Gardner Museum: een Venetiaans palazzo in Boston


Door Esmée Quodbach

Eén van de mooiste schilderijen van Johannes Vermeer, Het Concert, is al ruim zes jaar spoorloos. Het werk verdween in de nacht van 20 maart 1990 uit het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston. Dieven in uniformen van de plaatselijke politie roofden het, samen met twaalf andere schilderijen. Het Concert was een van de pronkstukken van Isabella Stewart Gardner, de oprichtster van het gelijknamige museum. Gardner’s echtgenoot Jack schreef op de dag van de aankoop, 5 december 1892, laconiek in zijn reisjournaal: `Geluncht in het Café de Paris. Naar kunstveiling in Hôtel Drouot geweest. Mevrouw G. heeft de Vermeer gekocht voor 29.000 francs.’

`Mevrouw G.’ gaf het werk een bijzondere plaats in het museum dat zij later zou stichten: ze zette het op een kleine tafel in de zogenaamde Dutch Room, de zaal waar magnifieke meesterwerken van Rembrandt, maar ook van Rubens en Van Dyck aan de muren hingen en waar Gardner haar belangrijkste gasten ontving. Het `Vermeer-tafeltje’ staat nu nog steeds op zijn oude plek – leeg. Ook de wanden van de Dutch Room dragen de zichtbare littekens van de brute diefstal die zes jaar geleden plaatsvond: op het verkleurde groene behang verraden donkere, kale plekken met de contouren van de oude schilderijlijsten waar de andere gestolen werken, waaronder enkele Rembrandts, decennialang hingen. Het museum hoopt nog altijd dat de waardevolle schilderijen weer zullen opduiken. Maar van de rovers ontbreekt tot op heden ieder spoor…

Gelukkig lieten de kunstdieven het werk dat Isabella Gardner inspireerde tot de oprichting van haar museum hangen. Nog steeds bevindt het schitterende zelfportret van de jonge Rembrandt zich pal naast de deur van de Dutch Room. Vier jaar nadat Gardner haar Vermeer kocht, kwam dit schilderij onverwacht op de markt. De befaamde kunstcriticus en connaisseur Bernard Berenson, die jarenlang Gardner’s adviseur was, bood het haar aan en noemde het `een van de kostbaarste werken ter wereld.’ Zijn instructies waren eenvoudig: als Gardner geïnteresseerd was, moest ze hem een telegram met de tekst `Yes, Rembrandt’ sturen; indien dat niet het geval was, waren de woorden `No, Rembrandt’ voldoende. Korte tijd later arriveerde het portret in Boston, waar Gardner het in haar woning hing. `Iedere dag wint het prachtige kleine Gardner Museum aan waarde,’ noteerde een bezoeker in zijn dagboek. Maar officieel was er van een museum op dat moment nog geen sprake.

Isabella Gardner was een levende legende in het Amerika van de Gilded Age, het laatste kwart van de negentiende eeuw. Mooi was ze zeker niet, met haar iele gestalte, haar bleke huid, rossige haar en mopsneus. Maar met haar flamboyante persoonlijkheid wist ze velen voor zich in te nemen: ze was charmant, intelligent en bovenal origineel. `Een van de zeven wonderen van Boston,’ noemde een journalist haar in 1875. En hij vervolgde: `Er is niemand zoals zij in welke stad dan ook in dit land. Ze is een onconventionele miljonaire. Ze is excentriek en ze beschikt over de moed die bij excentriciteit hoort. Ze is de aanvoerster van de smart set, de toonaangevende elite, maar ze leidt hen vaak naar plaatsen waar niemand haar durft te volgen (…) Ze aapt niemand na, alles wat ze doet is verrassend en oorspronkelijk.’ Bernard Berenson omschreef zijn cliënte als `de pre-cinema ster van Boston’. In een van zijn brieven aan Isabella schreef hij: `Ik zal altijd bewondering voor u hebben, u bent zonder uitzondering de levendigste, de benijdenswaardigste persoon die ik ooit heb mogen kennen…’ Dat haar faam zelfs was doorgedrongen tot het achterland van de Verenigde Staten bleek toen een dame uit het Midwesten tijdens haar bezoek opbiechtte dat ze naar Boston was gekomen `om Mrs. Gardner en de Atlantische Oceaan te zien’.

Isabella Gardner werd op 14 april 1840 in New York geboren als de oudste dochter van David Stewart, een redelijk gefortuneerde handelaar in linnen. Ze bezocht dure privé-scholen voordat ze op haar zestiende naar een finishing school in Parijs werd gestuurd, waar haar werd bijgebracht hoe een beschaafde dame in de hogere kringen zich diende te gedragen. Ze leerde Frans en Italiaans en kreeg muziek- en borduurlessen. Met haar ouders maakte ze in 1857 een reis naar Italië – een tocht langs de kunstschatten van dat land was immers een verplicht onderdeel in de opvoeding van een rijke jongedame. Met name de prachtige kamers gevuld met Renaissance-schilderijen, middeleeuwse manuscripten en klassieke beelden in het Palazzo Poldi Pezzoli in Milaan maakten een onuitwisbare indruk op haar. Vanaf nu stond de zeventienjarige Isabella een duidelijk doel voor ogen: `Als ik ooit zelf geld heb,’ zo bezwoer ze na haar bezoek aan het Milanese museum, `dan bouw ik een paleis en dat zet ik vol met mooie dingen.’

Drie jaar later, weer terug in Amerika, trouwde ze met Jack Gardner, een telg uit een oude, enigszins snobistische koopliedenfamilie uit Boston. Een voorname afkomst was belangrijk voor haar nieuwe omgeving, hetgeen voor de jonge bruid reden genoeg was om de stamboom van het geslacht Stewart grondig te laten natrekken. Het onderzoek naar haar voorouders stelde gelukkig niet teleur. Sterker nog, het `bewees’ dat Isabella verwant was aan de beruchte zestiende-eeuwse Schotse koningin Mary. Trots vervulde haar en onmiddellijk liet ze een heuse Queen Mary-jurk maken. Later wist ze zelfs het gebedenboek van Mary te verwerven. Vandaag de dag herinneren talloze details in haar museum nog steeds aan Isabella’s obsessie omtrent haar veronderstelde gewichtige komaf. Zo stuit de bezoeker te pas en te onpas op het wapen van de Schotse Stuarts: de distel en de witte roos.

In de eerste jaren van haar huwelijk deed Isabella Gardner alle moeite om te leven volgens de benauwende conventies die in de upperclass van het negentiende-eeuwse Boston golden. Ze werd echter niet zonder meer geaccepteerd en leidde daarom een eenzaam, teruggetrokken bestaan. Verschillende tijdgenoten omschreven haar zelfs als verlegen. In 1863, op haar drieëntwintigste, werd haar enige zoon Jackie geboren, maar het kind stierf toen het nog geen twee jaar oud was. Overmand door verdriet stortte Isabella in en zonk weg in een maandenlange depressie. `Zenuwzwakte’ was de modieuze diagnose die door de artsen werd gesteld. Verandering van omgeving zou de patiënte wellicht het meest helpen, zo vertelden ze aan haar familie; Isabella en haar echtgenoot Jack moesten een verre reis maken om de tragische dood van hun zoontje te vergeten.

En zo kwam het dat Isabella in het voorjaar van 1867 aan boord ging van een oceaanstomer die haar en Jack naar Europa zou brengen. Scandinavië, Rusland, Wenen en Parijs stonden op het programma om de zieke Isabella over haar inzinking heen te helpen. Binnen de kortste keren had de reiskoorts haar volledig in de ban. Ze genoot van de indrukwekkende steden die ze bezocht en energiek en vol ideeën keerde ze terug naar Boston. Meer verre reizen volgden, naar Europa, Egypte en Palestina. Een kunstverzamelaarster was Isabella in die periode – de jaren zestig en zeventig – nog niet. Dure armbanden, zeldzame parels en de elegante Parijse mode hielden haar aandacht vast. Bovendien begon haar ster te rijzen in Boston. Terwijl de conservatieve kringen nog steeds moeite met haar hadden, namen de intellectuelen en kunstenaars haar enthousiast op. Ze werd gekarakteriseerd als `the breeziest and the brighest’ in hun midden.

Eén van hen, Charles Norton, een hoogleraar aan Harvard, moedigde haar in de vroege jaren tachtig aan eens wat anders te kopen dan kleding en sieraden. Wat dacht ze van middeleeuwse manuscripten? Of van oude, zeldzame boeken? En zo kocht Isabella een paar unieke vroege uitgaven van de geschriften van de door haar zo bewonderde Italiaanse dichter Dante. Het was eveneens Norton die Isabella aan de jonge student Bernard Berenson voorstelde, de kunsthistoricus die een decennium later zo’n enorme invloed op haar collectie zou hebben. Haar eerste aankopen raakten een bijzondere snaar – Isabella werd gegrepen door Dante, door Italië, door de geschiedenis en, bovenal, door de Italiaanse kunst.

Venetië werd haar nieuwe reisdoel: ze bracht een onvergetelijke zomer door in een romantisch Renaissance-paleis, het Palazzo Barbaro, aan het Canal Grande, terwijl ze de Venetiaanse schilderschool bestudeerde. Ze zou nog vaak naar de stad terugkeren. Eén dierbaar stukje zou ze uiteindelijk zelfs `meenemen’ naar Boston: de uitzonderlijk mooie binnentuin van haar museum – ingericht met klassieke beelden rond een Romeins mozaïek en geurend naar de bloeiende bloemen waarvoor een apart legaat zorgdraagt – werd door haar gemodelleerd naar de cortile van haar geliefde logeeradres aan het Canal Grande.

De erfenis van bijna 2 miljoen dollar die Isabella na de dood van haar vader in 1891 ontving, was cruciaal voor de stormachtige totstandkoming van haar kunstcollectie. Binnen korte tijd kocht ze niet alleen Vermeer’s Concert, maar ook een beroemd schilderij van de Renaissance-kunstenaar Botticelli, werken van Whistler en van andere eigentijdse kunstenaars. In Venetië verzamelde ze tientallen antieke meubelen, een grote hoeveelheid houtsnijwerk en interessante brokstukken van oude gebouwen. En omdat ook Jack Gardner allerhande kunstvoorwerpen vergaarde op hun reizen door Europa, werd hun ruime woonhuis al snel te klein. Langzaam begon een idee te rijpen bij de Gardners: zou het niet handig zijn om de collectie ergens anders onder te brengen? Misschien konden ze land kopen in het nieuwe stadspark, Fenway, niet ver van het centrum om daar een eigen museum te bouwen? Opnieuw trok het echtpaar Gardner naar het Continent, op jacht naar kunst. De toekomstige oprichting van het museum bepaalde vanaf 1896 hun aankopen.

Vlak na Jack’s plotselinge dood drie jaar later begon Isabella, die nu de zestig naderde, met de realisatie van hun plan. Behoefte aan afleiding was haar belangrijkste drijfveer en ze stortte zich met hart en ziel op haar nieuwe project: de bouw van een Venetiaans palazzo, een heus Italiaans stadskasteel in Boston. De architect Sears hielp Isabella bij de verwezenlijking van haar droom en paste zelfs architectuur-principes uit de Renaissance toe bij de bouw van het museum. Het palazzo, dat Fenway Court werd genoemd, kreeg een tamelijk onopvallende buitenkant. Het interieur daarentegen is spectaculair en verrast ook nu nog iedere museumbezoeker: vier hoge, zachtroze getinte Venetiaanse `façades’ omringen de binnentuin. Barokke balkons, middeleeuwse bogen en zuilen in alle soorten en maten domineren Isabella’s fantastische schepping.

Isabella betrok de derde verdieping van Fenway Court. De begane grond, de eerste verdieping – de piano nobile – en de tweede verdieping toverde ze om tot een intrigerend museum. Tot aan haar dood in 1924 bleef ze fervent kunst verzamelen, ze veranderde de inrichting van haar museum voortdurend en ontving vrienden en geïnteresseerde bezoekers in haar paleisje. Wie vandaag de dag door het Isabella Stewart Gardner Museum dwaalt, voelt nog steeds de aanwezigheid van haar persoon in de intieme vertrekken en gangen: in de mysterieuze Spaanse kloostergang bijvoorbeeld, of in de indrukwekkende Raphael Room. Of in de Titian Room, die een van Isabella’s favoriete schilderijen huisvest: Titiaan’s Roof van Europa, al eeuwenlang een gevierd Italiaans meesterwerk. Niets mag worden veranderd in de opstelling van het meubilair, de sculpturen en de schilderijen; alle kamers moeten blijven zoals ze waren ten tijde van Isabella’s dood. Bijna een eeuw nadat ze haar droom vormgaf, herbergt dit museum niet alleen een befaamde kunstcollectie, maar houdt het ook de herinnering levend aan een legendarische persoonlijkheid uit het Boston van de Gilded Age. Dat dit precies Isabella’s bedoeling was, blijkt uit het zegel dat ze voor het museum ontwierp: haar zinspreuk C’est mon plaisir wordt vergezeld door de feniks, het mythische symbool van de onsterfelijkheid…

NB. bij het schrijven van dit artikel heb ik gebruik gemaakt van: Louise Hall Tharp, Mrs. Jack – A Biography of Isabella Stewart Gardner, Boston/Toronto 1965

Adres:

Isabella Stewart Gardner Museum
280, The Fenway
Boston, MA 02115
tel (617) 566-1401
http://www.boston.com/gardner/