Lyndon Johnsons geboortegrond
Het mooiste stuk Texas ligt ten westen van de hoofdstad Austin. De Hill Country heeft een on-Texaans landschap van groene heuvels en koele, heldere lucht. De regio werd pas goed bekend toen Lyndon Johnson, die er geboren en getogen was, president werd. Sindsdien hebben meer mensen dan de directe omgeving de Hill Country ontdekt. Maar gelukkig is het nog een gebied waar je gemakkelijk kunt verdwalen.
Tekst en foto’s Frans Verhagen
In de Texas Hill Country zijn de eiken het hele jaar groen. En in april ligt er over de heuvels een tapijt van bluebonnets, paintbrush en andere wilde bloemen, met kleurenschakeringen een schilderspallet waardig. De lucht is er koel en droog, heel anders dan in de rust van Texas waar hij warm of vochtig is, of allebei. Zo op het zicht een waar paradijs. Dat dacht menig pionier, om tot zijn schade te ontdekken dat de Hill Country vele gezichten heeft.
Onder de kleuren, onder het groen van bomen en gras, ligt een bar rotslandschap dat bewoners van alle tijden parten heeft gespeeld. ’t Is niet dat niemand het kon zien, maar niemand wilde de droom verstoren. Breek een tak van de hardhouten bomen en je hoort een dorre knap. Blaadjes zijn klein en tussen het gras verbergen zich onverwachte gasten: cactussen. De goede verstaander weet het. Het kan hier groen en vruchtbaar zijn, maar ook dor en droog. Met rust gelaten, past de Hill Country zich moeiteloos aan. Maar bewerkt door optimistische nieuwkomers, door het lange gras verleid om zich hier te vestigen, toont het zonder pardon zijn weerbarstigheid.
‘Een land van gebroken ploegen en gebroken dromen’, vond president Lyndon Johnson in een van zijn meer poëtische buien. Maar, voegde hij eraan toe, wel een land van een overweldigende schoonheid waar hij met hart en ziel van hield. Johnson wist waar hij het over had. Hij werd in de Hill Country geboren, groeide er op, vertegenwoordigde het gebied in het Congres, hield er een ranch aan die als westelijk Witte Huis fungeerde en werd er uiteindelijk begraven, op de ranch, pal naast de Padernales River. De Hill Country is als Johnson: ruwe bolster, blanke pit, verrassend en dramatisch in zijn explosieve stemmingswisselingen.
De Hill Country, het mooiste stukje Texas, ligt als een halve cirkel ten westen van de twee leukste steden van Texas: Austin en San Antonio. Het is een vreemd stukje geografie dat de overgang vormt tussen het groene, vochtige zuidoosten, dat eigenlijk meer bij het Diepe Zuiden hoort en de droge prairies typisch voor West-Texas. Een instabiele overgang, want hoewel de verdamping in de Hill Country altijd groot is, valt de regen er in onregelmatige en mateloze hoeveelheden, voornamelijk in de vorm van kletterende donderbuien.
De kalkstenen heuvels ogen als een ruw uitgevallen Middellandse Zeelandschap, met klaterende stroompjes en flonkerende meertjes maar zonder zee. Toch was die er ooit, want al die kalksteen vormde miljoenen jaren geleden de bodem van de grote Amerikaanse binnenzee, voordat de hele regio omhoog werd getild en gevouwen en gekneed. De heuvels zijn begroeid met lang, mager gras, junipers en eiken, terwijl langs de riviertjes en kreken schaduwrijke cipressen staan. De valleien kunnen soms breed uitwaaieren maar ook scherp gesneden zijn, zoals in het onherbergzaam gebied van de droge zuidwesthoek, vlak tegen het Edwards Plateau aan.
Duitse immigranten
Fredericksburg is het bekendste stadje van de Hill Country, een uur rijden van San Antonio en Austin maar een wereld van verschil. De wereld zal het weten dat geëmigreerde Duitsers hier de pioniers waren en de toonzetting in Fredericksburg, vernoemd naar Frederik van Pruisen, is licht Teutoons. Er zijn Beierse restaurants, biergartens, een jaarlijks Wurstfest en de Bed & Breakfast makelaar aan Main Street, lokaal ook bekend als Hauptstrasse, heet Gästhof Schmitt. Je verwacht het ergste en toch valt het mee. Geen Disney-imitaties van Skichalets of Beierse gevels. Nee, Fredericksburg is duidelijk Texas. Maar dan wel Tex-Deutsch, zoals ze lokaal zeggen, in zijn historische verwijzingen naar de Oude Wereld een prachtige introductie biedend tot deze regio.
Het waren namelijk Duitsers die hier als eerste blanken hun tenten opsloegen. Er was nog ruimte genoeg: andere pioniers hadden het gebied tot ver in de negentiende eeuw links laten liggen als te onherbergzaam en te onzeker om een leefbaar bestaan op te bouwen. De zevenduizend Duitsers kwamen met hulp van een aristocratische organisatie die emigratie verzorgde naar de Nieuwe Wereld. Maar ze waren bij de neus genomen: de land grants waarmee ze ongezien het land kochten, bleken uitgestrekte droge gebieden te bevatten, ook nog eens bevolkt met vijandig Comache Indianen. In 1847 ging de Society for the Protection of German Immigrants in Texas, beter bekend als de Verein, failliet. Een paar immigranten hadden het zuidelijke puntje bereikt, aan de Llano River, maar de meesten waren blijven hangen in tussenstations als New Braunfels en Fredericksburg, of van daaruit verder het rauwe land ingetrokken dat sindsdien bekend staat als de German Hill Country. Al vonden de boerenfamilies niet de rijkdom die zochten, ze bouwden keurige stadjes, met kerken, scholen, buurthuizen, bierhallen en zang- en schietverenigingen.
Later in de negentiende eeuw kwamen arme blanken afzakken uit het onvriendelijke Diepe Zuiden. Ook zij waren op zoek naar een beter leven maar het ontbrak hen aan ondernemingslust om door te stoten naar de rijke gronden van Californië. Deze nieuwkomers bouwden stadjes als Bandera en Kerrville, in het zuidelijke deel van de Hill Country. Ze werden cowboys en veedrijvers en Texas Rangers en leverden slag met agressieve Indiaanse bendes.
In de Hill Country leefden deze twee etnische groepen naast elkaar, vereend in hun armoedig bestaan als blanke verschoppelingen in een Texas variant van de Apalachen, gescheiden door taal en cultuur en simpelweg door de ontoegankelijkheid van het gebied. Pas na de Burgeroorlog begonnen ze elkaar te ontmoeten en smolten ze geleidelijk aan samen door huwelijken, zakenrelaties en de nog altijd populaire cultuur van danshallen en muziekmaken. Al doende ontwikkelden ze een eigen levensstijl, de Hill Country Western Way.
Maar arm bleven ze, want de Hill Country leverde alleen maar teleurstellingen op. Eens waren deze heuvels begroeid als savannes, met stevig gras. De Asche Juniper, voor Texanen cedar, was beperkt tot de valleien, langs kreken en rivieren. Tegenwoordig zijn de heuvels voornamelijk begroeid met die cedar en dat is de tragiek van de Hill Country in een notendop. De savanna’s waren namelijk wel goed als tijdelijk grasland – zo goed dat hier een deel van de vee-boom plaatsvond, met cowboys als bijproduct – maar ongeschikt voor bebouwing. Maar vertel dat maar eens tegen een Duitse landbouwer die aan de slag wil. En zo spoelden door het ploegen en door overbegrazing de flinterdunne toplaag weg die het gras juist had vastgehouden en rukten de cedars op. Die trokken het laatste beetje water uit de rotsachtige grond, verstikten het gras en veroorzaakten een vicieuze cirkel van armoede en desillusie.
Onverwachte bloei
In de Altdorf Biergarten and Restaurant, serveert men Tex-German. Als u zich daar iets bij voor wilt stellen, al is dat misschien wat veel gevraagd, dan is het onder andere salade van rookworst, zuurkool en aardappel, opgediend met cowboybonen. Veel locals zijn er niet in deze restaurants: dit menu is voor de bezoekers. Want als de Hill Country aan het einde van de twintigste eeuw onverwacht opbloeide, dan kwam dat door twee factoren. Eerst kwamen de hippe en mobiele techwerkers vanuit Austin. Ze kochten de boerderijtjes en leegstaande huizen op, aanvankelijk als weekendverblijf maar na de digitale revolutie steeds vaker voor permanente bewoning. Grondprijzen stegen, je kon meer verdienen met de verkoop van land dan met het bebouwen ervan. Steeds meer ranches kregen een toegangspoort van smeedsierwerk waar geen zichzelf respecterende boer zijn duurverdiende dollar aan zou besteden. Vervolgens kwamen ook steeds vaker gewone burgers van Austin, San Antonio en het verder weg gelegen Houston als weekendbezoekers, op zoek naar koelte en schaduw, zwemmend en vissend, grasduinend in antiekwinkels en snuisterijenshops met sterk riekende kaarsen. Voor het eerst sinds jaren zaten de danshallen op zaterdag weer vol, steeds meer muziekgrootheden deden de Hill Country aan. En zo arriveerde dan eindelijk, anderhalve eeuw te laat, de welvaart in de Hill Country.
Toch is Fredericksburg niet zo ergerniswekkend toeristisch dat het meteen gaat tegenstaan. Wel is de Main Street een aaneenschakeling van winkels, bed & breakfasts en restaurants. Maar tegelijk zijn er ook nog ouderwetse koffiehuizen en menig goed restaurant waar wurste en schnitzel niet op de menukaart staan. Prominent aanwezig is het Nimitz Museum of Pacific War, vernoemd naar de admiraal Nimitz, de lokale held die in de Tweede Wereldoorlog de vloot in de Pacific leidde. Het bouwwerk, ooit een hotel waar de ouders van Nimitz hun nering dreven, kreeg na enige verbouwingen zo rond 1880 iets van de brug van een schip en de naam Steamboat Hotel. Op de gastenlijst staan beroemdheden als generaal Grant en Robert E. Lee, president Rutherford Hayes en Jesse James. Wat ze hier in vredesnaam kwamen doen, blijft duister maar fascineert meer dan de strijd in de Pacific, al is het museum zeker niet slecht.
Amerika is goed in het ‘Capital of something’-zijn, en Fredericksburg heeft vast de meeste Bed & Breakfasts per hoofd van de bevolking. De meeste worden verhuurd via drie vertegenwoordigers die aan Main Street zijn gevestigd, waar foto’s zijn te vinden, informatie en waar direct gereserveerd kan worden (doordeweeks tenminste), ook voor Guesthouses, voor wie meer privacy wenst. Veel B&B’s zijn gevestigd in oude Sunday Houses. Dat waren vrij kleine woningen die boeren uit de omgeving in het stadje aanhielden om op zaterdag naar de markt en op zondag naar de kerk (en de danshal) te kunnen gaan, zonder tussendoor enorme afstanden af te leggen.
Massieve rotsbult
Vanuit Fredericksburg zijn mooie tochten te maken, sommige volgens een min of meer georganiseerd patroon, zoals de Willows City trail, maar andere gewoon over de backroads ten noorden van het stadje. Daar in de rimboe liggen de huizen liggen ver van elkaar en richtingsaanwijzers, benzinestations of winkels zijn nergens te vinden. Je verdwaalt er gemakkelijk, want rijden op de gok en op je richtinggevoel tussen deze heuvels leidt alleen maar tot verwarring. Toch geeft juist zo’n zoektocht van uren zonder dat je tegenliggers ontmoet het onversneden beeld van de Hill Country. Het moet hier heel eenzaam geweest zijn.
Net ten noordwesten van Fredericksburg ligt een imposante, massieve rotsbult, in geologische termen een batholith, de op één na grootste in het land, Enchanted Rock. Net als een ijsberg zie je maar klein deel boven de grond, hoewel klein in dit verband niet de juiste term is. Het ding is nadrukkelijk aanwezig met zijn oppervlakte van meer dan vijfduizend acres. Er zijn aanwijzingen dat hier al achtduizend jaar geleden mensen woonden en dat de rots voor hen een heilige plaats was. Volgens overlevering zouden de Comache menselijke offers hebben gebracht op de rotsblokken aan de basis van de bult.
Zeker is dat de Indianen groot respect hadden voor de rots, waarschijnlijk onder de indruk van de spookachtige geluiden die het graniet ’s nachts maakt als het afkoelt. Bovendien kan de rots mooi glinsteren bij volle maan, als het heldere licht reflecteert in de kleine huecos, rotsholten waarin water blijft staan. Tegenwoordig komen New Agers zich laven aan de spirituele kracht die ze aan de rots toeschrijven. Maar ook op minder snel betoverde bezoekers maakt de rots, die hier ligt als een vreemd, buitenaards lichaam, een sterke indruk, zeker bij zonsondergang als hij een rode gloed lijkt uit te stralen.
De paden zijn goed gemarkeerd maar je hoeft je er op dit granieten oppervlak niet echt aan te houden. In minder dan een half uur loop je naar de top. Daar staat een eenzame eik, naast poelen van gras en prickly pears, die uit de barsten in de rots klimmen. Dit soort kwetsbare stukjes begroeiing worden vernal pools genoemd. Maar het mooiste zijn de talloze veelkleurige korstmossen. En het uitzicht natuurlijk: Enchanted Rock is het hoogste punt in de wijde omgeving.
’s Zomers kan het vooral in de weekends op Enchanted Rock behoorlijk druk worden. Dan leidt men bezoekers om naar de Willow City Loop, een route van ongeveer twintig kilometer ten noordoosten van het stadje met die naam. Maar u doet zichzelf tekort als u die weg niet sowieso volgt, druk of niet. Hij voert dwars door ranchgebieden die private eigendom zijn maar wel de mooiste stukken van de Hill Country bevatten. Granieten richels schieten omhoog uit de aarde, dichte stukken bos wisselen af met open kleurrijke open velden vol bloemen. De weg gaat omhoog en omlaag, op de diepste punten staan waarschuwingen voor flash floods. Geen overbodige waarschuwing: legio zijn de verhalen over enorme overstromingen die binnen een paar uur een kreekje in een kolkende, alles vernietigende stroom veranderen.
Het land van Lyndon Johnson
Als Willie Nelson u niets zegt, dan hoeft u echt niet naar Luckenbach. Als Nelson u wel wat zegt eigenlijk ook niet, maar dan weet u tenminste waarom u gaat. Ergens in de jaren zeventig maakte Nelson samen met Waylon Jennings een liedje over dit dorp in de Hill Country. Een van de schijnbaar onvergetelijke regels luidde: ‘.. in Luckenbach, Texas, ain’t nobody feelin’ no pain’. Ook zonder een oordeel over de poëtische waarde van deze uiting, kan de bezoeker vaststellen dat er in dit stadje van 25 inwoners überhaupt weinig te voelen valt. Waarschijnlijk is het net zo als met die straathoek in Winslow, Arizona, die de Eagles bezingen: beter je in je fantasie er iets bij voor te stellen dan er echt heen te gaan. Luckenbach bestaat uit een saloon en een general store vol T-shirts en cd’s. En de onvermijdelijke danshal. Nu heeft deze in elk geval de eer dat Willie Nelson er zijn Fourth of July picknicks houdt – zolang de bejaarde zanger dat tenminste nog kan. Mocht u er toch op staan om deze kleine pelgrimstocht te maken, dan kan dat op een halfuurtje rijden van Fredericksburg.
Misschien onderweg naar Johnson City of het LBJ State Park, want u bent niet echt in de Hill Country geweest zonder een bezoek aan de diverse tempels ter ere van Lyndon B. Johnson, 36ste president van de Verenigde Staten, een van de meest fascinerende lieden die dat ambt ooit hebben bekleed. Het is met Johnson net als met Amerika: je kunt hem haten, je kunt hem vereren, en alles ertussenin, maar hij is altijd interessant.
Als mensen van buiten Texas al van de Hill Country hebben gehoord dan is het via Johnson. Nadrukkelijk hij aanwezig, van de massieve Presidential Library in Austin, zo bombastisch als de man zelf, tot het simpele graf op de ranch. Johnson City is van al die plekken misschien het minst interessant, maar het is een goede plek om basisinformatie op te doen in het National Historic Parc dat een paar huizen uit de Johnson tijd omvat. Twintig kilometer verderop, aan de Pedernales River vlak bij het plaatsje Stonewall, ligt het LBJ State Park. De bezoekers worden rondgereden in een busje, in een anderhalf uur durende tour. Geboren is Johnson hier niet en het huisje waar dat gebeurd zou zijn is namaak. In werkelijkheid werd hij in Johnson City geboren. Maar daar moeten ze het doen met een boyhood home, die trouwens net als dit kleine huisje een stuk beter in de verf zit dan waarschijnlijk in Johnsons jaren het geval was.
De ranch was het Texas White House tijdens Johnsons jaren als president en hij liet er vrolijk helikopters heenkomen als hij mensen nodig had. Johnson deed niets liever dan zijn gasten over de ranch rond te rijden, in zo’n grote Amerikaanse bak, één hand losjes aan het stuur, onderwijl met hoge snelheid achterompratend en zijn mooiste runderen aanwijzend. De gasten stonden doodsangsten uit. Een favoriete truc was ook om onder de waterval in de Pedernales River heen te rijden: onder het water daar was een betonnen dam gebouwd, maar Johnson kon zich kostelijk amuseren als hij zo het water inreed. En zijn gasten maar knikken en interesse veinzen, want dat deed je in aanwezigheid van de grote man.
Het museum in het park is aardig maar biedt minder structuur dan dat in Austin, waar de oorlog in Vietnam ook meer uit de verf komt. Daar staat tegenover dat je hier meer gevoel krijgt voor de wortels van Johnson. Johnson wist waar hij vandaan kwam en vergat dat nooit. De ranch zelf is niet van binnen te bezichtigen aangezien Lady Bird Johnson, de immens populaire ex-First Lady, hem nog steeds gebruikt. Ze is er niet zo vaak meer nu de jaren beginnen te tellen. Johnson gaf het land en de ranch cadeau aan de overheid, inclusief zijn Hereford runderen die er nog steeds grazen – ongetwijfeld in ruil voor een mooie fiscale aftrekpost, want zo was Johnson wel.
Cowboy capital of the world
Tegenwoordig loopt de I-10 naar Californië dwars door de Hill Country, het gebied verdelend in een noordelijk en zuidelijk deel. Boven de I-10 domineert de Duitse erfenis, rondom Fredericksburg, daaronder de cowboygeschiedenis. Kerrville, aan de freeway, lijkt op Fredericksburg, zoals stadjes hier op elkaar lijken. Alleen ontbreken hier gelukkig de toeristenbussen en het vlooienmarktgevoel. Met 18.000 inwoners kan het stadje ook wel wat hebben. Het is een soort kunstcentrum geworden wat vooral blijkt uit het Cowboy Artists of America Museum Museum. Als u houdt van plaatjes met koeien, stoere cowboys en Frederic Remington imitaties, dan mag u het niet missen.
Kunt u wel zonder, dan wachten u ten zuiden van de weg, in Bandera County, de wildste stukken van de Hill Country. Langs de Guadeloupe River liggen de mooiste stukjes rivieroever – iets wat nieuwe, rijke bewoners helaas ook ontdekt hebben. In zuidwestelijke richting wordt het landschap droger en rotsachtiger, langzaam overgaand in het ranchland van het Edwards Plateau. Volgens mensen die het kunnen weten is Route 337 naar Leaky een van de mooiste wegen van Texas, een weg als een achtbaan door het hoogste, steilste en ruigste deel van de Hill Country. Liefhebbers maken vaak een wijde boog via de State 16 ten noordwesten van Bandera en Kerrville, naar het westen over de mooie FM 337 of State 39 naar de Frio Canyon regio van Leaky en dan eventueel naar San Antonio via de US 90, of terug naar Kerrville. U volgt gewoon de als ‘scenic’ aangegeven wegen in de Rand McNally en wie het niet erg vindt om nog eens te verdwalen kan een uitstapje wagen op de tussenliggende weggetjes. Stadjes als Utopia, Vanderpool, Rio Frio en Leaky bieden alles waar small town Texas trots op is, inclusief de chicken-fried steaks bij Lost Maples Cafe in Utopia, volgens kenners de absolute top.
Omdat ieder dorp toch iets moet hebben, is Medina de Apple Capital of Texas. Als u denkt alles al gezien of geproefd te hebben van wat er met appel te doen valt, dan kunt u hier nog wat opsteken. Zeker op het Texas International Apple Festival in de herfst. Aan Route 470 ligt naar Bandera, ook aangestoken door de Capital-koorts en naar eigen zeggen de Cowboy Capital of the World. Dat geldt dan vooral op zaterdagmiddag, want de cowboys hier zijn vooral parttimers: alleen in het weekend. De muziek, de hoeden, het bier en het dansen: het past er allemaal bij.
Bandera zegt dat het grootste aantal beroeps-rodeo-cowboys heeft van het land, een claim die misschien iets beter te onderbouwen is omdat het stadje maar duizend inwoners heeft – dan is tien al een flink percentage. Zijn cowboyreputatie dankt Bandera echter aan zijn negentiende eeuwse status als vertrekpunt van de grote cattle drives vanuit Texas naar de spoorwegstations. Lonesome Dove, de veedrijversroman van Larry McMurtry, ligt hier zeker niet ver vandaan. Tegenwoordig mogen oostelijke ‘dudes’ hier tijdelijk cowboy spelen op de stuk of tien guest ranches die rondom het stadje liggen.
De Bandera Pass mag niet indrukwekkend zijn als pas, maar hier vochten de Spaanse troepen in 1732 tegen de Apache Indianen – toen lag hier de scheidslijn tussen de ‘beschaafde’ wereld en de wildernis. Honderd jaar later versloegen de Texas Rangers er een bende van de Comache Indianen. In Camp Verde, hier vlak bij kwam in de jaren vijftig van de achttiende eeuw een militaire post. Het is een van plaatsen in Amerika waar het leger experimenteerde met kamelen als lastdieren – in die tijd werd het plaatsje wel Little Egypt genoemd, wat enige fantasie vergt.
Zonder uw fantasie te gebruiken, kunt u iets verderop Little Mexico bezoeken. San Antonio ligt op het randje van de Hill Country maar het is weer een wereld verderop. Dit keer een wereld van immigranten uit Mexico, net als die negentiende eeuwse Duitsers en white trash uit het Zuiden op zoek naar de vervulling van hun Amerikaanse droom. Tex-Mex, Tex-Deutsch: het is allebei zo Texaans als cowboylaarzen en grote hoeden