Vechten voor de vrijheid: Civil War reenacting
door Linda Sigmond.
In een legerkamp ergens in de bossen van Virginia, maken verweerde, sterke mannen zich klaar voor de strijd. De zon verbergt zich achter grijze wolken, waardoor de witte legertentjes nog eenzamer lijken in de enorme grasvlakte. Hier en daar hangen kookpotten boven een vuurtje, enkele vermoeide strijders houden hongerig toezicht op het pruttelende voedsel. De meeste mannen hier zijn zo’n dertig à veertig jaar oud; jong en vol idealen. In hun harten leeft nog hoop op een overwinning. Met trots dragen ze de dikke, wollen uniformen, waarin ze de Zuidelijke vlag verdedigen.Ook al lijkt voor buitenstaanders de strijd hopeloos; van opgeven willen ze niet weten.
Persoonlijke motieven
Zo moet het ooit gegaan zijn, – meer dan 135 jaar geleden – toen legers van Noord en Zuid tegen elkaar opstonden in de Civil War. Misschien heeft een angstige burger of een moedige spion dit legerkamp gezien, op veilige afstand tussen de bomen. Het zou heel goed kunnen. Tenminste, dat geloven de moderne huisvaders, artsen, advocaten en historici en hobbyisten, die deel uitmaken van het beschreven tafereel. Ze geloven er zo sterk in, dat ze hun vrije tijd geheel aan het naspelen van de Civil War wijden. Duizenden Amerikanen houden zich bezig met dit zogenaamde ‘reenactment’. Wat bezielt deze mannen, -en vrouwen- van de twintigste eeuw, om de gedaantes en persoonlijkheden van mensen uit het verleden aan te nemen? ‘Bijna iedereen hier maakt gedwongen deel uit van de geschiedenis. Sommigen van ons hebben voorvaders die in de Civil War gevochten hebben.’Laat dit niet weer gebeuren’, is het gevoel dat bij veel van ons leeft’, zegt David H. Morse, kapitein van de 8e Virginia volunteer infantry en ja, ook afstammeling van de bekende uitvinder van de Morse-code.
Ik ben uitgenodigd voor een – zeer verlaat – nieuwjaarsfeestje van zijn infantry, waar alle volunteers elkaar ontmoetten en vol verwachting over het nieuwe seizoen praten. Met glaasjes bowl en cake in de hand vertellen de leden met groot enthousiasme over hun passie voor het reenactment. Ook ongevraagd staan ze klaar om hun diepste motieven uit te leggen. Waarom wordt snel duidelijk; ze zijn eraan gewend tekst en uitleg te geven aan scholieren, op dorpsfeesten en op speciale demonstraties. De meeste reenactors doen het al jaren en zijn er nooit meer vanaf te krijgen. ‘Het is voor Amerika de meest turbulente tijd geweest, waarin we elkaar afslachten, wij willen onze mede-Amerikanen laten zien hoe dit kon. En dat oorlog zomaar heel dicht bij kan komen’, vertelt Derrick Smith, een ‘gewone’ bedrijfsmanager die in ‘het seizoen’ zich zo veel mogelijk in de vorige eeuw wil wanen. ‘Voor mij zit het best diep, om eerlijk te zijn. Ik ben geboren en getogen in het Zuiden, in de heuvels van Virginia. En mijn ouders en hun ouders ook weer. We zijn gesteld op onze vrijheid. Voor buitenstaanders lijkt het misschien sentimenteel, maar de Grondwet en de waarden van de ‘Founding fathers’ betekenen nog echt iets voor ons.’ Een maand later merkte ik dat ook weer, toen ik op een gure, regenachtige dag een rondleiding van hem kreeg op de slagvelden van Gettysburg, Pennsylvania (zie Amerika nr…).
Kwajongens en noodzakelijk kwaad
Dallas ‘Buddy’ Bare, Derrick’s oorlogsmaat, kan zich geen tijd herinneren dat hij niet geïnteresseerd was in de Civil War, de Amerikaanse Burgeroorlog. Al meer dan vijfentwintig jaar doet hij aan ‘reenactment’, het naspelen van de strijd tussen de Unionists en de Confederates, in Europa bekender als de Burgeroorlog tussen Noord en Zuid. Als kind al vond hij het de normaalste zaak van de wereld om ‘Reb’ en ‘Yank’ te spelen, in plaats van cowboy en indiaantje. En toen al wilde hij nooit de rol van Yank, de Noordelijke, op zich nemen. Met een vader uit North-Carolina, en opgroeiend in ‘border state’ Maryland, was hij altijd vóór de Confederates, de Zuidelijke rebellen. Wel was hij een poosje reenactor aan de kant van de Federalen, waarmee hij na korte tijd is gestopt. ‘ Het is voor mij moeilijk om een Confederate neer te schieten’, zegt Bare lachend. Meer dan vijfentwintig jaar geleden zag hij zijn eerste reenactment op de historische slagvelden van Gettysburg. Daar werd hem gevraagd om mee te doen met de 1st Maryland Line Brigade. Zo gezegd, zo gedaan, kocht hij snel wat grijze werkkleding bij de dichtsbijzijnde J.C. Penney’s en een geweer kreeg hij van de unit. Buddy Bare bleef anderhalf jaar bij deze groep, tot hij mede-reenactor David Morse ontmoette. Met hem richtte hij de Company F, 8th Virginia Infantry op. Als een van de eersten gingen zij terug naar een zo realistisch mogelijke outfit: alleen uniforms van 100 procent wol, net als de echte soldaten vroeger. Bare vertelt het niet zonder trots. ‘ Het reenactment is vaak ook heel realistisch. Er ontstaat iets tussen de leden, want wat anders brengt mensen zo dicht bij elkaar als oorlog? Reenacting geeft je de illusie dat je voor je leven afhankelijk bent van je partners’. Hoewel dit nogal zwaar klinkt, zijn Bare’s voornaamste redenen om reenacting te doen, toch de meer jongensachtig avontuurlijke. Hij is minder in de historische details van de Burgeroorlog geïnteresseerd dan veel van zijn unit-genoten. Het avontuur van het kamperen in de bossen, een hobby die hij met zijn stiefzoon deelt, trekt hem meer. Toch beseft hij wel degelijk dat oorlog meer is dan dat. Uit eigen ervaring, hij diende zes jaar in de luchtmacht, concludeerde hij dat oorlog een noodzakelijk kwaad is. ‘Wat wij hier samen doen, vinden we natuurlijk heel leuk. Het is een soort kwajongensachtig oorlogje spelen; uren in de modder liggen om niet ontdekt te worden, bij een vuurtje warm worden…Maar we beseffen allemaal heel goed dat de Oorlog een wezenlijk deel uitmaakt van onze geschiedenis. Daarom is het veel meer dan alleen oorlogje spelen’.
Vlucht uit de werkelijkheid
Voor de grap zei Captain David Morse altijd tegen zijn vrienden, dat als hij tijdens de Burgeroorlog had geleefd, vast voor 1863 zou zijn gestorven. Want op een of andere manier voelt hij zich vooral verbonden met de eerste jaren van de strijd. De laatste helft van de oorlog spreekt hem niet echt aan. Volgens hem achteraf heel begrijpelijk, want Morse gelooft dat hij eerder heeft geleefd en als soldaat in de Burgeroorlog is gestorven. Een hypnotherapeut vroeg hem, Buddy Bare en nog een aantal anderen om onder hypnose over hun vorige levens te vertellen. ‘De meeste mensen zijn nogal skeptisch als ze dat horen, ze hoeven het ook niet te geloven’, zegt David nonchalant glimlachend. ‘Maar ik weet het gewoon voor mezelf. Toen onze groep meewerkte aan de film Gettysburg (van Ron Maxwell, 1993, met o.a. Martin Sheen als Gen. Robert E. Lee, red.), waren we stuk voor stuk heel emotioneel toen we optrokken tegen de Federals. Dat is niet voor niets. Hoewel ik natuurlijk niets kan bewijzen’.
Reïncarnatie of niet, hoe dan ook zit het reenacting bij de meesten heel diep geworteld. En mocht dat niet vanaf het begin zo zijn; eenmaal bezig met reenacting raakt elke deelnemer steeds meer ‘doordrenkt’ met de Civil War. ‘Dat komt omdat het zoveel raakvlakken heeft met het gewone leven van nu’, zegt Jane Morse, David’s vrouw. ‘Juist nu, door het moderne, haastige leven vragen mensen zich af hoe het ook al weer moest. Hoe was het ooit vroeger gesteld met onze waarden en normen? Waarvoor hebben onze voorvaders eigenlijk gevochten? Als je je daarin verdiept, leer je niet alleen veel over je eigen geschiedenis, maar ook over hoe je bepaalde principes nu weer kunt toepassen’. Waar het voor de mannen meer om ‘grote’ zaken als gevechtsstrategieën, vaderlandsliefde en eergevoel gaat, houden de dames zich bezig met fatsoensnormen, kleding en de etiquette uit die tijd. ‘Min of meer gedwongen, hoor’, geeft Jane halflachend toe, ‘veel huwelijken van reenactors kwamen onder spanning te staan, omdat de Civil War het enige was waar de mannen mee bezig waren. De vrouwen gingen wel mee, maar al dat gevecht was niets voor ons. Wij waren eigenlijk echte oorlogsweduwen. Daarom zijn wij ons gaan verdiepen in de vrouwelijke kant van de zaak. Ik maak bijvoorbeeld zelf alle kostuums van David en baljurken voor mezelf’. Samen met duizenden andere ‘oorlogsweduwen’ bezoekt ze zelfs speciale congressen, over de etiquette van de vorige eeuw. Voor een behoorlijk geldbedrag kun je er ook leren hoe je uniforms maakt, en welke naaisteekjes je voor een damesuitrusting gebruikt. ‘Maar net als de mannen hebben we eigenlijk vooral de lusten, niet de lasten’, vat Jane haar passie samen. ‘De reenactors kunnen de glorie van de oorlog meemaken, zonder ooit te hoeven sneuvelen’.
Waarom is het populair?
Schitteren zonder te sterven…, dat verklaart misschien meteen wel waarom reenacting nog steeds groeit. In Amerika, maar ook daarbuiten. Voor belangrijke reenactments als het 135e jubileum van Gettysburg, komen zelfs groepen uit Oost-Europa, Engeland, België en Duitsland speciaal over. Hoe het precies begonnen is, weet niemand. Wel is zeker dat de Civil War-slagvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikt zijn voor trainingen van het Amerikaanse leger. Bij sommige daarvan werden dezelfde tactieken uit de Burgeroorlog gebruikt, op dezelfde plaatsen. Waarschijnlijk is het reenacting hierdoor op gang gekomen. In de late jaren vijftig, en na de ‘Centennial’ van Gettysburg in 1963, groeide het reenacting in aantal deelnemers en authenticiteit.
Tegenwoordig zijn er tussen de 12.000 en 25.000 reenactors, waarvan 15.000 ‘vast’ meedoen. De meesten zijn te vinden in Virginia, Maryland, Pennsylvania, Kentucky, Tennessee en Georgia. In het Midwesten – Ohio, Michigan en Indiana -, is er ook een redelijk aantal. In staten als New England is het reenacting van die andere belangrijke strijd, de Amerikaanse Revolutie, populairder.