Tekst Frans Verhagen
Chicago is de stad van de architectuur. Wie daarin nooit bovenmatig geïnteresseerd was, wordt dat in Chicago wel. Wie wel bij voorbaat daardoor wordt aangetrokken, kan licht denken dat hij in het paradijs is beland. Het begint al met de terminal van United Airlines, een bouwwerk van licht en lucht dat klaar lijkt om het luchtruim te kiezen. Daar kan Schiphol met zijn frommelwanden, lange gangen en verlaagde plafonnetjes een puntje aan zuigen.
Eenmaal downtown val ik van de ene verbazing in de andere. Een mooiere verzameling bouwwerken heb ik nog niet gezien. Ik weet nu meer van Louis Sullivan, Frank Lloyd Wright en vooral van Mies van der Rohe, dan ik ooit voor wenselijk heb gehouden. Net als bewoners babbel ik familiair over ‘Mies’ en kan ik beamen dat 333 West Wacker Drive goddelijk geïnspireerd moet zijn geweest.Maar ik heb niet alleen naar gebouwen heb gekeken, ik ben ook liefhebber van de stad Chicago geworden.
Het warm kloppende hart van Amerika, de meest Amerikaanse van alle Amerikaanse steden. Ik nam dat altijd met een korrel zout. Maar het is waar. Chicago is niet een wereldvreemd eiland zoals New York of San Francisco, of een openluchtmuseum als Washington. Laat staan dat het zich laat vergelijken met de verzameling suburbs die Los Angeles heet. De hele week resoneren vaag in mijn onderbewuste de dichtregels van Carl Sandburg, die fantastische lyrische verwoording van Chicago’s zelfbeeld op het hoogtepunt van zijn economische glorie:
‘Hog Butcher for the World,/Tool Maker, Stacker of Wheat,/Player with Railroads and the Nation’s Freight Handler;/ … City of the Big Shoulders.
Wat een beeld: de stad met de brede schouders.
Varkens worden niet meer zoveel geslacht als vroeger, in de tijd dat het vee van Amerika zijn stappen zette in een abattoir in Chicago, destijds Porkopolis. Gereedschap wordt niet meer gemaakt in de rust belt, en treinen spelen niet meer die dominante rol in het transport, maar Sandburgs beeld blijft hangen, vooral die brede schouders. Chicago is niet alleen een stad van harde werkers en gespierde kerels, als stad heeft het zelf ook een rondborstige, stevige uitstraling. Zelfs de bankiers ademen Chicago en niet New York. Hier hebben ze de can do-stijl uitgevonden; problemen zijn er om op te lossen. Maar dan wel nadat je er even goed over hebt gebakkeleid, want dat doen ze graag in Chicago. Je ziet dat zelfs bij de architectuur: die is in Chicago niet een elitezaak maar een volkssport. Over nieuwe gebouwen wordt in de krant gesproken, bewoners vellen een oordeel en steken dat niet onder stoelen of banken. Want bedeesd en Chicago, dat gaat niet samen. Bescheiden trouwens ook niet.
Scharnier tussen oost en west
Luidruchtig, creatief, hardwerkend en can do, dat had ik al gelezen over de komeetachtige geschiedenis van Chicago. De stad die ooit begon als een mudhole van drie huizen en een dorpspomp, op het punt waar de Chicago River in Lake Michigan stroomde. de stad die lange tijd de frontier was, de grens van de bekende wereld. Chicago brak door toen er een kanaal werd aangelegd van het meer naar de Mississippi, en vervolgens groeide het in de eerste helft van de negentiende eeuw uit tot het handelscentrum. Naarmate het land verder naar het westen schoof, werd Chicago het scharnier tussen oost en west. Met tienduizenden tegelijk kwamen de immigranten erop af. En koeien en varkens. In de enorme stockyards verzamelden zich de koeien uit Montana en Texas voor hun laatste gang door de gigantische slachthuizen van Chicago, waardoor er rond 1860 permanent een penetrante geur hing over Chicago. Zelf associeer ik Chicago’s ondernemingsgezindheid nog altijd met Sears, Amerika’s eerste grote postorderbedrijf, ook al domineren ze de postorderbusiness al lang niet meer. Het lag natuurlijk voor de hand om vanuit dit knooppunt van handelswegen, het hele land te bedienen met handelswaar die in al de nieuwbakken stadjes niet voorradig was.
In 1871 brandde het grootste deel van de stad af. Het was een ramp, maar tegelijk het beste wat Chicago ooit overkwam, want met typische Chicago-handen-uit-de-mouwen bravoure bouwden de bewoners de stad weer op, alleen dit keer mooier, beter en brandveiliger dan tevoren. De vette contracten voor de nieuwbouw trokken de meest ambitieuze architecten en ontwerpers aan en zo kreeg Chicago zijn eigen gezicht. Zo begon zijn geschiedenis als architectuurstad.
Geschiedenis van de architectuur
Om enige structuur te geven aan deze overdosis stadsontwikkeling neem ik de boottour over de Chicago River van de Chicago Architecture Foundation. Het heeft alles van een crash course in architectuurgeschiedenis, op gevatte wijze gedoceerd door een liefhebber. Ik hoor over de World’s Columbian Exposition in 1893, een wereldtentoonstelling die miljoenen mensen trok naar de witte, in elektrisch licht badende paviljoenen. Deze White City had wat we tegenwoordig een concept zouden noemen: het was de bedoeling te laten zien hoe parken, straten, woon- en werkgebouwen elkaar in een stedelijke omgeving konden versterken. Chicago zelf pakte die hint meteen op en liet de architect Louis Burnham het Plan of Chicago opstellen. Hij heeft gezorgd voor de Lake Shore Drive, een van de meest indrukwekkende boulevards van Amerika. De weg, 124 blokken langs de oevers van Lake Michigan, biedt een open uitzicht op het meer, de stranden en de parken én op de skyline van Chicago. De weg zorgt er ook voor dat de kustrand vrijblijft van grote gebouwen. Burnham wilde Parijs concurrentie aandoen – zeg nooit dat Chicago geen ambitie heeft.
Vanaf de rivier is de staalkaart van stijlen beter te overzien dan vanaf de wal. Van het Wrigley Building tot de postmoderne zuilen aan West Wicker Drive ontvouwt zich een compacte geschiedenis van de twintigste-eeuwse architectuur. Ik laat me vertellen over de First Chicago School, de architecten die met hun stalen framebouw en liften konden losbreken van de beperkingen van baksteen. Hier vonden ze de skyscraper uit. Het duurt niet lang voor Mies opduikt. Mies van der Rohe, de architect die uit Duitsland vluchtte, drukte met zijn motto ‘minder is meer’ een stempel op de stad. De gids vertelt over zijn gebruik van glas, van de lange lijnen om gebouwen hoogte en rankheid te geven. Je kunt je moeilijk voorstellen hoe revolutionair die Internationale Stijl toentertijd was. Nu zie je hem overal in Amerika, zij het meestal met minder finesse dan in Chicago.
We passeren de fascinerende Marina City, twee torens die in de volksmond de ‘maïskolven’ heten. Hier werd het idee van een stad in een gebouw uitgewerkt, niet met o
verweldigend succes maar de appartementen zijn wel razend populair. Sinds de renovatie van de oevers van de Chicago River, de afgelopen tien jaar, is het een veel leuker gebied geworden. Tussen het klassieke Wrigley gebouw en de postmodernistische bouwsels ligt zo’n beetje de geschiedenis van de twintigste-eeuwse architectuur. De Spaanse architect Bofill leefde zich uit in het RR. Donnelley Building, waar hij zijn liefde voor Griekse en Romeinse thema’s over het hele gebouw smeerde. Onze gids is een bewoner van Chicago en dus voorziet hij zijn nuttige informatie van een kritische noot.
Het hoogtepunt van de toer is 333 West Wacker Drive. We passeren dit punt een paar keer vanuit verschillende invalshoeken. Op een driehoekig stuk land, in de bocht van de rivier, heeft William Pederson het mooiste gebouw van Chicago neergezet, vind ik. De rivierkant van het glazen gebouw staat gespannen als een boog. In het glas spiegelt de rivier, het weer, de omliggende gebouwen. Soms blauw, soms grijs, soms groen, ’s avonds rood. Het beeld is nooit hetzelfde want water, weer en tijd veranderen. Zo mooi kan een gebouw zijn.
Nieuwe trek naar de binnenstad
Je zou haast denken dat Chicago alleen architectuur te bieden heeft, maar dat is niet waar. Nee, die mooie, verzorgde gebouwen en ook de fabuleuze beelden van Picasso, Chagall, Dubufet en anderen die bij de gebouwen staan maken Chicago wat het is, een onthutsend aantrekkelijke stad. En hij wordt alleen maar leuker. Ik hoor dat de bevolking de laatste tien jaar met vijftien procent is toegenomen, nadat er in de jaren zestig en zeventig een grote uitstroom naar de suburbs had plaatsgevonden. De nieuwkomers zijn yuppies, alleenstaanden en gays maar ook mensen die terugkomen uit de suburbs nadat hun kinderen uit huis zijn gegaan. Het levert een scala aan wijken rondom downtown op, die barsten van het leven. Nieuwe restaurants, cafés, clubs, winkels, galerieën: mijn verder voorbeeldige Lonely Planet Guide kan de ontwikkelingen niet eens bijhouden.
Bijzonder gecharmeerd ben ik van de buurt ten noorden van de rivier en ten westen van Michigan Avenue. Daar zijn veel nieuwe, hippe restaurants – populair zijn de noodle-paleizen, zoals Big Bowl aan West Erie Street – maar ook oude, tijdloze restaurants zijn er volop. Ouderwets Amerikaans ontbijten doe je bijvoorbeeld bij Mike’s Rainbow Diner, op de hoek van West Huron en North Clark. Deze klassieke Mid West-diner is vooral populair bij politiemensen en taxichauffeurs.
Als je verder van de weg afgaat, neemt het aantal galerieën toe, tot je in River North Gallery District ermee overspoeld wordt. De kwaliteit is hoog, zij het met bijbehorende prijzen. Vooral op het gebied van fotografie tref ik uitstekende zaken. In SuHu, zoals dit wijkje aan Superior Street en Huron Street wordt genoemd, is elke vrijdag wel een opening. Ze worden aangekondigd in de Tribune en de gratis krantjes die in elk restaurant liggen.
Ik had hoge verwachtingen van het eten in Chicago, en die waren terecht. In de stad van de ribs en pizza’s zocht ik het meer in de etnische of klassiek Amerikaanse hoek en dat leverde uitstekend Chinees en Mexicaans eten op. Mijn favoriet is Shaw’s Crab House, een visrestaurant in River North, net ten noorden van de loop. Shaw’s is maar twaalf jaar oud, maar het ontwerp is uitgekiend nostalgisch: the Mid West van vóór de jaren zestig. Shaw’s is tegelijk restaurant en oesterbar met barkrukken. De bar, gemaakt van donker hout, is het sociale en visuele centrum dat de ruimte domineert. Er zijn ouderwetse spiegels en groen licht. Shaw’s ligt in een wijk waar hard wordt gebouwd en gerenoveerd aan oude industriële gebouwen, ten noorden van The Loop, de oude downtown binnen de ring van de metro op stelten. River North barst van de bars waar professionals en yuppen na het werk een afzakkertje drinken of sociale contacten opdoen. In de bakstenen opslagplaatsen zitten galerieën en restaurants.
Grootste aantal bars
Ik heb een hekel aan de meeste nieuwverzonnen waterfronts die Amerikaanse steden construeren, maar tot mijn verrassing vind ik de Navy Pier erg leuk. De in 1916 gebouwde pier steekt uit in Lake Michigan en garandeert een uitzicht op de skyline van downtown. Het complex werd in 1995 heropend na een duur renovatieproject en is nu al de populairste attractie van Chicago. Op een normale, warme zomeravond barst het hier van de mensen die een ritje maken in het reuzenrad, een suikerspin of een glas bier kopen, of gewoon uitkijken over de watervlakte. De buurt eromheen raakt nu ook opgevuld met nieuwe, behoorlijk dure appartementen. De drukte op de pier, na een werkdag, is een goed teken. Je ziet dat het mensen zijn die hier wonen, die bij het vallen van de avond hier hun vermaak komen zoeken.
Chicago heeft het grootste aantal bars per hoofd van de bevolking in de Verenigde Staten. Bewoners van Chicago zijn bijna net zo trots op hun bars als op hun sportclubs, en dat wil wat zeggen. Ze zijn gul met hun tips over waar je heen moet voor het echte barleven van Chicago: het oude café van de bootleggers, Green Mill, met een geheime deur voor snelle vluchten. De Gold Starr Jazz Lounge in het Playboy gebouw, de grungy Buddha Bar in de artiestenwijk.
In de jaren twintig kwamen honderdduizenden zwarten uit het Diepe Zuiden naar Chicago. Ze ontvluchtten de segregatie en de armoede in de vaak ijdele hoop op een beter leven in het noorden. Het schijnt dat er nu een omgekeerde stroom op gang is, maar hoe dat ook zij, Chicago is onmiskenbaar de culturele hoofdstad van de African Americans. Dat geldt zeker voor de muziek, met de Chicago blues en jazz voorop. Het is ook geen toeval dat Oprah Winfrey in Chicago hof houdt, Jesse Jackson er zijn hoofdkwartier heeft en dat de grootste uitgever van tijdschriften voor zwarten op South Michigan Avenue zit.
Zwart tegen de rest
Net als dat architectuur een volkssport is, zo is politiek een tweede natuur in Chicago. Iemand zonder mening zul je er niet vinden. Ik verbaas me over de grote hoeveelheid geüniformeerde lieden die schijnbaar nutteloos hun tijd vullen op Chicago’s straten. Ze manen tijdens het spitsuur de auto’s aan om sneller door het groene licht te rijden of voor rood te stoppen. Ze delen parkeerbonnen uit of staan op een hoek te lanterfanten. Dit is lokale politiek, hoor ik. Politici zorgen voor hun kiezers en kiezers zorgen voor hun politici.
Politiek is het vergeven van banen. Corruptie is ook een onderdeel van het spel. Een lokale grootheid beval zichzelf eens aan onder het motto dat hij beter was dan zijn opponent omdat hij al rijk geworden was en zijn opponent nog moest beginnen en dus meer zou stelen. In de tijden van de oude burgemeester Daley, dezelfde die in 1960 tienduizenden doden op John F. Kennedy liet stemmen, had de burgemeester zo’n 45.000 banen te vergeven. Zoveel is het nu niet meer, maar nog steeds is het gunnen van contracten en banen hier een belangrijk, zoniet hét belangrijkste onderdeel van de politiek.
Politiek hier is ook zwart tegen de rest. Vooral in de jaren tachtig ging het hard tegen hard om de vraag of in een stad waar veertig procent van de stemmers zwart is, ooit een zwarte burgemeester gekozen kon worden. De immens populaire Harold Washington besliste dat uiteindelijk: hij won in 1983 de burgemeesterspost. Als burgemeester ontmoette hij veel weerstand van de gemeenteraad, wat op goede Chicago-manier werd opgelost door de districten zo te herverdelen dat zijn grootste tegenstander de verkiezingen verloor. Washington overleed tijdens zijn tweede termijn, in 1987. Als eerbetoon werd de nieuwe public library naar hem genoemd. Een fantastisch bouwwerk, zeker voor een met publieke middelen gefinancierd complex, waarover iedereen een tegengestelde mening heeft.
Richard Daley, een zoon van de oude burgemeester, runt de stad nu een stuk efficiënter dan zijn vader of Harold Washington ooit deed. Eruit gingen de linkse types, de community organizers. Nu draait het om economische ontwikkelingen, recht en orde en de baby boomers die terugkeren naar de stad en geen behoefte hebben aan lezingen over gelijke kansen. Maar ik zie genoeg armoede en verloederde projecten in Chicago om me te realiseren dat er nog heel wat gedaan moet worden. Cannot do telt hier niet.
Revolutionaire woonhuizen
Die arme buurten zie ik vanuit de metro als ik naar Oak Park ga, de wijk van Amerika’s beroemdste architect, Frank Lloyd Wright. Tussen 1889 en 1909 had hij er zijn studio en woonhuis, en bouwde hij er ongeveer 25 woonhuizen. Maar voor je in Oak Park bent, ga je door de schil tussen downtown en de eerste suburbs. Door de verloederde wijken waar je je moeilijk kunt voorstellen hoe ze ooit weer overeind kunnen kruipen. Gisteren zijn er nog twee kinderen doodgeschoten. Zou het ooit beter worden?
Vanuit de metrostop wandel ik in een minuut of tien naar het Oak Park Visitor Center aan North Forest Avenue. Daar zijn wandelkaarten met alle Wright-gerelateerde bouwwerken te krijgen. Onderweg krijg je vast een voorproefje met de Unity Temple aan Lake Street, een eenvoudige, rechthoekige kerk die indertijd revolutionair geweest moet zijn. Om kosten te besparen experimenteerde Wright met een constructie van gestort beton, wat het geheel een nog strakkere uitstraling geeft.
Op de wandeltour is een staal van Frank Lloyd Wright’s te zien. Mooie huizen in de door Wright gepionierde prairiestijl en rare gedrochten zoals het Moore House, Wright’s extravagante interpretatie van een Engels landhuis. We eindigen bij de Frank Lloyd Wright Home and Studio. De rondleidingen zijn informatief en laten het huis en studiio, propvol snufjes en nieuwigheden zien. In combinatie met de huizen in Oak Park geeft het een goed beeld van Wright’s bezigheden. Een aardige tegenhanger van de gigabouw in downtown Chicago.
Stuitende armoede
De meubelontwerpen van Wright zijn ook prominent aanwezig in het Art Institute of Chicago, een van de topmusea van de wereld. De verzameling is zo divers en zo omvangrijk dat ik me niet eens waag aan een poging het allemaal te bekijken. Behalve in modern design, ben ik geïnteresseerd in de impressionisten die hier hangen, zoals Caillebotte’s Paris Street; Rainy Day, prachtige kleurrijke schilderijen van nachtclubs door Archibald J. Motley, een paar Picasso’s, Chagall’s en dan de Amerikaanse klassieker American Gothic, de studie van een boerenechtpaar. Na een paar uur geef ik het op, niet moedeloos maar overtuigd dat je hier, zoals in alle grote musea, vaker moet komen.
Er is geen gebrek aan musea in Chicago, dus daar kun je in een paar dagen toch geen recht aan doen. Ik kies voor een bezoek aan het Jane Addams Hull House Museum en heb daar geen spijt van. Als immigrantenstad had Chicago natuurlijk de grootste moeite om al deze nieuwkomers, soms wel 10.000 per week, te verwerken. De meesten kwamen terecht in stuitende armoede en totaal vervuilde leefomstandigheden. Dit leidde niet alleen tot een hoop arbeidsonrust maar gelukkig ook tot privé-initiatief om hen te helpen.
In 1889 begonnen twee jonge vrouwen uit de gegoede middenklasse het Hull House aan de West Side van Chicago. Ze openden gaarkeukens, scholen, medische voorzieningen en dergelijke. De meeste gebouwen zijn verdwenen, maar op het terrein van de University of Illinois staat nog het huis van waaruit Jane Addams werkte. Het gebouw, ingericht als een fascinerend museum, geeft een mooi beeld van de activiteiten van deze sociaal bewogen dames, die weigerden zich neer te leggen bij het dogma van die tijd dat de armen maar voor zichzelf moesten zorgen. Hull House werd een trefpunt voor progressieve politici, zeker toen de populistische beweging aan het eind van de negentiende eeuw aan kracht won. Addams deed voornamelijk concreet werk in haar eigen wijk, maar ze zette zich ook in voor een verbod op kinderarbeid en een leerplichtwet. In 1931 won ze de Nobelprijs voor de Vrede.
Funshopping op de Magnificent Mile
Dat ik me van Hull House in de richting van Michigan Avenue begeef, de duurste winkelstraat van Chicago, is een van de contradicties die iedere grote stad in zich bergt. Deze levensader van Chicago wurmt zich over de Chicago River, waar de gotisch ogende gebouwen van de Chicago Tribune en de Wrigley Buildings als een soort toegangspoort fungeren. Vandaar heet het de Magnificent Mile, een winkelstraat met meer allure dan Fifth Avenue. Alle grote Amerikaanse warenhuizen zijn er prominent aanwezig en dat is wat mij betreft ook meteen het probleem. Het zijn vooral de grote merken die je er tegenkomt en die hebben niet veel origineels te bieden, zelfs in het topsegment is de gelijkschakeling een feit. Maar het zijn ontegenzeglijk mooie winkels en aangezien voor veel bezoekers fun shopping een programmaonderdeel is, zal menigeen zich daar heerlijk bij voelen.
Aan het eind van de Mile staan twee torens, die vooral in samenspraak de snelle ontwikkeling van Chicago illustreren. De ene is de bakstenen Watertower, een van weinige gebouwen dat de grote brand van 1871 overleefde. De ander is het John Hancock Center, na het Sears Building het hoogste gebouw van Chicago. Ik volg het advies van mensen die het kunnen weten: deze toren is dé plek om de hoogte in te gaan. Afgezien van de voor de hand liggende reden dat je zo de Sears Tower kunt zien, is het hier minder druk, ligt het dichter bij het meer en je kunt, omdat de Hancock wat op afstand ligt, de downtown als geheel zien.
In de verte zie ik ook het gebouw van de Chicago Board of Trade met het beeld van Ceres, godin van het graan en de landbouw, op het dak. In het gebouw aan het eind van LaSalle Street, wordt alles wat van het land komt verhandeld, in de vorm van contracten op toekomstige leveringen van bijvoorbeeld graan, sojabonen en varkensmagen.
Vanaf de bezoekersgalerie op de vijfde verdieping heb ik de trading floor kunnen zien. Voor het ongeoefende oog is het een totale chaos van opgewonden mensen in gekleurde hesjes die zaken doen in een soort primitieve gebarentaal. Een chaos die niet lang meer zal bestaan, omdat het straks allemaal per computer zal gaan, wat me zonde lijkt.
Links van me maakt de uitgestrekte watervlakte van Lake Michigan enorme indruk. Ik zie mooi geïllustreerd hoe goed die planning van Chicago was, de lange strook groen langs de kustlijn. Ik voel ook de openheid van het water die lucht en ruimte geeft aan wat toch een grote stad is.
Herleving van de oude stad
Er wordt flink gebouwd in Chicago. Logisch, zou je zeggen, het is niet voor niets de stad van de architectuur. Maar het plezierige is dat er vooral veel nieuwe appartementsgebouwen worden neergezet. Dat past in de herleving van de oude steden, de terugkeer van de bevolking naar het hart van de stad. Deze nieuwkomers vestigen zich deels in deze appartementsgebouwen maar veel gaan er ook naar oude wijken die dankzij hen een nieuw leven krijgen. Old Town en Lincoln Park, in het noorden, zijn nu al onbetaalbaar. Bucktown en Wicker Park zijn de populaire wijken voor artiesten en andere hip volk.
Zelfs de South Side, altijd een achtergebleven gebied, begint op te krabbelen. Printer’s Row, vroeger de wijk van boekdrukkers en uitgevers, is nu een buurt met mooie gebouwen, goed gerenoveerd met een aardige mix van dure en minder dure appartementen. Hetzelfde geldt voor Dearborn Park, verder in de South Loop. Een goede greep is de opzet van de Museum Campus in het zuidelijk deel van Grant Park, aan de kustlijn. Vooral het Field Museum of Natural History is erg goed. Hier vind je Sue, de grootste opgezette dinosaurus ter wereld. Sears Tower mag dan niet meer het hoogste gebouw ter wereld zijn (hoewel bewoners me verontwaardigd vertellen dat dit volgens andere criteria eigenlijk nog steeds zo is), die grootste dinosaurus hebben ze mooi alleen maar in Chicago. Daar kan niemand overheen.
Het werkt aanstekelijk, dat ongeforceerde, oprecht gemeende zelfvertrouwen van Chicago, want ik vertrek met het gevoel dat ik in een stad ben geweest die echt leeft, als stad, en die kon bogen op een uitzonderlijk opwindend cultureel en historisch erfgoed. Er is veel boosterism over Chicago, maar ze hebben gelijk. De stad mag soms wat nurks en onvriendelijk lijken, zeker als de temperatuur tot 25 graden onder nul daalt en de humeuren meezakken, maar het is wel een stad met karakter. Een intens Amerikaans karakter. In alle gidsen en folders las ik over de etnische wijken, maar dat kun je ook te lang doorvertellen. Etniciteit mag voor velen een belangrijk erfgoed zijn, het hier en nu is dat Chicago een heerlijke Amerikaanse melting pot is. Inderdaad, in alle opzichten de meest Amerikaanse van Amerika’s grote steden.