Het is misschien niet de mooiste weg in de Verenigde Staten, maar Route 9, beter bekend als The Airline, heeft wel een interessante geschiedenis. Lange tijd was het de snelste verbinding tussen de Verenigde Staten en Canada, en bovendien de minst gepatrouilleerde. Wie er de tijd voor neemt, hoort mooie verhalen in de dichte bossen van Maine.
Gedurende meer dan anderhalve eeuw was de kortste route van Bangor, Maine, naar de Canadese grens een slingerende, heuvelachtige en karaktervolle weg, een soort achtbaan in de rimboe, honderdvijftig kilometer lang. Officieel heet de weg Route 9 maar in Maine kent iedereen hem als The Airline, een naam die de ontwapenende, om niet te zeggen valse suggestie geeft van soepelheid, rechtheid, snelheid en comfort.
De Airline is nu relatief tam, hoewel de gemiddelde chauffeur daar wellicht anders over denkt wanneer hij een scherpe bocht rondt met op zijn achterbumper een truck met 45 ton bomen en hem tegemoet komend een slingerende en schommelende achttien-wieler, met daartussen slechts twee gele lijnen op het smalle wegdek. Sinds 1955 is de Airline verhard en in de jaren sindsdien jaren hebben wegwerkzaamheden veel van de steilste hellingen eruit gehaald en haarspeldbochten recht getrokken. Zijn toekomst zal waarschijnlijk nog tammer zijn: de staat heeft grootscheepse moderniseringsplannen, met een bestraatte berm van tweeënhalve meter breed en gloednieuwe gele strepen. Maar de reputatie van de Airline staat: een weg voor dappere durfals met sterke magen.
Eerste postvliegtuigen
Bewoners schrijven de naam soms toe aan het feit dat de weg het meest directe traject is tussen Bangor en Calais (uitgesproken als Dallas), en omdat de eerste postvliegtuigen er zich op oriënteerden. Maar de naam bestond al voordat er luchtverkeer was. Een man uit Calais, George Sprott, verzon hem toen hij, ergens in het midden van de vorige eeuw een reis had gemaakt over deze éénbaans zandweg en becijferde dat een postkoets via deze route al gauw zes uur kon winnen op de meer gangbare Shore Line via Route 1. Van het postbedrijf kreeg Sprott een contract van vijfduizend dollar en daarmee begon de Air Line: honderdvijftig kilometer in achttien uur, zes dagen per week. Ondanks het rauwe karakter van de nachtelijke trip, met huilende wolven en, naar men zei, in hinderlaag liggende struikrovers, won de Air Line passagiers van de Shore Line. Dat was het begin van een langdurige rivaliteit tussen de twee routes.
Omdat de Shore Line het nadeel van de extra vijftig kilometer niet kon ontkennen, publiceerde het een houtsnede met een afbeelding van de concurrerende postkoets achtervolgd door een troep van elf schuimbekkende wolven. (’Elf?’, zegt een hedendaagse bewoner van de Airline, met karakteristieke tweeslachtigheid over de wilde reputatie van de weg. ’Ik geloof niet dat dat ooit gebeurd is. Zeven of acht, meer zullen het er niet zijn geweest.’) In de houtsnede haalt de man op de bok zijn zweep over de paarden, terwijl zijn partner achterop met zijn geweer de wolven op afstand probeert te houden en een passagier vanuit het raam zijn pistool afvuurt. ’Dat was uitstekende reclame voor ons’, vertelde Sprott later aan een verslaggever, ’ook al kostte het een tijdje passagiers, want in het land werd over de Air Line gepraat’. De houtsnede kocht Sprott uiteindelijk zelf en hij gebruikte hem om avontuurlijke reizigers aan te trekken, totdat de verbeterde veerdienst naar Calais de Air-Line-postkoets in 1887 overbodig maakte. De naam en de reputatie bleken een langer leven beschoren.
Niets moderns
De huidige Airline begint onschuldig in Brewer, precies tegenover Bangor op de andere oever van de rivier de Penobscot, en loopt eerst enkele kilometers door drassig laagland waar alleen borden (’Movies! Worms!’) en plattelandsbedrijfjes (’JUST CHEVIES and a few oddballs’) voor afwisseling zorgen. Zelfs al zou er niets te halen zijn, dit contrasteert in elk geval aangenaam met Route 1, waar je wordt doodgegooid met the home of the Whopper, fabriekswinkels, kreeften in neon en alles wat je maar aan snelweg-rommel kunt bedenken. De bossen en heuvels van de legendarische Airline beginnen pas voorbij Clifton. Dit is het terrein van de papierindustrie en de weg voert langs monotone bossen van sparren en pijnbomen. Aan beide zijden duiken houthakkerswegen de bossen in, de grijze bodem opengescheurd als een ruwe wond, en stapels keien en omgewoelde wortels bij de afslag. Dan, bij Aurora, komt de weg ineens bij een open stuk waar op de heuveltop een stadje ligt van witte boerderijtjes en velden bosbessen.
Bij het plaatselijke telefoonbedrijfje in het stadje beklaagt Priscilla Leighton, de assistent-boekhouder, al snel over het beeld van de Airline zoals dat in de media wordt neergezet. ’Je zou bijna denken dat we hier helemaal niets moderns hebben’, zegt ze. ’Stelletje boerenkinkels.’ Het toeval wil dat de Union River Telephone Company is gehuisvest in de voormalige halteplaats en herberg van de postkoets in Aurora. Hier sliep twee jaar voor de Burgeroorlog Senator Jefferson Davis, die later president zou worden van de afgespleten Confederacy’, toen hij hier een oude vriend uit West Point bezocht.
Priscilla anticipeert op de gedachten van de bezoeker. ’Dit ziet er misschien ouderwets uit’, zegt ze, ’maar al ons materiaal is geautomatiseerd.’ Ze kijkt naar het enorme grootboek dat open ligt op een oud eiken bureau, waarin ze zojuist de rekeningen heeft verwerkt. ’Niet in ons kantoor’, voegt ze haastig toe, ’maar onze schakelsystemen.’ Mary Siemion, de enige andere werknemer van het bedrijf, bevalt dat rustieke beeld wel en ze wijst op de naam op de kantoordeur. ’Salon’ staat daarop.
Gaten en hobbels
De Whalesback (Walvisrug), een van de meest beruchte heuvels van de Airline, begint net buiten Aurora en voert vier kilometer over de rand van een smalle kam. Varina Davis, de vrouw van de Confederate-president, vergeleek het met ’een dijk gebouwd door titanen’. Aan de ene kant duikt hij 65 tot 100 de diepte in naar moerasland en een bochtige zijarm van de Union River. Aan de andere kant bereiken de toppen van de hoge bomen nog net het niveau van de weg. Het is een smeltwaterrug, een geologische formatie, niet gebouwd door titanen maar door de kilometerdikke gletsjer die eens dit gebied bedekte. De gruizige kam was oorspronkelijk een bedding die door de gletsjer heenliep. Hij kwam aan de oppervlakte toen de gletsjer smolt. Net als een rivierbedding, was de weg eroverheen één en al gaten en hobbels. ’Je maag ging ervan fladderen’, zegt Priscilla weemoedig. Ongeveer tien jaar geleden heeft de staat de weg geëffend en zijn er toeristische uitkijkpunten aan toegevoegd.
’We hebben er hard tegen gevochten’, zegt Mary. ’Velen van ons wilden dat het precies bleef zoals het was.’
’En velen van ons wilden dat niet, diegenen die erover moesten rijden’, zegt Priscilla.
’Ze haalden de lol ervanaf,’
’Het zal best.’
Alvah Small, die 25 kilometer naar het oosten in Beddington woont, reed voor het eerst over de Airline in 1920, toen er aan lol geen gebrek was. Hij is een kalende, ironisch sprekende man van 87 jaar. Hij zit lekker ingestopt in een schommelstoel, naast de houtkachel van de oude postkoetshalte op Schoppe Hill. ’Het was een grindweg en … hij was veel smaller dan dat hij nu is’, beweert hij. ’Als je een andere auto op de weg tegenkwam, moest je de auto uit elkaar halen en de bossen indragen.’
Passanten vertelden hem dat hij met zijn T-Ford nooit de heuvels over zou komen. Het lukte door soms in zijn achteruit de helling op te rijden of door de drie vrienden waarmee hij reisde uit te laten stappen en de auto onderweg naar boven voortdurend uit de geulen te laten duwen en stoten. Het beklimmen van Pine Hill ’was alsof je tegen een huis omhoog reed, en het ergste was nog dat je aan de andere kant weer omlaag moest. Onderaan maakte je een scherpe bocht naar rechts tussen twee enorme rotsblokken door. Ik moest rijden, zonder passagiers – ingeval we niet voorbij de rotsblokken zouden komen. Er werd nogal ophef over gemaakt, dat iemand veilig over Pine Hill was gekomen. Er werd gebeld van Aurora naar hier dat we onderweg waren, en weer terug van hier om te melden dat we waren aangekomen. Het gaf een geweldig gevoel van voldoening dat je zo’n weg kon bedwingen.’
Folklore over stedelingen
Gemiddeld rijden er nu elke dag tweeduizend voertuigen over deze weg zonder zelfs maar te denken aan Pine Hill, die de weg nu omzeild. De meeste mensen gaan winkelen, of op vakantie in de Canadian Maritimes, de Canadese kustprovincies. Ze hebben weinig reden om onderweg te stoppen. Er wonen maar vijfduizend mensen aan de Airline, de meesten geconcentreerd bij Bangor en Calais, met lange onbewoonde stroken tussen beide. Als ze de Airline Snack Bar naderen, zo’n beetje halfweg op een gekapte plek in het bos, zijn stadse reizigers soms wat wanhopig, zeker ’s nachts. Lois Tenan, de eigenaresse, zegt dat ze soms trillend binnen komen om even te ontsnappen aan de heuvels en de eindeloze, overweldigende duisternis.
Lois is een grote, stevige vrouw, die over haar brilleglazen tuurt wanneer ze met haar klanten met traditionele lunch-counter-praat bestookt. Boven haar grill hangt een bord: ’Skinny Cooks Can’t Be Trusted’. Een ingelijst gedicht aan de muur begint met: ’City folks are mixed-up people…’ Ze kan nog steeds smakelijk vertellen over de man die de hele dag vanaf Massachusetts had gereden en binnen kwam om te vragen hoe ver het nog was naar New York City. ’Ik zei, "Je bent de verkeerde kant op gegaan. Je bent nog maar tachtig kilometer van de Canadese grens vandaan." Voelde hij zich beroerd!’
Het kost weinig moeite om een rol te krijgen in haar repertoire van stadse folklore. Een bezoeker parkeert naast de benzinepomp en begint te rommelen onder de stoel en het dashboard, op zoek naar het handeltje voor de benzinetank. ’Is het zo’n huurauto?’, informeert Lois. ’Soms zit het in het handschoenenkastje.’ Ondertussen slentert ze naar achteren naar het klepje van de tank, bestudeert het, en duwt die voorzichtig, met één vinger, open, omdat er simpelweg geen slot op zit. Ze komt terug en bekijkt de bestuurder eens aandachtig. ’U komt echt uit de stad, nietwaar?’
Haar vaste klanten zijn houthakkers, jachtopzieners, jagers en vrachtwagenchauffeurs. Eén op de vijf voertuigen op de Airline is een zware vrachtwagen, een ongewoon hoog percentage. Op een regenachtige avond kun je ze vanuit de Airline Snack Bar horen ploeteren tijdens de klim en dan weer horen afdalen met hun schorre, borrelende geluid, totdat de chauffeur weer op het gaspedaal gaat staan en de truck voorbij komt bulderen, de banden zuigend over het natte wegdek.
Op de houtwagens na behoren ze bijna allemaal tot het imperium van de familie Irving in New Brunswick, dat onlangs haar bereik heeft uitgestrekt in Maine onder bedrijfsnamen als RST, Midland, en Sunbury. De zwart-gele Sunbury-trucks staan hier bekend als killer bees, vanwege de manier waarop ze in opduiken in je achteruitkijkspiegel. Tenan zegt dat de bestuurders de laatste tijd wat minder dicht op je bumper gaan zitten, maar anderen op de Airline verafschuwen nog altijd de wagens van Irving. Altijd als Irvings bedrijven over de weg klagen, zegt een inwoner, wordt de regering geacht daar iets aan te doen. ’Maar ze rijden zelf de weg naar de knoppen met hun zwaar beladen trucks.’ Anderen zijn bang dat het handelsverdrag met Canada nog meer vrachtwagens zal brengen. Voor de mensen die de landelijke rust koesteren, is de Airline ’een te korte weg naar Bangor’.
Bosbessendiefstal
Bij het avondeten in Tenan’s Snack Bar gaat de conversatie vooral over graafmachines en boomladers, een truck die onlangs in de slip ging bij Aurora en iemand doodreed, en over een gewapende overval bij een winkel langs de weg, verderop in Crawford. De bliksem slaat ergens in en de lichten springen uit en daarna weer aan. ’Dat is de vierde keer dat ze zijn uitgegaan’, zegt Lois, ’en normaal gesproken houdt het bij drie keer op.’ Een bekende komt binnen en loopt af op een achterkamertje. ’Als je de telefoon wil gebruiken, Clyde, vergeefse moeite’, roept ze. ’Hij doet het niet.’
’Voorgoed?’
’Tot ’ie gemaakt is. Elke keer dat het bliksemt, slaat hij af.’ De dichtstbijzijnde werkende telefooncel is 32 kilometer verderop in Cherryfield.
Aan de bar beschrijft Philip White, een jachtopziener, een berucht geval van bosbessendiefstal, niet lang geleden, bij volle maan: ’De boer dacht bijna te gaan oogsten, tot dieven er van doorgingen met 1200 kilo aan bosbessen in één nacht – goed voor 1200 dollar op de markt. Ze proberen waar ze snel en gemakkelijk hun slag kunnen slaan om snel een centje te verdienen.’
De Airline heeft een lange, rijke geschiedenis van roof en smokkel, die terug gaat tot de eerste nederzettingen in het gebied, rond 1800. Het leven was hier altijd had en behoorlijk schraal. Alice Bacon, een heerlijk recht-voor-haar-raap oud vrouwtje uit Wesley, hoorde in haar jeugd hoe haar grootvader varkens gebruikte om de stronken uit zijn land te krijgen. ’Hij nam een stok en maakte gaten in de stronken en vulde die met maïs, en de varkens woelden de maïs omhoog en daarmee ook de stronken.’ De grond, een gletsjervlakte vol granieten rotsblokken, zorgde voor magere oogsten, en een reporter uit Calais die halverwege de eeuw een bezoek bracht, merkte op dat de mensen uit deze omgeving ’zoveel hout hebben dat het hun landbouw de nek om draait, maar niet genoeg om een welvarende industrie op te zetten’. Naast de bosbouw (niet noodzakelijkerwijs op hun eigen land), verdiende men wat bij door te jagen op herten en elanden. Pas later werd dat stropen genoemd, toen milieubeschermers, meestal welvarende sportlui van elders, steeds strengere jachtwetten ontwierpen. De stropers, waaronder Alice Bacons neef Wilbur Day, werden de volkshelden van de Airline, en de bewoners vertellen nog steeds verhalen over mannen uit de omgeving die de opzieners verschalkten of hen onder schot hielden. De opzieners schoten vaak de jachthonden van de stropers dood, en in een beroemd geval vermoordde een stroper aan de Airline, Calvin Graves, twee opzieners die probeerden zijn hond weg te halen. Van een andere opziener brandde een schuur af, naar men zei aangestoken door Wilbur Day. Een folklorist uit Maine, Edward D. Ives, heeft hun verhalen opgenomen in een onlangs verschenen uitgave, genaamd George Magoon and the Down East Game War. Het verhaalt onder andere over pogingen van het establishment van de staat om duidelijk te maken, in de woorden van een editorial, ’dat de methoden van de drankstokers uit Tennessee niet worden getolereerd in Maine’ – een curieuze voorbode van de andere flirts van de Airline met het criminele leven.
Drooglegging
Lois, staande bij haar grill in de Airline Snack Bar, zegt dat ze soms nog mensen ziet die verdachte goederen de grens over brengen, of dubieuze ontmoetingen hebben op de parkeerplaats. Maar de Airline’s soms vermaarde reputatie als ’the smuggler’s route’ dateert hoofdzakelijk van de Prohibition, de drooglegging van Amerika van 1920 tot 1933.
’Ik kan je niet vertellen wat voor soort auto het was, maar ik kan me die kerel zo voor de geest halen’, zegt Clayton Torrey, een oudere man aan de bar. Toen hij zes of zeven jaar oud was, ging hij met zijn vader mee om een band te repareren voor passant. ’Hij had niet eens een reservewiel, of misschien lag er zoveel alcohol op dat hij het er niet uit wilde halen. Hij had van die grote, dikke, bruine dekens en had ze gegooid over iets wat op de achterbank lag. Ik liep er op af en tilde uit nieuwsgierigheid een van de dekens op, en hij schold me toch uit! Hij had een soort zilverkleurige blikken. Naderhand vertelde mijn vader me dat ik mijn mond moest houden omdat de man alcohol bij zich had.’
Thyrle Hanson, de eigenaar van Hanson’s Store in Crawford, herinnert zich dat een elf-literblik in Canada twaalf tot vijftien dollar opbracht en in Bangor zestig, een winstmarge die in de harten van lokale ondernemers diepe filosofische twijfel teweeg bracht over de moraliteit van de Prohibition. Thyrle kende de plaatselijke dranksmokkelaars, maar vertelt niet wie het waren. Langs de Airline wonen nog steeds dezelfde families en soms komt de historie iets te dichtbij.
Otis Carlow, puffend en vloekend haardhout stapelend bij Carlow’s Cabins, verder naar het oosten, herinnert zich hoe de dranksmokkelaars werkten. ’Ze waren gek toen,’ zegt hij. ’Ken je Day Hill? Ze kwamen terug via de Day Hill-afdaling, en de belastingambtenaren zaten hen achterna. Goed, er was zo’n greppel beneden aan de rechterkant, en ze verlieten gewoon de weg en gingen door de tuin van het schoolgebouw en die van een ander en over een bevroren meertje. Er lagen rotsen en bomen en een hoop andere rotzooi. Ik weet niet hoe ze het in hemelsnaam klaarspeelden, maar onderaan de helling kwamen ze terug op de weg en ontsnapten.’ Zijn vrouw Georgia, een milde vrouw van tegen de 80, voegt eraan toe: ’Iedereen wist wie er drank smokkelde, en de mensen hielpen een beetje.’ ’De belastingambtenaren hadden eens een wegversperring opgeworpen. Ze wisten dat er iets aankwam. Een van de mensen uit de buurt liep er toen op af en zei, "Jullie moeten weg. We hebben een ernstig zieke patiënt en de dokter komt eraan." Dus gingen ze opzij.’
’En de smokkelaars kwamen erdoor?’ vraagt een bezoeker.
’Yup.’
Elite van de samenleving
Maar dit is misschien niet wat mensen bedoelen wanneer ze zeggen dat buren aan de Airline elkaar altijd helpen. Verhalen over deze illegale activiteiten, zijn hoe kleurrijk maar misleidend. Terug in Beddington vertelt Alvah Small een aardig en mogelijk meer kenmerkend verhaal over Ella Schoppe, de voormalige eigenaresse van het huis waar hij en zijn vrouw nu wonen. Als jongen kwam Alvah per trein van Philadelphia naar Cherryfield en ging met paard en rijtuig van daar naar Schoppe Hill, waar zijn grootouders aan de overkant van de weg woonden. In augustus was hij altijd te vinden bij de bessenpluk, om te verhandelen met de winkel in Cherryfield of te verkopen aan een fabriek. ’s Zondags stak hij over om Ella Schopp helpen met het avondeten in de herberg. ’Je bakte totdat je zelf gaar genoeg was om opgediend te worden’, zegt hij. Later verzorgde hij de paarden van de bezoekers.
’Er kwamen hier mensen in dure koetsen vanuit Machias en Bar Harbor’, zegt Alvahs vrouw, Julia.
’Op zondag ontmoetten we de elite van de samenleving’, vervolgt hij. ’Ella was slim, ze liet all kinderen voor haar werken. Ik ging hier helemaal de heuvel en de rivier over om haar acht koeien bij elkaar te drijven. Ik kreeg er nooit een cent voor. Ella vond dat kinderen moesten werken. Ik noemde haar altijd tante Ella, ook al was ze mijn tante niet.’
Tientallen jaren later (Alvah kwam nog steeds iedere zomer) werd Ella ziek en wilde ze haar huis verkopen. ’Ze zei, "Waarom bied je niet op mijn huis?" En ik zei, "Ach, tante Ella, ik ben een arme schoolmeester, en ik weet wat er geboden is; ik zou er nooit tegenop kunnen." Ik wist dat er twee of drie maal boven de 10.000 dollar geboden was. Ze zei, "Hoeveel denk je dat je bij elkaar kunt krijgen?" Ik zei, "Misschien 2.500". Ze zei: "Dat is genoeg". Ze wilde gewoon dat ik het kreeg. Dus kocht ik het huis met de 56 hectare grond voor 2.500 dollar.’
’Uiteindelijk betaalde ze je dus toch voor het ophalen van haar koeien’, merkt Julia op.
Voortjakkerende auto’s
Dit is natuurlijk niet het beeld dat de meeste mensen krijgen wanneer ze over de Airline rijden. Wie deze weg alleen neemt om in twee uur daar te komen waar Route 1 hen in drie uur zou brengen, ziet de weg alleen maar als een aaneenschakeling van anonieme heuvels zonder verhaal. Niet veel aan hier. Stelletje oude boerenkinkels. Hen kan het weinig schelen waarom deze plek Breakneck Mountain heet en die plek Breakneck Hill, of hoe het komt dat de beek die ze zojuist hebben overgestoken Starvation heet. Schoppe Hill is niet eens een naam op de kaart. Het verkeer jakkert voort kleine groepjes, kronkelend om de bochten als karretjes in een achtbaan, gericht op snelheid.
Maar ja, al sinds de postkoets van George Sprott ging het er bij de Airline altijd om om ergens snel te komen. Wat vreemd is en toch wel geruststellend, is dat de weg niettemin, ondanks dat, in staat is gebleken een plek met een karakter te worden.