Reisartikel Sturbridge Deerfield

New England was het eerste stuk van de Verenigde Staten dat door Engelse kolonisten werd bewoond. Twee dorpen in Massachusetts geven een uitzonderlijk goed beeld van het leven in de eerste jaren van de Nieuwe Wereld, vooral in combinatie met elkaar.
Frans Verhagen


Op het eerste gezicht is er geen grotere tegenstelling denkbaar tussen de stadjes Deerfield en Sturbridge, beide gelegen in het midden van Massachusetts. Deerfield is een authentiek stadje uit de koloniale tijd met een geschiedenis die teruggaat tot 1669, toen de eerste pioniers zich er vestigden. Old Sturbridge Village daarentegen is een kunstmatig dorp, opgezet in 1935, al bestaat het uit authentieke elementen die uit heel New England zijn verzameld. Ze zijn bijeengezet in een soort openluchtmuseum-achtige setting om een idee geven van het leven in de pionierstijd.

Maar het mooie is dat beide stadjes elkaar prachtig aanvullen om een beeld te geven van wat het geweest moet zijn in de jaren dat de frontier van het blanke Westen ongeveer tweehonderd kilometer van de kust af lag. Deerfield is een actief stadje, met een beroemde kostschool en een plezierige levendigheid. Omdat het functioneert in de twintigste eeuw, zijn er natuurlijk wel aanpassingen die afbreuk doen aan het authentieke beeld. Bovendien zijn veel huizen uit de oorspronkelijke tijd verdwenen, zodat er geen boerenschuur meer is, geen tinslagerij, geen smidse en dergelijke. Sturbridge daarentegen is juist opgezet als openluchtmuseum, met de expliciete doelstelling om te laten zien hoe het er twee-, driehonderd jaar geleden aan toeging. Het verstandigste is om beide te bezoeken en daaruit uw eigen beelden af te leiden van het leven in die tijd.

Dagelijks werk

Old Sturbridge Village beslaat zo’n 81 hectaren, waarop meer dan veertig gebouwen staan. Ze geven bezoekers een indruk van het leven rond 1800, niet alleen door daar simpelweg te staan, maar ook omdat ze bevolkt zijn met mensen, zogenoemde interpreters, die er hun dagelijks werk uitvoeren. Dat werk is hetzelfde als wat de bewoner van een bepaald huis in die tijd deed, zoals het bewerken van tin, houthakken, kaarsen maken of brood bakken. Onderwijl praten ze onverstoorbaar over die activiteiten. De man die tinnen lantaarns maakt, vertelt me hoe hij het vak leerde van zijn patroon en dat hij, net als vroeger, de eerste lantaarn die hij zelf had gemaakt, mocht houden. Er was in het dorp een levendige ruilhandel: één lamp was twee zakken graan waard, twee lampen een paar schoenen.

Het enige huis dat nog staat op de plaats waar het oorspronkelijk werd gebouwd, is het Oliver Wright House, bij de ingang. Dat is nu echter onderdeel van de OSV Lodges, een complex van restaurants en motelkamers. De rest is ook authentiek, maar komt uit andere plaatsen in New England. Na de ingang kom je eerst op het grasveld midden in het dorp. Het komt bekend voor: zo’n beetje ieder echt dorp in New England heeft een village green. Ieder stadje was een zelfstandige gemeenschap van gemiddeld tachtig vierkante kilometer landbouwgrond, met op de kruispunten van wegen kleine nederzettingen of dorpen, een paar molens en een school, en een centraal dorp, gebouwd rond het gemeenschappelijk stuk grond, de common. Rond 1830 waren er in New England ruim duizend van deze stadjes.

Het centrum met de common en minstens ‚‚n kerk, meeting house genoemd, was het hart van het stadje. Toen de economische ontwikkeling na 1800 enorm versnelde, kwamen er meer mensen wonen, was er meer handel en waren er meer vaklui die producten maakten voor de wijde omgeving. Naarmate de belangrijkste en rijkste families naar het centrale dorp kwamen, begon men meer aandacht te besteden aan de common. Zo kreeg de stoffige vlakte gras en werden er bomen geplant. De common van Sturbridge ziet er nu uit als die van een rijke gemeenschap van rond 1830.

Rechts ligt het Center Meeting House, een kerk in typische New England-stijl met een steile klokkentoren, blinkend wit geverfd. Op zondag werden hier de urenlange kerkdiensten gehouden. Zo nodig werd de ruimte ook gebruikt voor town meetings (waar in New England de zaken beklonken werden), verkiezingen, lezingen en politieke bijeenkomsten. Dat laatste was bepaald geen uitzondering, want in New England waren de mensen behoorlijk politiek actief.

Aan de overkant van het gras ligt het Salem Town House, een landhuis in vroegfederale stijl. Hier woonde een rijke lokale herenboer, waarschijnlijk ook de leider van de gemeenschap. Het huis dateert uit 1796 en onderzoek heeft aangetoond dat bijna alle details van het huis gekopieerd zijn uit een handboek dat toen populair was, William Pain’s Practical Builder. In en om het huis woonde niet alleen een gezin met negen kinderen, maar ook personeel en landarbeiders. De bewoner, Salem Towne Jr., was een zakenman, landmeter en vrederechter die uiteraard actief was in de lokale politiek. Daarnaast beheerde hij een flinke boerderij.

Aan de lange zijden van de common liggen verscheidene huizen en werkplaatsen. Fenno House dateert uit het begin van de achttiende eeuw en weerspiegelt een manier van leven die in 1830 al enigszins achterhaald was. In het huis woonde namelijk een oudere weduwe met haar ongetrouwde dochter. Het meeste meubilair dateert van voor de eeuwwisseling, soms van voor de Amerikaanse Revolutie. De vrouwen voorzagen in hun levensonderhoud met spinnen en weven, en af en toe verhuurden ze kamers. In de tuin hielden ze wat kippen en een varken.

Fitch House met zijn keurig witte hekjes, rozenprieel en zijn tuin, vertelt iets over de rijkdom van de bewoner. De drukker wilde graag laten zien dat het hem goed ging. Zijn vrouw hoefde niet te werken, maar kon zich bezighouden met het toezicht op het huishouden en ook dat was een teken van rijkdom. Thompsons Bank, stoer ogend en daarmee veiligheid en betrouwbaarheid uitstralend, werd gefinancierd door de lokale economische elite. Naarmate geld een grotere rol begon te spelen in wat oorspronkelijk een ruileconomie was, werden banken belangrijker.

Landbouw en veeteelt

Het grootste deel van een dorp in New England lag buiten de dorpskern. Vanuit de common lopen verschillende zandpaden naar de boerderijen, werkplaatsen en de huizen van landarbeiders. Zo voert een kronkelend pad door de heuvels in de richting van de rivier, die ligt in een open gedeelte van in ontwikkeling gebracht land, waar weiden en akkers zijn aangelegd. In New England was het de gewoonte om land op te delen in percelen voor hooi, weide, akkerbouw en houtkap. Maar geleidelijk aan kapten boeren steeds meer bebost terrein om het te ontwikkelen.

Hier ligt de Pliny Freeman Farm, een bescheiden rode woning van anderhalve verdieping, voor een gezin met zeven kinderen. De interpreters die doen alsof ze de Freemans zijn, maken zeep, voederen de dieren, hakken hout, scheren de schapen en bouwen nieuwe muren rondom weiden. In de keuken wordt iedere dag een grote hoeveelheid eten bereid. De toelichting is terzake en nuttig en de vrouwen vallen niet uit hun rol.

Met zijn outbuildings en velden is de Freedman Farm een goed voorbeeld van de traditionele boerderij in New England. Rondom een stadje van de omvang van Sturbridge lagen vaak tussen de vijftig en de tweehonderd van deze boerderijen. Landbouw en veeteelt waren voor de meeste New Englanders in deze tijd de belangrijkste bron van inkomsten. Maar dat was al aan het veranderen. Pliny Freeman had niet genoeg land om al zijn kinderen een behoorlijk inkomen te garanderen. Zes van de zeven kinderen vertrokken daarom uit de regio, vijf van hen verhuisden naar Ohio en Illinois, naar waar in 1830 de frontier lag.

Wandel je terug naar de common over de weg die langs de molen en de overdekte brug voert, dan ligt daar eerst nog de Cooper Shop, waar emmers, vaten en houten potten van alle soorten en maten werden gemaakt. Hoewel in

Sturbridge het hele jaar demonstraties worden gegeven, was het werk van de kuiper seizoengebonden. ’s Winters werd het hout gekapt, gesneden en gespleten, en opgeslagen om te drogen. Voor opslag waarbij het belangrijk was dat de inhoud niet kon lekken, gebruikte men wit eikenhout, voor het opbergen van appels, meel en graan voldeed rood eikenhout en voor huishoudmateriaal was er dennenhout en ceder. In het voorjaar was de kuiper druk met het repareren van winterschade en met zijn eigen boerderij, pas in de herfst werkte hij weer hele dagen in zijn werkplaats.

In Sturbridge is verder een pottenbakker te vinden, een smid, een tinbewerker en uiteraard een pastorie en een school. De laatste was open van december tot maart, de rest van de tijd werkten de oudere kinderen op het land. Er is een schoenenwinkel, de onvermijdelijke advocaat en een paar winkels. Asa Knight Store, twee‰nhalve verdieping hoog, had zo’n beetje alles in voorraad wat een plattelandsgemeenschap maar nodig kon hebben.

Typisch overdekte brug

Bixby House is de woning van de smid. Hij woonde buiten de stad en hield er door de afstand een wat ouderwetsere manier van leven op na, althans zo doen de interpreters het in Sturbridge. De Carding Mill is de plek waar wool-carding-machines tonen hoe het maken van kleding in de loop der jaren volledig werd gemechaniseerd. Via het wiel en de machineband is te zien hoe in de negentiende eeuw steeds meer met watertechnologie werd gedaan en later ook meer met stoom.

Langs het riviertje liggen de houtzaagmolen en de graanmolen en verderop, op weg terug naar het dorp, ligt de Covered Bridge. Overdekte bruggen zoals deze komen veel voor in New England. Het dak is niet bedoeld om regen of sneeuw tegen te houden, maar bedoeld om de constructie zo sterk mogelijk te maken, zodat hij de barre winters kon overleven. Het had wel rare gevolgen: in de winter moest men juist weer sneeuw de brug inschuiven, omdat de slee anders vastliep.

In het Isaiah Thomas Printing Office werkt de boekenpers nog, een belangrijk onderdeel van het actieve politieke leven van New England in die tijd. De boeken werden er niet alleen gedrukt maar ook gebonden en verkocht, vaak voor de landelijke markt. Voor de directe omgeving drukte de drukker voornamelijk aanplakbiljetten, pamfletten en

artikelen. Een cider mill was te vinden in bijna ieder dorp van New England. In de herfst werden hier de appels na de oogst verwerkt tot appelcider, de favoriete drank van de regio. Voor de pers werden paarden gebruikt.

Rondreizende chirurgijn

Ik moet zeggen dat de interpreters in eerste instantie raar aandoen. Ze zijn geen rondleiders, ze zijn gewoon bezig met het werk zoals dat min of meer door een bewoner van de huizen gedaan zou worden. In de tin shop worden echt tinnen lampen gemaakt, de drukker drukt en bindt echte boeken. Deze mensen vertellen wat ze aan het doen zijn, ook als de bezoekers geen vragen stellen. In het begin deed dat allemaal wat geforceerd aan, maar eerlijk is eerlijk, het werkt uiterst instructief. En na een tijdje zie je niet meer dat er geacteerd wordt, vooral niet als je buiten het seizoen komt en er weinig toeristen zijn.

Zo krijg ik in de Parsonage Barn een demonstratie door een rondreizende chirurgijn-tandarts, althans van zijn instrumenten, want geen van de bezoekers is ge‹nteresseerd in een echt vertoon van zijn kunnen. Sebre Gustin vertelt meer over de gevaren van tandentrekken in de negentiende eeuw dan iemand ooit wil weten. Je moest wel heel erge tandpijn hebben om zijn behandeling te willen ondergaan.

Dat deze negentiende-eeuwers na gedane arbeid in hun auto stappen om naar hun huisje in de suburb te rijden, moet je maar op de koop toenemen. Van de vele living museums die ik de afgelopen jaren heb gezien, was Sturbridge zonder meer de beste. De ontwikkeling van Old Sturbridge Village is te danken aan twee broers, Albert en J. Cheney Wells. Ze kwamen uit Southbridge, Massachusetts, waar ze een succesvol bedrijf in optische instrumenten hadden. In hun vrije tijd verzamelden ze antiek, zo enthousiast dat tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog hun beider huizen volstonden met spullen. Ze kochten tachtig hectaren in de buurt van Sturbridge en begonnen oude huizen en bouwwerken te verzamelen die ze elders in New England opdoken. Zo is Sturbridge tot stand gekomen.

Authentiek mag het stadje dan niet zijn, althans niet als compleet dorp, maar de gebouwen horen er wel degelijk thuis. In de dorpswinkel ligt origineel spul, de mensen werken met authentieke gereedschappen en ze hebben zelfs geprobeerd de dieren terug te fokken naar de soorten die toentertijd veel voorkwamen (kleiner, dunner). In de bibliotheek van Old Sturbridge Village liggen meer dan 20.000 manuscripten en boeken die betrekking hebben op het leven in de vroege negentiende eeuw in New England.

In Deerfield is alles origineel


Niet ver van Sturbridge ligt Deerfield, waar helemaal niets in elkaar gezet hoefde te worden. Het was er allemaal al, want Deerfield ¡s origineel. De gebouwen die er staan, horen er thuis. Het stadje ligt aan de US 5, een kilometer of dertig ten noordwesten van het universiteitsstadje Amherst. Historic Deerfield Village is een klein wonder: langs de hoofdstraat, nog steeds eenvoudig The Street genaamd, liggen meer dan tachtig huizen die dateren uit de achttiende en negentiende eeuw. De meeste zijn bewoond of in gebruik als kantoor, maar veertien ervan kunnen worden bezocht. Ze zijn aan de tand des tijds ontsnapt en bieden nu een goed idee hoe er geleefd werd in deze jaren.

Rond 1600 was de regio van Deerfield nog het woongebied van de Pocumtuck, Indianen die in de vruchtbare vallei van de Connecticut River pompoenen, ma‹s en tabak verbouwden. Hier lag toen de frontier, de grens van de bekende wereld. De kolonies van New England drongen echter op en vanaf 1660 begonnen blanke kolonisten zich hier te vestigen. De plek was ideaal. Aan de voet van de East Mountain lag een landplateau van anderhalve kilometer breed en drie kilometer lang, ideaal gesitueerd boven het stroomgebied van de Deerfield River. Rondom het dorp lagen vele hectaren open weideland die iedere lente overstroomden en zo zorgden voor vruchtbare akkerbouwgrond. Historici noemen dit een traditioneel English open field village en het bood voldoende om een gemeenschap van kolonisten economisch, militair, sociaal en religieus te onderhouden.

Afgevoerd in Indiaanse slavernij

Natuurlijk stonden de Indianen niet te juichen toen de blanke pioniers zich vertoonden. Van de 100.000 Indianen die in 1600 in New England woonden, waren er al snel tienduizenden uitgeroeid door de grote pokkenepidemie‰n in 1610 en 1630. Het dorp Pocumtuck was verlaten in 1669, toen de eerste kolonisten kwamen.

Tijdens de oorlog met de Indianen, die uitbrak in 1675 en die King Philip’s War wordt genoemd, werden heel wat nederzettingen aan de frontier aangevallen, waaronder Deerfield. In de herfst van dat jaar doodde een legertje van zo’n duizend Indianen 64 bewoners, in wat sindsdien The Bloody Brook Massacre heet. De overlevenden bouwden het stadje opnieuw op en hoewel ze nog herhaaldelijk werden aangevallen, hadden uiteindelijk de kolonisten de langste adem. Maar voordat ze rust kregen, vond er in 1704 nog een Indiaanse aanval plaats waarbij het halve dorp in brand werd gestoken, de Deerfield Massacre. Behalve 48 doden werden 111 bewoners in slavernij afgevoerd naar Canada.

Het dorp werd opnieuw verlaten, maar in 1707 werd het nogmaals herbouwd door John Williams, die de mars naar Canada en twee jaar Franse gevangenschap had overleefd. Typerend voor de situatie van de kolonisten was dat Williams bij de aanval zijn vrouw en twee kinderen had verloren en dat zijn laatste dochter uiteindelijke liever bij de Indianen bleef. Williams schreef er een prachtig boek over, The Redeemed Captive Returning to Zion, dat vertelt over de traumatische ervaringen van kolonisten aan de frontier.

Spaarzaam gemeubileerd

The Street is bijna twee kilometer lang. De ‘museumhuizen’ liggen in het blok ten noorden van de centrale common, het veld dat net als in Sturbridge het centrum uitmaakt. Alleen is het in Deerfield wel degelijk gedeeltelijk geasfalteerd en ook staat er een beeld dat de slachtoffers van de Burgeroorlog herdenkt. Wij hebben het geluk te worden rondgeleid door de directeur van het museum, maar normaliter dient u voor een bezoek aan de meeste gebouwen zich aan te melden bij het Information Center.

Van de huizen langs The Street waren er 24 al aanwezig v¢¢r de Amerikaanse Revolutie, nog eens 23 dateren van voor 1850. De kerk, de Brick Church, dateert van 1824 en kijkt uit over de oorspronkelijke town common. De huizen staan voornamelijk langs The Street. Aan de westkant van het dorp duikt de bodem achter de huizen ineens omlaag, richting rivier en landbouwgrond.

Uit de jaren direct na 1707 staan nog een paar huizen in Deerfield, zoals het Wells-Thorn House uit 1720. Het meubilair in dit huis is in de stijl van de frontier. Ik vind deze woning het meest indrukwekkend, omdat hij in zijn donkerte en spaarzame meubilering een fantastisch idee geeft van de manier waarop mensen toen leefden. In 1735 werd er een voorhuis aangezet, dat aangeeft dat het goed ging met Deerfield: de stijl wordt een stuk luxer. Vanaf 1730 was Deerfield begonnen vee te mesten en graan te vervoeren naar de markt in Boston. De rijkdom die dat met zich meebracht, leidde tot een nieuw-stijlhuizen, vaak met stijlvolle deuren in de Connecticut Valley-stijl. Het Hinsdale en Anna Williams House dateren uit die tijd.

De Amerikaanse Revolutie en het losmaken van Engeland waren een enorme schok voor Deerfield. Het dorp was tot op het bot verdeeld. Een groot deel van de bewoners koos voor loyaliteit aan de koning, een ander deel voor de onafhankelijkheid. Verscheidene incidenten in de jaren zeventig getuigden van de gespannen sfeer. Maar na de oorlog keerde de rust terug en maakte Deerfield een periode van bloei door. Een van de resultaten was de Deerfield Academy die in 1797 werd gesticht, een kostschool.

De Barnard Tavern, een kroeg van rond 1800, werd vastgebouwd aan een ouder woonhuis. De taveerne, die ook een danszaal heeft, was het centrum van het dorpsleven: om elkaar en buitenstaanders te ontmoeten, de post af te wachten of de koets, of om een toneelstuk te zien. Stebbins House dateert ook uit 1799 en is ingericht in federalistische stijl. Dwight House is een van de vier huizen die uit een ander stadje komen, Springfield in dit geval, en daar met afbraak werden bedreigd. Maar omdat het huis dateert uit 1725, past het uitstekend bij de andere huizen.

Economische neergang gestopt

In het midden van de negentiende eeuw begonnen bewoners zich te realiseren dat ze er werk van moesten maken als ze hun historische gebouwen wilden bewaren. Het oude gebouw van de Deerfield Academy werd ingericht als Memorial Hall Museum. De Deerfielders hadden goed gezien dat de geschiedenis voor hen interessant kon zijn, want het bleek aan het eind van de negentiende eeuw de enige manier om de economische neergang van het stadje te stoppen. Deerfield werd een toeristenbestemming. De school, die ook op sterven na dood was, kreeg een nieuwe impuls van een jonge hoofdmeester en is tot de dag van vandaag een hooggewaardeerde instelling.

Memorial Hall vind ik nog steeds een aansprekend museum. Er liggen grafstenen uit de begintijd, er is een deur te zien die in 1704 door de Indianen met tomahawks werd bewerkt en er zijn allerlei gebruiksvoorwerpen uit de geschiedenis van Deerfield. Ook aan de Indianen die oorspronkelijk in de regio woonden, wordt veel aandacht besteed.

Meer thematisch en academisch opgezet is het gloednieuwe Flynt Center of Early New England Life, dat een dimensie toevoegt aan wat er in Memorial Hall is te zien. Het Flynt Center heeft een mooie verzameling dingen uit het dagelijks leven van New England, met regelmatig thematische tentoonstellingen. Toen wij er waren, liet het museum zien hoe de puriteinse families toch probeerden te laten zien dat het goed met ze ging. Ze schaften dingen aan die ze useful improvements noemden, maar die wel zo waren gemaakt dat hun status in het leven duidelijk werd. Je kunt zien wie rijk was en wie niet.

Deel van de Amerikaanse geschiedenis

De charme van Deerfield Historic Village is dat het authentiek is, een deel van de Amerikaanse geschiedenis. Er is relatief weinig moeite gedaan om je verbeelding te helpen: je zult het hier moeten doen zonder interpreters. Maar de informatie bij de rondleidingen en in de musea van Deerfield is uitstekend.

New England is een mooie plek om een stuk Amerikaanse geschiedenis te combineren met mooie natuur en plezierige stadjes, op korte afstand van elkaar. Vooral in de herfst, bij de changing of the leaves, is dit een populaire regio, maar dan is het ook erg druk. Sturbridge en Deerfield zijn in alle seizoenen interessant, juist omdat ze zo authentiek zijn, en ik vond het ideaal om beide te combineren. Ik heb al heel wat living history gezien in de Verenigde Staten en de Amerikanen zijn er uitzonderlijk goed in, maar ik moet zeggen dat ik hier in Massachusetts een optimale uitwerking ervan voorgeschoteld heb gekregen.