Tussen New Orleans en het stadje Natchez liggen aan de rivier nog een
aantal van de grote plantagehuizen die herinneringen oproepen aan de
achttiende eeuw. Ook zonder verheerlijking van de tijd voor de
Burgeroorlog, waar sommige zuiderlingen last van hebben, is het een mooie
historische tocht.
Tekst Frans Verhagen
Al heeft u Oak Alley Plantation nooit gezien, u kent het plaatje. Oak
Alley is het archetype van de zuidelijke plantage: een lange oprijlaan
overschaduwd door oude eiken, uitlopend op een fors bemeten landhuis
met veel witte zuilen en tierlantijnen. Spaans
mos hangt van de bomen. Een ondefinieerbare sfeer van vergane glorie en
vervlogen tijden hangt over de setting.
Dit is Gone with the Wind, afdeling west. Oak Alley is de ultieme
ansichtkaart van het oude Zuiden, een restant uit de tijd dat King Cotton
in het Zuiden regeerde en de plantagehouders het breed lieten hangen, over
de ruggen van hun slaven. De tijd ook, van pakweg 1830 tot aan de
Burgeroorlog, dat de Mississippi de grens was van de beschaafde wereld en
dat de bewoners van deze contreien, althans de lieden die het er voor het
zeggen hadden, zichzelf zagen als een verfijnde elite met een hoogstaande
cultuur. Een Amerikaanse aristocratie.
Enfin, het vervloog allemaal in de wind van de Burgeroorlog. Op zoek
naar de restanten ervan, rijden we van New Orleans, de stad waar de
geproduceerde katoen werd geëxporteerd naar een begerige wereld en waar
de elite met enige regelmaat de bloemetjes buitenzette, naar Natchez, toen
en nu het stadje dat het oude Zuiden perfect symboliseert.
Nostalgische zuiderling
Een paar dagen New Orleans hebben ons geacclimatiseerd voor het
zuidelijke klimaat, letterlijk en figuurlijk. ’t Is een raar geval, New
Orleans, meer een stadje dan een stad voorzover het gaat om het French
Quarter. Wat je ervan meekrijgt trekt aan en stoot af. Sfeervolle straten
met mooie huizen voorzien van het typische gietijzeren hekwerk, redelijke
muziek, goed eten, mooie musea, maar het heeft allemaal ook iets van een
menselijke dierentuin. Vooral Bourbon Street is niet veel meer dan een
verzameling luidruchtige cafés vol bierhijsende tieners.
New Orleans is een stad die weinig prijsgeeft aan oppervlakkige
bezoekers zoals wij, aan buitenstaanders. De wel geboden cultuur is
voorspelbaar, het is haast een rol die New Orleans aanneemt. U krijgt wat
u verwacht, van de bijna gemummificeerde jazz musici tot de jumbalaya en
gumbosoep. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat steden als New
Orleans een karakter aannemen, terwijl San Francisco en New York karakter
hebben.
In elk geval hebben we het na een paar dagen wel gehad en gaan we op
weg richting Natchez, het stadje aan de Mississippi dat met zijn schat aan
huizen uit de antebellum tijd (vooroorlogs in het Zuiden is altijd voor de
Burgeroorlog) het complement vormt van New Orleans: een plaats waar
iedereen de rol speelt van nostalgische zuiderling, van dromer over de
verloren tijd. Voor sommige hardnekkige lieden is dat nog steeds de Lost
Cause, alsof er met de Burgeroorlog en de teloorgang van het oude Zuiden
een ideale samenleving verdween. Zelfs zwarten in de toeristenindustrie
spelen met verve deze rol.
Zo geschreven klinkt het misschien al te cynisch, maar we weten uit
ervaring dat je hier in het Zuiden altijd met de geschiedenis meerijdt. En
wat je ziet is niet noodzakelijk de werkelijkheid. Anno 2001 hoef je geen
politiek correcte meehuiler te zijn om in die Zuidelijke samenleving
geïnteresseerd te zijn. Sterker, het is allemaal interessanter als je
probeert je in te leven in het perspectief van toen, in plaats van te
kijken met de ogen van nu. We zijn dol op het Zuiden, op het eten, de
mensen, het landschap, de diepe sporen die de geschiedenis hier getrokken
heeft.
Hoog in hun bol
We nemen de River Road, de weg langs de Mississippi, tussen New Orleans
en Baton Rouge. De weg op zich heeft niet zo veel te bieden. In het kader
van het opstoten in de vaart der volkeren van het Zuiden hebben zich aan
de rivier tientallen grote chemische bedrijven gevestigd, zodat de mooiste
oude huizen tegen een horizon staan van rook uitbrakende schoorstenen. Van
de rivier zie je ook niet veel. Sinds de grote overstroming van 1927 zijn
de dijken langs de Mississippi zo hoog gemaakt dat je er ook echt op moet
klauteren om het water te zien. Het neemt heel wat weg van de
functionaliteit van de landhuizen, die vroeger met hun gezicht naar de
rivier lagen: daar moest immers de katoen worden afgevoerd.
De River Road loopt aan beide kanten van de Mississippi, die hier grote
slingers maakt. Enige planning is verstandig, want er zijn maar twee
bruggen, de Veterans Memorial Bridge tussen Lutcher en Vacherie, en de
Sunshine Bridge tussen Burnside en Donaldsonville (en een pont tussen
Reserve en Edgard). Afgezien van de Bed & Breakfasts in de landhuizen
zelf, zijn er relatief weinig motels hier en ook benzinestations zijn niet
dik gezaaid. Een goede handleiding is Plantation Homes along the River
Road van David King Gleason, bij elk huis te koop voor $3,50.
De eerste stop vanuit New Orleans is Destrehan Plantation. Een mooi
begin, want Destrehan werd opgezet door een vrije zwarte man, Charles
Paquet. Dat kon ook in het Oude Zuiden. Na een video van een minuut of
twintig over de wisselende eigenaars (Amoco, een oliemaatschappij, onder
andere) gaan we mee met de rondleiding. Zoals we bij veel landhuizen
zullen ervaren, worden die gegeven door vlot pratende ervaren gidsen die
een arsenaal aan familiegeschiedenis en anekdotes te voorschijn toveren.
Destrehan vertelt al iets over de geschiedenis van deze streek in de
simpele vaststelling dat de oorspronkelijke Franse koloniale stijl van het
gebouw tussen 1830 en 1840 werd omgevormd in een Greek Revival stijl. Dat
waren de jaren dat de plantagehouders het hoog in hun bol begonnen te
krijgen. De jaren van King Cotton.
We volgen de River Road aan de westzijde van de Mississippi, richting
Baton Rouge. San Francisco Plantation is niet genaamd naar de stad, maar
is een verbastering van sans frusquin, wat zoveel wil zeggen als
zonder een cent. Dit is geen indicatie van hoe goedkoop het gebouw is
aangelegd maar juist van de onbeperkte hoeveelheid geld die de Fransman
Edmond Zonier Marmillion er in 1856 in stopte. Een laatkomer, deze
Marmillian, zo vlak voor het begin van de Burgeroorlog. Hij genoot maar
één jaar van zijn optrekje voor hij stierf en het aan zijn dochter
overliet om de rest van zijn kapitaal erdoor te jagen. In de jaren
zeventig van de twintigste eeuw is San Francisco helemaal hersteld in de
oorspronkelijke toestand. De stijl wordt Steamboat Gothic genoemd, omdat
het van een afstandje lijkt op de opbouw van een schip. De nostalgie is
hier ver doorgevoerd, inclusief gidsen in klederdracht. Maar het verhaal
is interessant genoeg.
Laura Plantation: vrouwenrijk
Bij Lutcher steken we de rivier over, richting Vacherie, waar dicht bij
elkaar twee typische, zij het totaal verschillende landhuizen staan. Laura
Plantation is een relatief nieuwe toevoeging aan de herstelde plantages.
Het huis in Creoolse stijl ademt een heel andere sfeer dan de Engelse high
culture huizen. Het is veel eenvoudiger en veel levendiger.
Na jaren van verval heeft een groep investeerders het landgoed gekocht
om het commercieel te gaan exploiteren. Ze zijn goed in de marketing voor
Laura Plantation en buiten bekwaam het feit uit dat deze plantage na de
vroege dood van de bouwer voornamelijk door vrouwen werd beheerd. Ook
hebben ze direct goed geïnvesteerd door de zaak snel te schilderen en te
herbouwen. De gidsen zijn deskundig en grappig, met mooie verhalen over de
creoolse families en hun rivaliteiten met de Anglo-Amerikanen.
Het huis werd gebouwd door slaven uit Senegal, die bekend stonden om
hun handvaardigheden. Het hout is oude cypressen, onverwoestbaar. De
eigenaars hadden ook een wijnchateau in Frankrijk in bezit en zo lag in de
kelder hier lange tijd de grootste voorraad wijn van Amerika. De grote
vaten die werden gebruik om olijfolie aan te voeren werden na ledeging
ingegraven in de zachte grond (het huis staat op palen vanwege de vele
overstromingen). Het hout zich vol met koel grondwater en zo had de
plantage zijn eigen koelkasten.
Omdat de familie een hele verzameling karaktervolle lieden bevatte,
inclusief de dames die de tent runden, valt er heel wat te vertellen.
Laura, de dochter van de eerste eigenaar, heeft ook een levensverhaal
geschreven, dat binnenkort door de plantage-ondernemers zal worden
uitgegeven. Die investeerders zijn erg goed in het uitbuiten van de
vrouwvriendelijke uitstraling van de plantage, maar ach, het zij hun
vergeven. Ze hebben van de plantage iets moois gemaakt – het was de
plezierigste verrassing van deze trip.
Laura is ook de enige plantage waar de rol van de slaven niet wordt
genegeerd (zelfs de oorspronkelijke, Indiaanse bewoners, worden niet
vergeten). Aardig om te weten is dat de Senegalese slaven ook de bron
waren voor de verhalen van Tar Baby en Br’er Rabbit, legendes in de
Amerikaanse volkstraditie. Ze werden opgetekend in het Creoolse dialect,
aan het einde van de negentiende eeuw.
Ongezond klimaat
Iets verderop, net voorbij Vacherie, komen we bij Oak Alley Plantation.
Met vele andere bezoekers staan we op de dijk om de ideale foto van de
Eiken Allée te kunnen nemen. Natuurlijk imponeert de reeks bomen er niet
minder om maar door de missing link met de rivier wordt het nog meer een
dood gebouw. Maar goed, dat is het natuurlijk ook. Je moet terug in de
oude fotoboeken om het leven van alledag hier te zien.
Een druk leven was dat, met meer werk dan plezier. Want deze
plantagehuizen waren strikt zakelijke aangelegenheden. Alle families
hadden huizen in New Orleans en daar vonden de meeste sociale activiteiten
plaats. Maar aangezien het daar te warm was, en te ongezond (gele koorts
en malaria), om de zomer door te brengen, verkaste die in het warme
seizoen naar de landhuizen. Niet dat het daar veel gezonder was. De
president van de afgescheiden zuidelijke staten, Jefferson Davis, die we
later op onze trip nog zullen tegenkomen, verloor zijn eerste vrouw hier,
binnen een jaar na zijn trouwen. Haar vader, de latere president Zachary
Taylor, had haar nog zo gewaarschuwd om het niet met een plantagehouder
aan te leggen.
Toen Jacques Telesphore in 1837 de grond kocht voor Oak Alley, stonden
die eiken er trouwens al honderd jaar. Ze waren gepland door een Franse
pionier die op het terrein een klein huisje had neergezet en de weg naar
de rivier had opgeluisterd met een allée van veertien eiken aan elke
zijde. Weinig had hij kunnen bevroeden dat zijn nostalgie naar een Franse
dreef nu een symbool voor het Amerikaanse Zuiden zou zijn.
We lopen rondom het huis, gebouwd in Greek Revival stijl. Het is omgord
met 28 zuilen (net zoveel als de eiken), elk bijna drie meter doorsnee.
Mooi en indrukwekkend, maar ter plekke besluiten we de rondleiding over te
slaan. Er lopen teveel toeristen rond. Bovendien hebben we nog heel wat
plantages te gaan.
Eclectische stijl
Nottoway Plantation bijvoorbeeld, ontworpen door Henry Howard, een van
de populaire high society architecten van de regio. Toen het in 1859 klaar
was – het is opvallend hoeveel landhuizen zo vlak voor de Burgeroorlog
nog werden neergezet – werd het ook wel White Castle genoemd. De dochter
des huizes, Cornelia Randolph, hield een dagboek bij, The White Castle of
Louisiana, vandaar. Zo heet nu het dorpje er vlak bij.
Henry Howard hield van eclectische stijlcombinaties. Met zijn 64 kamers
is Nottoway het grootste plantagehuis in het Zuiden. De gidsen dossen zich
niet uit maar zijn er niet minder interessant door. In het restaurant kun
je Cajun specialiteiten krijgen, maar een beter prijs/kwaliteitsverhouding
biedt Lafitte’s Landing Restaurant bij de Sunshine Bridge (we volgen
deze tip van Lonely Planet).
Houmas House Plantation, aan de overkant van de brug, bekijken we
alleen in het voorbijgaan, aangezien we nu toch last krijgen van enige
overdosis aan plantages. We hebben St. Francisville en Natchez nog voor de
boeg. Een aardige tussenstop is nog Plaquemine, een stadje net ten zuiden
van Baton Rouge. De sluizen die hier in 1909 werden aangelegd, tussen
Bayou Plaquemine en de Mississippi vervullen geen functie meer, maar ooit
was dit het noordelijk einde van het Intracoastal Canal System. In 1961
werden de sluizen gesloten. Nu is het een verrassend aardig museumpje,
geplaatst op het nationale Register of Historic Places.
Invloed Engelse pioniers
St. Francisville ligt voorbij Baton Rouge. We hebben het stadje als
plaats voor overnachting gekozen omdat het bekend staat vanwege zijn mooie
verzameling antebellum homes’. Een verkenning op internet bevestigde dat
en we hebben daar ook een aantrekkelijke bed & breakfast met een
vrijstaand guesthouse. De Greensprings Cottages, net buiten het stadje,
bieden precies wat we zoeken.
Dat geldt ook voor St. Francisville, dat zich goed leent voor een
verblijf van een paar nachten. Het stadje zelf is een soort Natchez in
zijn verzameling mooie oude huizen, zonder de spectaculaire ligging en de
drukte van die stad verderop aan de Mississippi. St. Francisville wordt
wel English Louisiana genoemd, vanwege de invloed van Engelse pioniers op
de stijl.
Vanuit St. Francisville bezoeken we Oakley Plantation. Behalve dat
Oakley een aardige plantage is, is het ook de plek waar John James Audubon
een flink aantal van zijn beroemde tekeningen van vogels maakte. Een naam
die u niets zegt? Iedere Amerikaan kent Audubon van zijn fabuleuze
natuurtekeningen, maar hier in het Diepe Zuiden raakte hij verzeild als
leraar van een tienermeisje op de plantage. Hij bleef maar vier maanden,
maar het was genoeg om 32 tekeningen te maken. Er hangen gedrukte kopieën
van in het mooi herstelde huis.
Een andere historische Amerikaan, Jefferson Davis, de enige president
van de Confederatie, woonde niet ver van St. Francisville, in Woodville,
net over de grens met Mississippi. Zo ongeveer in het midden tussen de
plantagehuizen van de River Road en die van Natchez in, kan het geen kwaad
wat dieper te duiken in de geschiedenis van de zuidelijke afscheiding. In
sommige kringen heet de Burgeroorlog nog steeds de War of Southern
Independence en hier in Woodville krijgt de bezoeker daar een beeld bij.
Jefferson Davis was de enige president van het Zuiden (van 1861 tot 1865).
Voordien was hij senator van Mississippi en minister van Oorlog onder
president Pierce. Maar bovenal was hij een kind van het Zuiden. Zijn jeugd
bracht Davis door op de Rosemont Plantation.
Een aardig huis, maar ik vrees dat vooral liefhebbers van geschiedenis
hier aan hun trekken komen. En dan moet u niet al te politiek correct
zijn, want de rondleiding is onbevangen pro-Davis en vol nostalgie naar
lang vervlogen tijden. Dat maakt het juist interessant maar enige
geschooldheid in de geschiedenis van het Zuiden kan hier geen kwaad.
Macht en rijkdom
Gemakkelijker toegankelijk is Natchez, het stadje aan de Mississippi
vol met antebellum huizen. Hier boven op een hoge oever van de Mississippi
staan niet plantagehuizen, maar town houses in de meest letterlijke zin.
In Natchez woonden de gezinnen van de plantage-eigenaren, veilig voor de
frequente overstromingen. Vóór de Burgeroorlog, in de tijd dat een
miljoen dollar nog wat voorstelde, herbergde Natchez net zoveel miljonairs
als New York. Ze verdienden hun geld met de plantages aan de andere kant
van de rivier, in Louisiana. De overstromingen van de Mississippi hadden
van de landbouwgronden daar de vruchtbaarste aarde van de Verenigde Staten
gemaakt. En katoen was de oogst die het meest opleverde. De katoen ging
over de rivier naar het noorden, naar Memphis, of naar het zuiden, naar
New Orleans en vandaar naar Europa.
Stanton Hall, midden in Natchez, straalt macht en rijkdom uit. De vier
zuilen van tien meter hoog staan als wachtposten voor de dubbele deur van
het enorme huis midden in downtown Natchez. Frederick Stanton was
waarschijnlijk niet meer dan één meter zestig groot, maar blijkbaar kon
aan zijn gevoel van eigenwaarde geen enkele Amerikaanse spiegel volledig
recht doen. In Frankrijk vond hij het model van zijn gading en hij kocht
er meteen maar een paar, met een goudkleurige lijst passend bij de rode en
gouden zijden gordijnen in de dubbele zitkamer. Stanton liet grote,
marmeren open haarden aanleggen, kocht bronzen kandelaars, massief
zilveren bestek en andere gerei dat past bij kamers van zes meter hoog.
In de jaren vijftig van de negentiende eeuw zette Stanton de toon in
Natchez. Wie ambitie had probeerde het luxueuzer, rijker en protseriger te
doen dan de Stantons. Dat deed bijvoorbeeld dokter Nutt door Longwood te
bouwen, een plantage die we morgen gaan bezoeken. Met de Stantons liep het
niet goed af. Zoals zoveel andere families van plantagehouders konden zij
hun extravagante levenswijze na de Burgeroorlog niet volhouden, raakten ze
in de schulden en werd uiteindelijk het vervallen huis door de bank
verkocht. Inderdaad, gone with the wind. Zoals voor de oorlog, zo werd het
nooit meer.
Jaarlijkse verkleedpartij
Natchez claimt dat het er nog uitziet als honderdvijftig jaar geleden.
Het komt in de buurt. Maar het is een spel. Want toerisme is nu de kurk
waarop het stadje drijft. En nostalgie. Gespeeld of niet, er hangt een
sfeer van ‘vroeger was het toch beter’ over Natchez. Hier bloeide het
Zuiden van King Cotton, de broedplaats van de Confederatie, het
onafhankelijke zuiden waar de burgeroorlog om ging.
Dat oude Natchez is niet meer dan een stuk of acht blokken groot, maar
alles bij elkaar zijn er in deze omgeving meer dan vijfhonderd gebouwen
die van voor de Burgeroorlog dateren. Een aantal zijn open voor bezoekers,
een aantal is bed and breakfast. De toeristische ontwikkeling was een
toevalstreffer.
In 1931 besloot de Mississippi Federation of Garden Clubs haar
jaarvergadering in Natchez te houden. Maar na een paar nachten vorst en
ijzel waren de tuinen nauwelijks toonbaar en als alternatief besloten de
leden van de club hun huizen open te gooien. Het bestuur haalde een paar
vrouwen over om de jurken van hun grootmoeders aan te trekken en voila,
een traditie was geboren. De Pilgrimage, zoals deze jaarlijkse
verkleedpartij heet, redde veel huizen van de ondergang. Toeristen
brachten genoeg geld binnen om ze te herstellen en te onderhouden.
Traditioneel is de Pilgrimage in de lente maar zoals dat gaat met goed
lopende kaskrakers, er is nu een kloon in de herfst. De beste tijd voor
een bezoek aan Natchez is in de lente. We lopen rond in een stadje waar de
wisteria, de azalea’s en de dog wood in volle bloei staan. We hebben de
Pilgrimage gemist en moeten het doen met de gewone rondleiding, maar
eerlijk gezegd is dat ruim voldoende.
Mooiste huis ?
De meest bizarre plek in Natchez is Longwood, volgens sommige mensen
het mooiste huis van Amerika. Daar valt wel wat op af te dingen, maar
Longwood zit zeker in de top tien. Dit huis was het geesteskind van Dr.
Haller Nutt, een rijke katoenplanter en zakenman die de uitdaging van
Stanton graag aannam. Tegen het einde van de jaren vijftig van de
negentiende eeuw vroeg hij de architect Philip Sloan uit Philadelphia om
een huis te ontwerpen dat iedereen in Natchez de ogen moest uitsteken. De
enorme achthoekige structuur van baksteen en witgeverfd hout, is getooid
met een uivormige koepel en een gouden piek. Het heeft honderd bogen, die
het een Moors aanzicht geven – een Oriëntaalse droom, gone wild.
Menigeen vond dat dokter Nutt zijn naam eer aandeed (nut is ‘mafketel’
op zijn Amerikaans) en het liep inderdaad niet goed af.
De Burgeroorlog kwam ertussen. Alleen de buitenkant van het huis was
toen af en na het einde van de oorlog zag de wereld in het Zuiden er heel
anders uit. In de tussentijd had Nutts half afgebouwd huis als onderdak
gediend voor noordelijke soldaten, die voor de goede orde meteen maar zijn
katoenvelden in brand staken. De dokter stief in 1864, geruïneerd en in
diepe depressie.
Jarenlang woonden zijn vrouw en kinderen in de kelderappartementen, die
al wel waren afgewerkt als tijdelijke woonkwartieren. De lege huls van de
rest van het huis stond boven hen, in afwachting van afbouwen. Er zouden
32 kamers moeten komen, een uniek systeem van stromend water, terwijl een
serie van strategisch opgestelde spiegels het zonlicht moest werpen in de
binnenrotunda, zodat ook de lagere verdiepingen voldoende licht zouden
hebben. Maar het huis werd in de tijd bevroren. Nog steeds is de huls
leeg. We zien een fascinerend geraamte, een indrukwekkend gebouw waarbij
je je de wildste voorstellingen kunt maken over hoe het er uiteindelijk
uitgezien zou hebben.
Fantaseren is een favoriete bezigheid in het Oude Zuiden en zo is
Longwood een mooie afsluiting van onze plantagetrip. Niet dat we alles al
gezien hebben, maar voldoende om te bevatten waar het hier om draaide –
en draait. Longwood completeert dat beeld van het Oude Zuiden heel aardig.
Ook heel toepasselijk. Longwood is schitterend van buiten, rijk, overdadig
en smaakvol, maar hol van binnen, kaal, rauw en rudimentair. Dat kun je
ook zeggen van de antebellum samenleving die door alle nostalgische
pietpraat heen toch heel mooi zichtbaar wordt.
Praktische
informatie
Destrehan Plantation, 13034 Highway 48, (504)764-9315
San Francisco Plantation, (504)535 2341
Oak Alley Plantation, 3645 Louisiana 18, (225)265 2151
Nottoway Plantation, River Road, White Castle, (225) 545-2730
Houmas House Plantation and Gardens (225)473 7841
Tezcuco Plantation Home 3138 Louisiana 44, (225)562 3929 Laura: A
Creole Plantation, Louisiana 18, (225)265 7690
River Road African American Museum and Gallery (225)644 7955
In St Francisville:
Butler Greenwood Plantation,8345
U.S. Highway 61
St. Francisville, LA 70775
Tel. (225) 635-6312
Greensprings Cottages
7463 Tunica Frace
St. Francisville, LA 70775
Tel. (225)635-4232
Linden Plantation, Natchez
1 Linden Place
Natchez, MI 39120
Tel. (601) 445-5472
Longwood,
140 Lower Woodville Road, open van 9 tot 5, tel.
(601)647-6742