van mijn grootouders waren, de naam van een andere Napoli, Maria. Ik ging naar de rechterkant van de pagina en vond daar dat ze was gestorven. Ze acht jaar en vijf maanden oud. Ik moet erkennen dat ik er erg geëmotioneerd van raakte.’
Martins grootouders, Giocchino en Teresa Napoli vertrokken vanuit Sicilië. Ze kwamen aan in New York, met hun twee kinderen, op 24 oktober 1906, met de SS Virginia, die later tijdens de Tweede Wereldoorlog tot zinken gebracht zou worden. Martin heeft thuis een foto van het schip, ‘vergroot en mooi ingelijst’. Zijn vader, ook Martin geheten, werd geboren in 1908 in Florida, waarheen het gezin was verhuisd, vrij snel na hun Transatlantische reis. Hij geeft nu publiciteit aan de archieven van de immigratiedienst, vooral onder mensen die zijn geïnteresseerd in genealogie. ‘Ik preek er haast over’, zegt hij.
Volgens gegevens van de Statue of Liberty-Ellis Island Foundation in New York, leven er nog honderd miljoen nazaten van de immigranten die in Ellis Island aankwamen, ongeveer veertig procent van de totale bevolking van de Verenigde Staten. Het gerestaureerde archief heeft informatie over alle passagiers die tussen 1892 en 1924 arriveerden, de piekjaren van de immigratie, toen wel 5000 mensen per dag de poorten van Ellis Island passeerden, zegt Peg Zitko, de pr vrouw van de stichting. De website van het archief registreerde meer dan acht miljoen hits in de eerst zes uur nadat hij op 17 april 2001 werd gelanceerd, de verjaardag van de dag waarop, in 197, Ellis Island het grootste aantal immigranten ooit verwelkomde, namelijk 11.747.
In het eerste jaar van zijn bestaan registreerde de website meer dan 2,5 miljard hits, zegt Zitko. ‘De interesse is formidabel geweest’, zegt ze. ‘Ellis Island is net zo’n frequente zoekterm geworden als Madonna en de Beatles.’
Onderzoek van de archieven is vaak een emotioneel gebeuren voor de kinderen en kleinkinderen van immigranten, legt ze uit, omdat velen van hen, net als Napoli, voordien niet eens de basisgegevens van een familielied of hun geboorteplaats weten. Het was gebruikelijk voor genaturaliseerde Amerikanen om zich niet meer druk te maken over hun verleden en er niet over te praten met hun families in de nieuwe wereld.
Van de passagierslijsten kan men nu details te weten komen als de adressen van immigranten in hun land van oorsprong en, in sommige gevallen, ook hun eerste adres in de Verenigde Staten. Individuele archieven bevatten ook de haven van vertrek en aankomst, de naam van het schip, geboortedatum, huwelijkse staat en familieleden in de VS en daarbuiten.
Nadat het eiland in 1954 werd gesloten werden archieven overgedragen aan de National Archives voor opslag. Die hadden niet genoeg ruimte en besloten alles op microfilm te zetten, vertelt Zitko. Toen het eiland opnieuw openging als museum, in september 1990, was de meest gestelde vraag van bezoekers: ‘Waar zijn de immigratie archieven?’
De uitputtende taak van het uitschrijven van de meer dan 3600 rollen microfilm werd in 1993 op zich genomen door de Mormoonse Kerk. Hun 12.000 vrijwilligers besteedden in totaal 5,6 miljoen uur om de gegevens in te voeren van 17 miljoen immigranten en vijf miljoen andere passagiers – bezoekende buitenlanders of terugkerende Amerikanen. Slechte opnames, moeilijk te ontcijferen handgeschreven gegevens en meerdere nationaliteiten of etnische groepen die dezelfde naam droegen, maakten het project extra moeilijk en tijdrovend.
De Kerk stelde ook andere genealogische onderzoeksmethoden beschikbaar, zoals census gegevens, op hun eigen website en tientallen Family History Centres op diverse plaatsen in de Verenigde Staten.
Jennifer Petrino, nu wonend in Florida, ontdekte in haar lokale Centre een kopie van de census van 1920 met de familie van haar overgrootmoeder. ‘Ik belde mijn grootmoeder’, zegt ze in haar verhaal op de Ellis Island website, ‘en vroeg haar alles wat ik maar kon bedenken – alle namen van haar zussen en broers, grootouders en overgrootouders, en wat ze zich verder ook maar herinnerde – en van daaruit had het een sneeuwbaleffect.’
Uiteindelijk vond ze familieleden in een klein stadje net buiten Milaan en ging er op bezoek, beladen met oude foto’s en haar grootmoeders emotionele herinneringen. Ze ontmoette Francesca en Barbara, de dochter en kleindochter van de zus van haar grootmoeder. ‘We waren twee families en nu zijn we herenigd’, zei Barbara. ‘We zijn u weer allemaal bij elkaar en het het is heel mooi dat we ook een deel van ons in Amerika hebben.’