Het leven in en rondom Chesapeake Bay is altijd uniek geweest. Voor Washington DC en Virginia, maar vooral voor de staat Maryland, die bijna om de baai heen gevouwen ligt, maakt de baai een belangrijk deel uit van hun karakter. Maar de enorme bevolkingsgroei, intensieve landbouw, de gemakkelijke transportmiddelen en onderschatting van de gevaren, zorgden er bijna voor dat de baai ten onder ging. Nu is de situatie gestabiliseerd, maar liefst zou Maryland het gebied weer in de toestand van vijftig jaar geleden zien.
Door Tom Horton
Het is vroeg in de maand mei. Ik bevind me halverwege de Chesapeake, ongeveer daar waar de Nanticoke River in deze enorme riviermonding stroomt. De zonsondergang kleurt het water van de rivier dat door het opkomend tij omhoog geduwd wordt. De Nanticoke lijkt haar adem in te houden, rijp en vol verwachting in de zachte avondlucht. Een enkele ster spiegelt al in het gladde water. Dan beweegt iets onder het watervlak, en het sterrenlicht breekt. Opeen klinkt overal in de wetlands geklap en gespetter.
Grote gestreepte baarzen wentelen zich aan de oppervlakte, terwijl ze wolken amberkleurige eieren uitstoten. Kleinere mannetjes vergezellen de vrouwtjesvis, springend en sperma rondsproeiend om de eieren te bevruchten. Van Labrador in Canada tot North Carolina zijn in het voorjaar de vissen weer bij elkaar gekomen in de kraamkamer-rivieren van de Chesapeake. Ze krijgen daar gezelschap van andere opgewonden migranten zoals shad (elft) en rivierharing.
Nog niet zo lang geleden zorgden de Nanticoke en de andere toevoerkanalen van de baai voor negentig procent van alle gestreepte baars van de oostkust – stripers, rockfish , of zoals we ze hier noemen, gewoon rock . Op de rock steunde een commerciële en sportvisserij goed voor enige miljoenen dollar per jaar. Ook shad werd met miljoenen kilo's tegelijk gevangen, haring zelfs met tientallen miljoenen.
Dit soort cijfers interesseerden mij nauwelijks toen ik in de jaren vijftig en zestig opgroeide in Federalsburg aan Marshyhope Creek, waar de Nanticoke een diepe vork maakt in het bouwland van de Eastern Shore. Voor mij was enkel van belang dat ik iedere lente, als de jonge vogels begonnen te piepen, de rotsmispel bloeide en de kornoelje knoppen kreeg, mijn visgerei pakte, Bloomingdale Avenue afliep naar de wilgen achter Zaffere's Bakery, mijn lijn uitgooide in de Marshyhope en genoot van een opwinding en vitaliteit die me ver buiten de beperkingen van mijn dorp bracht. Sindsdien heb ik haaien gevangen in de Rode Zee, gigantische catfish in de Amazone en Dolly Varden trout in Alaska. Maar die ervaringen brachten niet de opwinding van die lente-shad in mijn jeugd.
Bijna hadden we dat alles verloren. Van de vroege jaren zestig tot eind jaren zeventig, nam de commerciële vangst van American shad met 35 procent af in het Virginia deel van de Chesapeake en met 95 procent aan de kant van Maryland. In heel de baai daalde in de jaren zeventig de haringvangst met 95 procent. Vissen op gestreepte zeebaars werd in 1985 in Maryland verboden en Virginia volgde snel. Met andere vissoorten ging het dezelfde weg.
Deze verzwakking van de lente-levensstromen waren symptomatisch voor een neergang die plaatsvond in de hele Chesapeake, door de journalist H.L. Mencken wel eens omschreven als één gigantische proteïnefabriek. In de afgelopen eeuw werden uit deze baai meer oesters geoogst dan waar ook ter wereld. Maar ook daar zijn de vangsten afgenomen tot een miniem percentage van wat vroeger werd bovengehaald. De weiden van onderwatervegetatie, de noodzakelijke leefomgeving voor tientallen vissoorten en waterdieren, zijn op veel plaatsen verdwenen. Metingen in de diepe kanalen van de baai wijzen uit dat vijftien procent van haar veertig triljard liter water in sommige zomers vrijwel geen zuurstof meer kreeg.
Tegen de achtergrond van deze gegevens biedt het wellustige rollen van de rockfish in de Nanticoke een straaltje hoop, een teken dat, als je de baai maar een halve kans geeft, ze niet gemakkelijk zal sterven. Hoewel de vervuiling nog steeds een bedreiging vormt, heeft het verminderen van de druk van de visindustrie ervoor gezorgd dat de paarvoorraden van de rock zich hebben hersteld. De reproductie was de afgelopen jaren zelfs goed genoeg om een beperkt visseizoen toe te staan.
Ook de rock zelf verdient lof. Een aantal van de eierleggers die ik hier vanavond zie zijn ruim een meter lang en wegen al gauw dertig kilo, en ze zijn al drie decennia bezig met het terugbrengen van leven naar hun moederrivier. Biologen geloven dat een aantal van deze grootmoeders dateert uit de geboortengolf van 1970, dezelfde lente dat de eerste Earth Day in Amerika een nieuw milieubewustzijn inluidde.
Er mag hoop zijn dank zij de regeneratie die we in het water zien, maar er zijn ook vraagtekens. Hoe is het mogelijk dat we deze schat bijna verloren? Niets in mijn thuisstaat Maryland staat in hoger aanzien dan de baai. Niet voor niets is de staatsboot een oester- skipjack, de staatshond een Chesapeake retriever, de mascotte van de Universiteit van Maryland een diamantrug moerasschildpad, en de staatsfossiel een weekdier. Het spreek voor zich dat de vis van Maryland de gestreepte baars is. En inderdaad is het zo dat bijna elk jaar van het leven van de oudste rocks de staat of een federaal bureau een of ander voorbeeld van vooruitgang in de zorg voor de baai kon melden. Heel wat milieuveldslagen zijn gewonnen maar hoe staat het met de oorlog? Tien jaar geleden evalueerde William Hargis, toen directeur van het Virginia Institute of Marine Science, het zo: 'We hebben aardig wat vooruitgang geboekt, dat wil zeggen, we zwommen tegen de stroom in met een snelheid van drie knopen – alleen is de tegenstroom vijf knopen sterk.'
Als Marylanders de baai oversteken, dan rijden ze een paar kilometer over de brug tussen Annapolis en Kent Island. Mensen uit Virginia rijden meer dan 25 kilometer over de brug-tunnel tussen Norfolk en Cape Charles. Over het geheel genomen heeft de baai in Maryland een gezelliger, meer rivier-achtig gevoel over zich. Ga je naar het zuiden, richting Virginia, dan verdwijnen de waterkanten uit het zicht en ziet de baai er meer zee-achtig uit – open water, behoorlijk gevaarlijk als het stormt.
Geografen zeggen dat de baai zich uitstrekt over ongeveer driehonderd kilometer, van Norfolk, Virginia, aan de monding, bijna tot de grens met Pennsylvania, vijftig kilometer van Baltimore. Maar als u daadwerkelijk de kustlijn zou volgen, dan zou dat een wandeling van enkele duizenden kilometers opleveren. En het zou altijd wandelen zijn, nooit zwemmen. Want de brede wateren van de Chesapeake zijn verrassend ondiep – gemiddeld minder dan zes meter. Als ik kinderen meenam om te kanoën over grote, dreigende stukken baai, zei ik altijd: 'Als we kapseizen, ga dan staan.'
Om te zien hoe dit enorme watergebied in elkaar zit, wat het zo speciaal maakt en zo enorm kwetsbaar hoef je geen laboratoriumjas te dragen. Beter is het om met een paar oude tennisschoenen als bescherming tegen oesterschelpen en gebroken glas van start te gaan, wadend vanuit bijna elk punt langs de kustlijn.
Er is iets met randen dat leven aantrekt. Het is op die plekken dat het zonlicht dat op de moerassen en het rijke slik van de ondiepe poelen valt een productie van organisch materiaal bewerkt waar menselijke landbouw niet aan kan tippen. In de gaten en scheuren aan de randen vinden alle soorten van schepsels voedsel en bescherming. Soft-shell krabben, witvissen, en rivierkreeft; bald eagles , canvasback ducks en grote blauwe reigers; oesters, visarenden en Canadese ganzen; jonge gestreepte baarzen en gespikkelde forel. Veel van wat essentieel is voor de baai heeft zijn habitat aan de randen.
Het duurde meer dan drie eeuwen na de stichting van de Jamestown kolonie door John Smith in 1907 voordat het aantal mensen rond de baai de acht miljoen bereikte – en minder dan een halve eeuw om het te verdubbelen. En dat is nog maar een vage indicator van de impact van de moderne samenleving op de baai. Uitlaatgassen, vuilnis, energiegebruik, pesticiden – al die bijproducten van menselijke bewoning – zijn nog aanmerkelijk sneller gegroeid.
Sinds John Smith in 1612 zijn opmerkelijk nauwkeurige kaart maakte, is de Chesapeake altijd beschreven als een enorm stuk water afgezoomd door de waddenachtige counties. Maar, zoals we vanuit de ruimte kunnen zien, is de Chesapeake deel van een afwateringsgebied dat 25 maal zo groot is als de baai zelf. Meer dan veertig serieuze rivieren en duizenden stroompjes staan in verbinding met de baai, vanuit gebied dat zich in het noorden bijna tot Vermont uitstrekt, in het westen over de Blue Ridge tot in West Virginia, en zuidwaarts bijna tot in North Carolina. Zo beschouwd ziet de baai er niet meer zo gigantisch uit, maar lijkt hij haast een stukje water aan het ontvangende eind van de activiteiten van vijftien miljoen mensen.
De implicaties van zo'n totaalbeeld zijn verstrekkend. Zo bepaalt Pennsylvania, dat geen centimeter kustlijn heeft met de Chesapeake de kwaliteit van het zoete water in de baai aangezien de helft ervan uit één enkele rivier vandaar komt, de Susquehanna. Met dit nieuwe concept van een uitgebreide baai zijn wetenschappers, de overheid en de burgers bezig om het verval van de baai een halt toe te roepen en terug te brengen in de over het algemeen gezonde toestand van de jaren vijftig.
Dat doel, nu al meer dan vijftien jaar uitgesproken door overheden op verscheidene niveaus, blijkt niet minder moeilijk en ambitieus dan John Smith's eerste verkenning van het stroomgebied. En de uitkomsten ervan hebben een grotere draagwijdte dan alleen de baai. Want de problemen van de Chesapeake zijn identiek aan die van de meeste kustgebieden, al die regio's die zo aantrekkelijk zijn voor ons en voor de natuur.
Bijna de helft van de Amerikanen woont in de kustgebieden, inclusief de Grote Meren, en de groei daar gaat onveranderlijk sneller dan het nationaal gemiddelde. Overal hebben ver landinwaarts strekkende baaien problemen: Puget Sound in Washington, Galveston Bay in Texas, Pamlico Sound in North Carolina, Casco Bay. De vraag hoe het zal aflopen met de Chesapeake is dan ook innig verweven met zulke fundamentele problemen als de verhouding tussen mensen en hun natuurlijke omgeving, en zo persoonlijk als de vraag of mijn kinderen ooit shad kunnen vangen in de Marshyhope.
'Nooit was er grotere overeenstemming tussen hemel en aarde over een plek waar mensen kunnen leven', schreef John Smith in beroemde bewoordingen. Meestal vergeet men zijn toevoeging: 'als het volledig ontgonnen zou worden'. Maar in zijn stoutste dromen had Smith zich niet kunnen voorstellen hoe dat zou uitpakken in Lancaster County, Pennsylvania. Dit deel van de staat is een hoorn van overvloed waar jaarlijks meer dan een half miljard dollar wordt geproduceerd aan melk, eieren, varkens, kippen, schapen en andere producten. Alleen sijpelt uit de onderkant van die hoorn ieder jaar ongeveer vijf miljard kilo mest. Dit voedingsrijke afval dat stroomafwaarts in de baai terecht komt, heeft geleid tot explosieve groei van drijvende algen, die vitaal zonlicht wegnemen voor de waterplanten. Deze zijn op hun beurt weer voeding voor eenden, ganzen en zwanen, en plaatsen waar de krabben zich verbergen als ze hun schild vernieuwen. Ze zijn nu over vele duizenden hectaren vernietigd. Verdere schade ontstaat als de algen afsterven en verrotten, want daarmee zuigen ze zuurstof weg dat de rest van het waterleven nodig heeft.
De overheid heeft nu programma's opgezet waarbij boeren worden gesubsidieerd bij het proberen hun gebruik en hun uitstoot aan voedingsmiddelen in balans te brengen, bijvoorbeeld door mest op te slaan voor een buurman die meer land dan vee heeft. Die kan daardoor zijn kunstmest terugbrengen. Deze ontwikkeling stemt optimistisch, al gebeurt het allemaal op vrijwillige basis en gaat het met een slakkegangetje. Maar het is een hele vooruitgang ten opzichte van 1983, toen ambtenaren vanuit Pennsylvania voor het eerst naar Annapolis kwamen, de hoofdstad van Maryland, om over vervuiling van de baai te praten. Een van die bureaucraten keek heel verbaasd toen hij een grote oester kreeg aangereikt. Hij draaide het ding om en om, en zei: 'verbazend, zeg, dat deze dingen ieder jaar hun schild afgooien.' 'Nee. Nee. Dat zijn de krabben', siste een assistent in zijn oor.
De vervuiling door landbouw mag dan niet verslechteren, die door bevolkingsgroei gaat gewoon door. Die gedachte bevangt me, als ik op een warme juni-middag de Potomac River overzie. Ik heb daarvoor tijd genoeg, want ik zit vast op de Woodrow Wilson Bridge, net onder Washington DC, en wordt gebarbecued en vergiftigd in een enorme file. De rivier onder ons, de Potomac, is de op één na de grootste leverancier van de baai en ondersteunde eens oesterbedden verder stroomafwaarts die zo rijk waren dat tientallen bewoners van Maryland en Virginia er zich letterlijk dood om vochten. Ooit zwom steur van soms wel drie meter lang hier de rivier op, en tot in het midden van de jaren twintig was er een kaviaar-bedrijf actief.
Hoewel hij nog steeds niet terug is op zijn oude niveau, is de Potomac heel wat schoner dan in de jaren zestig, toen president Johnson de rivier 'een schande' noemde. Johnson's uitbarsting leidde tot enorme uitgaven aan waterzuivering, maar naarmate de bevolking groeit in de regio van Washington groeit ook de druk op de baai. Bernie Fowler zag de problemen die deze groei veroorzaakte al twintig jaar geleden toen hij net president was van de Board of County Commissioners in Calvert County, Maryland, waar de Patuxent River door stroomt op weg naar de Chesapeake. Heel wat mensen in deze landelijke, weinig ontwikkelde county, keken verbaasd op toen Bernie stelde dat groei het meest urgente probleem was van de regio. 'Je hoefde maar om je heen te kijken wat er rondom Washington DC gebeurde, en naar de bruggen en wegen die gepland stonden', vertelde Bernie me onlangs. 'We hadden kustlijn in Calvert County. We hadden lage belastingen. We hadden prachtig platteland en we maakten het steeds gemakkelijker voor mensen om hierheen te komen.'
Sinds 1950 is de bevolking van het afwateringsgebied van de Patuxent meer dan verdrievoudigd, terwijl de bossen en velden plaats gemaakt hebben voor bouwprojecten, waardoor een aantal van de natuurlijke buffers die vervuiling buiten de baai hielden, verdwenen.
'Je vraagt je af hoe we dat toestonden', verzucht Bernie nu. 'Je hoort mensen zeggen dat het water er ondoorzichtig uitziet, en ik vraag me af wat er gebeurd is met de hardheads (ombervissen, ooit in grote hoeveelheden aanwezig in de baai). De opbrengst van de vissers liep terug. De grassen in de baai verdwenen. Je ziet al die dingen, maar het gebeurt langzaam. Het is alsof je in een kamer zit waarvan de zuurstof geleidelijk aan opraakt: je merkt er weinig van tot het bijna op is.'
Om de vervuiling te stoppen spanden Bernie en anderen in 1978 een rechtszaak aan tegen Maryland en de EPA (het Amerikaanse milieuministerie). Ze wilden rioolafval van de steden verder stroomopwaarts weren. Bernie's kant won en dat is waarom tegenwoordig op iedere tweede Zondag van juni mensen uit heel Maryland de Patuxent in waden op Bernie Fowler Day. Ze hopen hun tenen te kunnen zien in het water, net zoals Bernie dat kon als jongeman in de jaren vijftig. Hij vertelt hoe hij de rivier in waadde op zoek naar soft crabs . Het water was zo helder dat hij, zelfs als het water tot aan zijn borst stond, de schaaldieren kon zien, verborgen in het bleke groene gras dat de ondiepe gebieden bedekte. Vandaar de onofficiële doelstelling: zodra Bernie Fowler weer tot zijn borst het water in kan lopen en zijn tenen kan zien, dan weten we dat de rivier een comeback heeft gemaakt.
Maar zelfs als dat ooit lukt, dan geldt voor hele stukken van de rivier dat het landschap dat ooit het gezicht van Maryland bepaalde, de mengeling van dorpen en tabaksboerderijen, bossen en velden en heuvellandschappen, voorgoed is verdwenen. Steeds vaker denk ik aan de andere rivieren, zoals de James River en de Rappahanock, waar beboste oevers nog steeds kilometers lang domineren en waar de meeste bald eagles buiten Alaska zijn te vinden; de Delmarva Peninsula's Pocomke River en de Nanticoke, waar je de hele dag kunt kanoën zonder iemand te ontmoeten. Deze rivieren kunnen nog gered worden, kunnen nog plannen voor groei in plaats van enkel erop reageren. Ze kunnen de grote groene filters blijven van bos en weide die het water reinigen voordat het in de baai stroomt.
Rond Chesapeake houden we van onze krabben. We eten ze gestoomd en gebakken, in crab cakes en als vulling van de filets van bot en baars. We vangen ze iedere maand van het jaar, vrijwel overal in de baai, maar het best rondom beschermde plaatsen zoals Smith Island, een van de twee bewoonde eilanden in de Chesapeake.
Bijna de helft van de nationale vangst van blauwe krabben komt uit de baai. Blauwe krabben kunnen alleen maar groeien als ze geregeld hun jasje afgooien, en op dat punt worden ze soft-shell crabs , een van de delicatessen van de wereld. Tot op heden zijn er meer dan voldoende krabben, maar naarmate de andere vissoorten meer bedreigd raken, wordt de druk op het krabbenbestand groter en groter.
Ik ben terug op de Nanticoke en de korte, koele novemberdag verleidt de catfish en largemouth baars voedsel te verzamelen voor de winter. Houteenden zijn al naar de beboste moerassen verhuisd. Elke dag nu kunnen de golven van toendra-zwanen overkomen, opgejaagd door de eerste noorderstorm van het seizoen. Het zomerleven is ten einde, de rockfish zijn terug naar de oceaan, schildpadden en krabben zitten in de modder, woudzangers en zilverreigers zijn afgereisd naar het verre zuiden.
Eén constante blijft, een stille waarnemer aan de rand van de rivier: de prachtig gepluimde, prehistorisch aandoende grote blauwe reiger. Als de regio, van moeras tot berg, een stijl deelt, dan vertegenwoordigt deze vogel hem. Er is geen seizoen van het jaar, en geen county waar de grote blauwe reiger niet waakt over de ontmoeting van land en water. Hij ziet de ruggen van de walvissen en de golven van de Atlantische Oceaan; hij kent de modderstromen van de rivierotters in de beboste kreken van de Potomac; hij bekijkt de purper gestippelde forel in de kalksteenbronnen die de Susquehanna voeden.
Zwevend op zijn twee meter brede vleugels heeft hij de opgaande zon zijn gouden en zilveren stralen zien werpen over de miljoenen hectares land en water, en graantje voor graantje heeft hij de zanden en de modderbedden en de rottende bladeren op elk strand en wad afgepluisd, iedere boerensloot, bergkreek en plas. Volgens de boeken voedt hij zich met kleine vissen en kikkers en slangen, maar als de winter streng is neemt hij wat er voor handen is – hij kan een hele muskusrat verzwelgen, of vechten met een kat om haar jongen. Hij laat zich zelden horen en als hij het doet, dan is het weinig meer dan een smartelijke schreeuw, alsof hij een harde krab verkeerd door zijn lange nek heeft gekregen.
Nu zie ik hem zijn magere dijen warmen in de laatste beetjes novemberzon en vraag me af of we de balans kunnen opmaken van de menselijke bemoeienis met de Chesapeake. Wat te denken van het ambitieuze programma dat ernaar streeft om niet alleen de verslechtering van de baai tegen te gaan maar zelfs herstel te zoeken in de toestand van veertig jaar geleden? Beginnen we eindelijk stroomopwaarts te gaan, niet enkel drie knopen tegen de stroom van vijf? 'Ik heb het gevoel dat we in de laatste paar jaar het op vier tegen vier hebben kunnen houden, dat we de patiënt hebben gestabiliseerd', zegt William C. Baker, president van de Chesapeake Bay Foundation. En Christopher D'Elia, een baai ecoloog aan de University of Maryland is het daarmee eens: 'We hebben de teruggang gestopt en staan nu op een punt van stilstand.'
Geen van beide mannen onderschat hoeveel er nog moet gebeuren. 'De samenleving verkeert nog in een staat van ontkenning over hoe uitgebreid de menselijke bemoeienis is', zegt D'Elia. Als voorbeeld noemt hij de enorme hoeveelheden nitraten die nog steeds de baai in stroomt – uit rioolwater-zuiveringsinstallaties en septische tanks, van boerderijen en van gazonnen-met-kunstmest en golfbanen – zelfs van uitlaatgassen en energiebedrijven.
Hiervan lijkt menselijk afval de enige vervuiling die het uitgesproken doel van veertig procent verlaging in het jaar 2000 zal halen. Geld, wetten en technologie lijken voldoende om dat te bereiken. Met landbouw lijkt succes verder weg: negentig procent van de bedrijven in het afwateringsgebied van de Chesapeake heeft geen serieus plan voor beheersing van de nitraten en fosfor.
Beheersing van de vervuiling die de baai binnenkomt is maar één van de drie zaken die opgelost moeten worden. Visbeperkingen hebben de gestreepte baars teruggebracht maar de overheden in de regio lopen flink achter met plannen om de baai te managen. En de keuze tussen milieu en banen is altijd moeilijk te verkopen. Neem de oester: tot voor kort werd die alleen gezien als een lekkernij, maar ecologen zien hem nu ook als een waardevolle filter omdat hij algen en zout uit de baai haalt door water door zijn systeem te halen. Maar jaren van ziekte, slecht management, en vervuiling hebben de oesterbedden kapot gemaakt. Er was een tijd dat ze in een week of twee een volume water ter grootte van de hele baai konden verwerken. Nu kost dat ongeveer een jaar.
Het derde punt is het onderhoud en herstel van de natuurlijke weerstand van de baai, de buitengewone capaciteiten van waterplanten, oesters, bossen, en wetlands om de baai te beschermen tegen vervuiling die anders de ecologische balans zou verstoren. Bossen en wetlands bedekken ongeveer de helft van het gebied dat ze pakweg vijftig jaar geleden deden. De ontwikkeling van suburbs dreigt steeds verder op te rukken – en per bewoner kost behuizing nu vier maal zoveel ruimte als gebruikelijk was in de jaren vijftig.
Maryland heeft een verregaande maatregel genomen door ontwikkeling te beperken in een driehonderd meter bufferzone van alle nog resterende natuurlijke waterlijnen. Maar er is niets vergelijkbaars in Pennsylvania of de resterende negentig procent van Maryland. En de kustlijn van Virginia heeft lang niet zo'n sterke bescherming. 'Het beheersen van de groei is absoluut onze sterkste uitdaging', zegt Will Baker van de Chesapeake Bay Foundation.
Kunnen we slagen? Ik geloof dat we op het juiste spoor zitten – dat succes begint bij het rekening houden met alle omstandigheden en verbanden in het hele afwateringsgebied. Maar ik denk niet dat mijn generatie van babyboomers deze taak kunnen volbrengen. We vertrouwen nog te op technologische oplossingen, meer ad hoc dan structureel, en we zijn onvoldoende bereid om alternatieven op te zetten voor de 'groei of sterf'-noties die zoveel druk op het milieu hebben gezet. Soms overwelmen de problemen je zodanig dat het tijd is om naar huis te gaan.
Men zegt dat niemand in het gebied van de Chesapeake meer dan een paar minuten van een stroompje woont. De aftakkingen wortelen de baai als een machtige boom in het leven van ons allemaal. Onlangs ging ik terug naar de plek waar de baai voor mij dertig jaar geleden begon. Naar een ravijntje achter het oude huis van mijn familie en een belachelijk klein stroompje. Het meanderde maar een kilometer of zo voordat het de Marshyhope Creek in stroomde, en verderop in de Nanticoke, de Chesapeake, en verder weg. Wat voor biologische beperkingen het stroompje ook gehad mag hebben, het verschafte persoonlijkheid aan een verder weinig interessante verzakking in het land. Mijn speelkameraadjes en ik legden er dammen in, kanaliseerden het, spetterden erin rond, hielden wedstrijden met bootjes en zwaaiden eroverheen aan touwen. Een nederig draadje in het grootse web van de afvoer van de baai, maar wat een inzichten, herinneringen en emoties leverde dat nog voor me op.
Glijdend langs een oever in de koude, in de zon glinsterende en nog steeds viezige kreek bodem, hoorde ik stemmen – drie jongens uit de stad, samen gewapend met één roestig geweer, op zondagochtend expeditie. Hun aanvoerder, Steve Faulkner Jr., twaalf jaar oud, omschreef zichzelf als de generaal van hun groep. Hij stelde me voor aan zijn maten Micheal en Joey Keene. Ze boden me aan om met het dunne touw dat ze gebruikten over het water te zwieren. Liever niet, dacht ik met mijn meer dan honderd kilo.
'Lekker plekkie, niet?', vroeg de generaal.
'Nou en of', antwoordde ik, en dacht, wacht maar tot je ziet wat er nog meer aan vast zit.
Maar ik raakte al snel onder de indruk van hun kennis van het verband tussen het kleine stroompje en de baai. Ze wisten dat het schoonmaken van de baai, in Steve's woorden, 'één van de belangrijkste dingen [is] die we moeten doen'. Ze hadden het erover gehad in school. Ik vroeg of ze ooit shad hadden gevangen verder stroomafwaarts of en haring in april of mei.
'Nee', zei Steve. Ze leken me wijzer dan hun jaren, maar ook armer. Ik moest denken aan iets wat een vriend van me onlangs had verteld over een van de gemeenschappen die aan de stroompjes van de baai was gelegen.
'Het verschil tussen de baai die ik kende en de baai die mijn dochter kent', zei hij, 'is dat zij negentien is en nog nooit een rockfish heeft gevangen en voor mijn gevoel is dat volstrekt belachelijk.'