Het treurige verhaal van een nooit afgemaakt landhuis, een restant van de Burgeroorlog. Gelukkig hebben we er wel een mooie national history site aan overgehouden
Door Frans Verhagen
Het stadje Natchez, parel van het oude Zuiden – van voor de Burgeroorlog – heeft geen gebrek aan mooie landhuizen. In het oude centrum, hoog op de oever van de Mississippi, staan ze bij de vleet. Ieder jaar viert Natchez die erfenis in de Heritage Garden Tour, als de huizen worden opengesteld voor bezoekers, die dan worden rondgeleid door dames in klederdracht. In die baaierd van oud-zuidelijke ervaringen, springt één huis eruit: Longwood, een achthoekig, Victoriaans-Orientaals landhuis dat enigszins verdwaald lijkt in de bossen van Mississippi.
Is de buitenkant van Longwood al een verrassing met zijn rode bakstenen, witte balkons en ui-vormige top, wat het gebouw echt interessant maakt, is de onafgemaakte binnenkant. Bij nadere beschouwing blijkt alleen de onderste verdieping ingericht voor bewoning, één verdieping hoger kijk je zo naar boven tot in de koepel – de spanten en balken kaal en onafgewerkt. Daar zit een verhaal achter, een verhaal dat de geschiedenis van het Zuiden van voor de Burgeroorlog symboliseert.
Om u voor te kunnen voorstellen wat Longwood had moeten worden, hebt u uw fantasie nodig. Dat geldt ook, misschien nog wel sterker, als u zich voor probeert te stellen in wat voor een samenleving een huis als Longwood werd gebouwd. Het is misschien al te verleidelijk om Longwood te zien als symbool van de The Lost Cause, het idee van een gedroomde ideale samenleving die Zuiderlingen na de Burgeroorlog cultiveerden, maar zoals dat gaat met goede clichés: het is een beeld dat zich onvermijdelijk opdringt.
Enorm vermogen
De legende van Longwood begint op 18 september 1850. Toen slaagde Dr. Haller Nutt, een rijke plantagehouder en arts – in deze volgorde -, erin het terrein van 40 hectare te kopen dat Longwood heette. Al jaren had Nutt laten weten dat hij het graag zou kopen, mocht het ooit op de markt komen. Niet zozeer voor zichzelf, maar vooral om zijn vrouw Julia te plezieren. In haar jeugd had mevrouw Nutt veel tijd doorgebracht op Longwood, waar toen haar beste vriendin woonde, Mary Williams. Ze had er altijd warme herinneringen aan bewaard en hoopte er ooit met haar eigen kinderen te kunnen wonen.
Haller Nutt slaagde erin, zo gaat het familieverhaal, Julia totaal te verrassen met zijn aankoop van Longwood. De najaarstrip naar Natchez stond in 1850 al lang gepland: Julia en de kinderen zouden haar ouders bezoeken en Nutt had zaken te regelen. De hele familie stapte bij Hard Times landing op de stoomboot en begaf zich op zijn gemak naar Natchez. Eenmaal aangekomen suggereerde Haller een bezoek aan Longwood, waar op dat moment niemand woonde. Toen Julia Nutt er aankwam, bleken alle bedienden en alle bagage via een andere route naar Longwood gestuurd.
Het oorspronkelijke huis op het terrein was een koloniale woning, comfortabel maar eenvoudig en zonder pretenties. Gedurende een aantal jaren woonden de Nutts tijdens het society seizoen in dit huis. Maar zo tegen het midden van de jaren vijftig, met een uitdijend vermogen en een dito gezin, besloot Nutts dat de tijd rijp was om eindelijk het landhuis te bouwen dat hij al heel lang in gedachten had. Van zijn bereisde vader had Nutt een beeld meegekregen van de wonderen die te zien waren in Griekenland, Turkije en Egypte. Nutts idee was ‘een herinnering aan Oostelijke schoonheid die zich verheft tegen het zachte azuurblauw van de Zuidelijke hemel.’ Zoiets moest het worden.
Oriëntaalse villa
De echtelieden gingen op bezoek bij de architect Samuel Sloan, in Philadelphia. Sloan genoot enige faam in het Zuiden. Zoals ook elders in Natchez is te zien, was de bouwtrend in de eerste helft van de negentiende eeuw neo-klassiek en Griekse revival stijl. Vanaf 1850 veranderde de smaak: onder invloed van de architect Orson Fowler kozen jonge en ambitieuze ontwerpers nu voor Gotische en ‘gingerbread’ patronen. Ook werd het mode om achthoekige huizen te ontwerpen. Veel van de ongebruikelijke huizen die hieruit voortvloeiden, waren ontworpen door het kantoor van Sloan.
De beroemde architect bracht verscheidene bezoeken aan Longwood om het terrein te bekijken en het huis in zijn natuurlijke omgeving te kunnen visualiseren. Geld speelde geen rol, vertelde Nutt, en Sloan kon zich helemaal uitleven. Hij omschreef Longwood als een ‘Oriëntaalse villa, bijzonder geschikt als woonhuis van een zuidelijke plantagehouder – niet alleen rijke maar ook modebewuste mensen.’ Dr. Nutt’s neus moet gekruld hebben, alleen al bij deze omschrijving. Minder flatteus zou je bouwwerk kunnen omschrijven als een grote roomtaart met een torentje erbovenop.
Sloans ontwerp voorzag in een achthoekige structuur van vier verdiepingen, met daarbovenop een observatory. Op de punten van het kompas, bevinden zich galerijen. Elke galerij heeft twaalf pilaren: één hoekpilaar, daarnaast een cluster van drie pilaren en in het midden twee keer twee pilaren. Ze zijn Corinthisch van ontwerp, hol, rank ogend en aan de bovenkant afgewerkt met krullen, Griekse stijl acanthusbladeren en Franse lelies. De ornamenten en het hekwerk geven de spierwitte galerijen een indruk van tierelantijntjes, maar zonder dat ze kneuterig aandoen, eerder elegant en stijlvol. Op de andere vier hoeken zijn balkons ingericht over twee verdiepingen.
De derde verdieping springt wat terug, onder de overhangende rand van het platte dak. Verder voorzag het plan in een zonnedek rondom de koepelbasis op de vijfde verdieping en als afronding daarbovenop de zestienhoekige observatory, met hoge ramen – het moest uitzicht bieden op de omgeving van Natchez, waar de bomen in die tijd nog minder hoog reikten dan nu. De rode ui-vormige koepel – byzantijns of beiers, al naar uw insteek – topt het geheel af.
Qua kamerindeling was het huis opgezet rondom de centrale rotunda, waarop alle deuren uitkwamen. Om te voorkomen dat het daar al te donker werd, moesten grote spiegels in de koepel het zonlicht reflecteren op kleinere spiegels die de lager gelegen verdiepingen lichter zouden maken. Op de verdieping met de ontvangstkamers kon je, door de deuren open te zetten, alle kamers aan elkaar schakelen, voor feesten en partijen.
De basisverdieping zou een bibliotheek bevatten met de 10.000 boeken van dr. Nutt, een formele zitkamer en eetkamers, plus een ontbijt en gezinskamer. De slaapkamerverdieping had zes grote slaapkamers met nog eens drie slaapkamers op de verdieping daarboven. Het personeel en de slaven zouden verblijf houden in het gebouw achter het huis, waar de Nutts tijdelijk woonden.
Modern huis
Het huis zat vol moderne snufjes. De dubbele buitenmuren waren in totaal vijftig centimeter dik, met ertussenin bijna tien centimeter zodat het mogelijk was om de schuiframen die geïnstalleerd waren op koperen sporen, helemaal weg te schuiven voor een optimale ventilatie. Ook de gaspijpen voor de lampen en kroonluchters moesten door deze sleuven lopen. Het op het dak opgevangen regenwater zou worden opgeslagen en door middel van pijpen in het hele huis voor stromend water zorgen, jaren voordat de rest van het land daar zelfs maar over nadacht. Voor het toilet moesten bewoners niettemin nog steeds naar buiten.
De dikke muren isoleerden, zowel in de warme zomers als in de winters die hier redelijk koud kunnen worden. Daartoe had men ook 26 open haarden voorzien, alle met van elkaar verschillende marmeren mantels. Alleen al op de basisverdieping waren zeven haarden gepland, vier met eenvoudig wit marmer, twee met zwart Egyptische marmer en één met een oude oxblood mantel in de huidige eetkamer, afkomstig uit het oude huis van Longwood. Men gebruikte cipressenhout, dat uitstekend bestand is tegen warme en vochtige omstandigheden.
Longwood moest niet alleen het grootste huis van het Zuiden worden maar ook het meest luxueuze. Het huis zou een weergave moeten zijn van de rijkdom, het prestige en de open mind van Dr. Nutt. In goed zuidelijke traditie werd in de hele wereld ingekocht. Kastenbouwers in New Orleans, New York en Philadelphia hadden opdracht gekregen om meubels te maken van walnotenhout, mahonie en rosewood. Uit Italië moesten de gracieuze marmeren beelden komen om de niches in de rotunda en de hal te vullen, marmeren haardmantels en speciale vloertegels. Huisraad van allerlei aard, van bestek tot lakens, zou uit diverse plaatsen in Europa komen. Het plan was om de binnenmuren te schilderen in de kleuren van de regenboog en er waren prachtige lappen stof uitgekozen voor bekleding van meubels en voor gordijnen.
Bakstenen muren
In de winter van 1858 op 1859 begonnen de eerste werkzaamheden, onder toezicht van een assistent van Sloan. Slaven van Nutts plantages groeven diepe kanalen voor de fundering, waarvan de grote bakstenen muren steun zouden bieden aan het enorme gebouw. Het huis zou met zijn vooraanzicht naar het zuiden staan en men groef een stuk van de heuvel af om daarvoor ruimte te maken. Een enorme bakstenen retaining wall zorgde voor drainage en voor het vasthouden van de grond.
Begin 1860 waren de werkzaamheden zover gevorderd dat Sloan zeventig vaklui uit Philadelphia liet overkomen om aan de vele details van het huis te werken. De benodigde 120 pilaren waren aan de oostkust gemaakt en al naar Natchez verscheept. Tegen het begin van 1861 was het bouwen ver genoeg gevorderd om het dak te leggen. Ook daarvoor kwam een specialist uit Philadelphia. De daken waren gemaakt van tin en lood, met flinke regengoten en -pijpen om regenwater naar de cisternes af te voeren voor drinkwatergebruik. Alleen de details moesten nog afgewerkt worden, zoals de buitenwanden waarvan Nutt had bedacht dat ze voorzien moesten worden van een centimeter dikke laag cement, waarin strepen getrokken zouden worden om het op grote blokken te laten lijken. Ook moesten deuren en ramen nog worden opgehangen, ontbrak binnen nog het pleisterwerk binnen, het marmer, het gesneden houtwerk en wat de architect verder nog op het laatste moment zou willen toevoegen.
Normaal doorwerken
Maar de dreigende onweerswolken aan de Amerikaanse horizon kwamen in 1861 tot ontlading. Met de aanval op Fort Sumter barstte op 12 april de Burgeroorlog los tussen de Zuidelijke staten die zich in december 1860 en januari 1861 hadden afgescheiden. Op zich hoefde dat niet direct het einde van de werkzaamheden aan Longwood te betekenen, maar dat deed het wel. Ook rondom dit verhaal heeft zich een aardige legende ontwikkeld. Volgens sommigen zouden de werklieden onmiddellijk hun materiaal hebben neergelegd om zich aan te melden als soldaat in het Noordelijke leger. U begrijpt, dit is de Zuidelijke versie van het verhaal. Een andere versie is dat de werklieden zich bedreigd voelden en liever maakten dat ze wegkwamen. Alleen een dakdekker, zo wil de historie, trotseerde naderhand nog eens de oorlogslinies om terug te komen, om zijn werk af te maken. Hoe het ook zij, van de ene op de andere dag kwam het werk tot stilstand. Op dat punt had Longwood al ruim 100.000 dollar gekost. Nog een maand of zes, misschien acht, waren voldoende geweest om het huis af te maken.
De ironie – en een mooi deel van de legende – was dat Dr. Nutt een sympathisant was van de Unie. Hij mocht dan een rijke plantagehouder zijn – met zo’n duizend slaven – van de afscheiding verwachtte hij niets dan ellende. Overigens gold dit voor veel plantagehouders in Natchez: ze waren pessimistisch over de vooruitzichten voor een onafhankelijk Zuiden.
Nutt had zich voorgenomen om zoveel mogelijk normaal door te werken, zowel op de plantages als met Longwood. Beide bleken problematisch naarmate de oorlog vorderde. De specialisten uit Pennsylvania kwamen niet terug en Nutt moest met zijn eigen slaven en vaklui uit de buurt, voorzover die niet onder de wapenen waren, maakte Nutt de begane grond af. Cipressenhouten vloeren werden aangelegd in de kamers daar, in plaats van de leisteen die bedoeld was voor die verdieping. De installering van de ramen, deuren en het houtwerk, plus het schilder- en pleisterwerk, werden afgemaakt in 1862. Het gezin betrok de bodemverdieping – oorspronkelijk ontworpen voor een grote kinderkamer, een biljartkamer, kaartenkamer, wijnkelder en ruimte voor een centraal verwarmingssysteem. De deur- en raamloze open stukken op de bovenverdiepingen werden afgeschot en de niet afgemaakte delen zo goed mogelijk gestabiliseerd. Orders van voor de oorlog werden afgezegd, soms werden dingen teruggestuurd.
Relatieve armoede
Naarmate de oorlog vorderde, werden meer bezittingen van de familie Nutts geconfisceerd of vernield. Toen in januari 1863 de Emancipatieverklaring werd afgekondigd, vertrokken veel van de slaven en kwam het dagelijks leven op de plantages helemaal tot stilstand. Vanaf 1863 kwamen de noordelijke troepen naar het westen, gericht op de inname van de steden langs de Mississippi, vooral het moeilijk te veroveren Vicksburg, ten noorden van Natchez. Natchez zelf werd door een kanonneerboot van het Noorden beschoten en in juli 1863 bezet. De soldaten zochten onderdak op plantages in Louisiana en al was Nutts dan Unie-gezind, dat behoedde hem niet. Zijn plantages werden bezet, gebouwen vernietigd, en duizenden dieren en balen katoen werden geconfisceerd. Voor het eerst in zijn leven zat Haller Nutt zonder geld. Alleen het onaffe huis werd gespaard. Men zegt dat Nutt de lege kamers boven in het gebouw ijsbeerde, uit frustratie en onmacht. In elk geval bekwam het hem niet erg goed en in 1864 stierf Nutt aan een longontsteking. Zijn vrouw Julia bleef achter met acht kinderen.
Longwood kreeg geleidelijk aan de naam ‘Nutt’s Folly’ of simpelweg het ‘Nutt House’. Het kostte Julia Nutt dertig jaar van relatieve armoede om van de federale regering een vergoeding los te krijgen voor de geleden schade. En ook dat bleek nauwelijks genoeg om de schulden af te betalen en armoede te vermijden. Het huis werd nooit afgemaakt.
De geest van Nutt
Vier generaties Nutt hebben in Longwood gewoond, zo’n honderd jaar, maar uiteindelijk moest de familie het huis toch afstoten. In de tijd dat nog maar één eenzame kleinzoon van Haller Nutt op Longwood woonde ontstond het verhaal dat jongens onder elkaar doorvertelden: dat dit wonderlijke oude huis vol zat met geesten en spoken. Lokale schrijvers pikten het maar al te graag op en zo kwam het verhaal de wereld in dat de schim van Haller Nut overdag ijsbeerde in de lege kamers en ’s nachts door de tuinen wandelde.
In de jaren vijftig van de vorige eeuw kwam Longwood in handen van een echtpaar uit Californië, dat vast van plan was het huis te herstellen in zijn onafgemaakte staat uit 1861. Ook voor hun portemonnee bleek dat teveel en ze gaven het aan de Pilgrimage Historical Society met de voorwaarde dat de bovenste verdiepingen in de onafgemaakte staat moesten blijven. Inmiddels is Longwood een National Historic Landmark.
Wat Longwood tegenwoordig zo aardig maakt is dat de tijd er is stilgezet, zo ongeveer met de dood van Haller Nutt. Op de bovenverdiepingen staan nog het gereedschap, de emmers voor verf en de stellages voor de werklieden uit Pennsylvania, wachtend tot ze weer verder zouden gaan met hun werk. Maar ze kwamen nooit meer terug. De bezoeker gaat nu naar boven over open trappen, van ruwe balken, en voorzien van een ’tijdelijke’ leuning. De kale, ongepleisterde bakstenen wanden geven in veel opzichten een extra charme aan het gebouw, zeker als je, omhoog kijkend in de koepel de balken ziet die het geraamte vormen van wat het grootste huis van het Zuiden moest worden.
Het is allemaal niet zo bedoeld, maar in veel opzichten is het leuker dan wanneer het huis helemaal af zou zijn. Zelfs de uitstraling van Longwood, met zijn rose-rode bakstenen en witte balkons, was niet wat de architect had bedoeld. Het huis moest juist meer op een sprookjeskasteel lijken, midden in een groen, wild woud.
Nu is het zijn eigen sprookje geworden – een overblijfsel van een tijd die voorgoed is verdwenen. Veel belamenteerd door nostalgische zuiderlingen maar de verworvenheden van die zogenaamde ideale samenleving waren net zo hol als Longwood uiteindelijk bleek. In al zijn dreigende clichématigheid is het moeilijk een beter monument en indrukwekkender monument te vinden voor de plantagesamenleving.