Door Nando Boers en Mariska Freriks
Big Bend National Park in het zuiden van Texas is een romantisch park, een park voor helden. Het is een ruw park, een eerlijk park. De namen van de bergen en de rivier geven het aan: Dead Horse Mountains, Sierra del Carmen en de Rio Grande. De waarschuwingen voor de bezoekers zijn er even dreigend als direct. Neem veel water mee op je tochten; ongeveer vier liter per persoon per dag, minder kan dodelijk zijn. Van sommige stukken van Big Bend wordt het afgeraden ze in de zomer te lopen. Tochten door Dead Horse Mountains zijn hels als de zon onbarmhartig boven Big Bend staat. Je kunt dan beter in de Chisos Mountains blijven, waar de temperatuur gemiddeld een paar graden lager ligt (een wereld van verschil, naar het schijnt). Big Bend is een park waar overleven altijd voorop staat. Een park voor doorzetters.
De Chihuahuan-woestijn is al geen publiekstrekker en de weg naar Big Bend helemaal niet, tenzij je van verlatenheid houdt. ‘Big Bend is not on the way to anything’, zou rivier-ranger Marcos Paredes later in de week zeggen aan de oever van de Rio Grande. Tussen El Paso in het uiterste westen van Texas en San Antonio, bijna negenhonderd kilometer oostelijker, ligt weinig. Een dor landschap, een enkel dorp, wat asfalt, verder niets. Fort Stockton ligt 362 kilometer ten oosten van El Paso en is de laatste ‘grote plaats’ op weg naar Big Bend, bijna tweehonderd kilometer zuidelijker. Wie naar Big Bend wil komen, zal zijn tanden op elkaar moeten zetten. Jaarlijks nemen tweehonderdduizend mensen deze moeite.
Vierkant blok graniet
We zakken af via highway 67, van Fort Stockton naar Panther Junction, het hoofdkwartier in Big Bend. De hemel is fel blauw, de temperatuur in deze dorre, stoffige omgeving is aangenaam. Het is gelukkig geen midden zomer. De koeien en de piepende ja-knikkers die in Zuidwest Texas de olie naar de oppervlakte pompen, hebben we lang geleden achter ons gelaten. Daar reden nog auto’s op de weg, daar lag nog een verlaten spoorlijn langs het asfalt. Hier spurt slechts af en toe een roadrunner, de vogel die rent en niet vliegt, verschrikt de berm in. Buiten is het doodstil.
Langs de weg staan droge, kromme paaltjes met verroest prikkeldraad, soms ligt er een eenzame koe in het prairiegras. Heel af en toe een bord met daarop de naam van een ranch. In de verte doemt Santiago’s Peak op, de aankondiging van Big Bend, zo zal later blijken. Het ding staat plompverloren in zijn eentje Santiago’s Peak te wezen; ruim 1900 meter hoog, als een massieve tafelberg. Opeens neemt de plantengroei weer toe: yucca’s, lage cactussen en veel creosotebush (een struik met legergroene, vettige blaadjes) – de woestijnplant die je ook in Sonoran, Great Basin en Mojave Deserts tegenkomt.
De weg binnen de grenzen van het park is smaller en heuvelachtiger dan highway 67. Al snel zien we de Chisos Mountains verschijnen. We rijden langs woestijnvlakten die er verlaten bij liggen. Verlaten is het enige woord dat van toepassing is, hoewel het impliceert dat er ooit iemand is geweest. En zo ziet het landschap er niet uit.
We nemen onze intrek in de Chisos Lodge, in de Basin, de kom die wordt gevormd door de hoge bergen om ons heen. De imposante Casa Grande, het vierkante blok graniet, robuust als een kasteel en Emory Peak, het hoogste punt van Big Bend. Door een gat in de verdedigingslinie van de Basin (’the window’) kun je even spieken naar wat er achter de Chisos Mountains ligt – nog meer woestijn op weg naar Mexico, alleen heuvelachtiger. Door het ‘raam’ is bijna elke avond een verstilde zonsondergang te zien.
Ratelslangen
Wij beginnen de volgende dag aan de oostkant van Big Bend. De zijde van Boquillas Canyon aan de Rio Grande en Dead Horse Mountains. In de zomer wordt er met klem op gewezen dat de hikes in de buurt van Dead Horse Mountains bruut kunnen zijn. Schaduw is er niet te vinden en de grondtemperatuur is ’s zomers zo heet dat zelfs de ratelslangen onder stenen en in rotsspleten blijven omdat ze anders binnen een minuut zijn doodgeschroeid op de gloeiend hete bodem. Voordat we een stuk van de harde, ruige, ruwe rotsachtige Ore Terminal Trail gaan bedwingen, wandelen we eerst langs de Rio Grande naar Boquillas Canyon.
Na een kleine klim over een kaal berghellinkje zien we de rivier glinsteren. De rivier met een van de mooiste namen van alle rivieren ter wereld, meandert loom richting Golf van Mexico. Het is niets meer dan een rustige, ondiepe stroom die gemakkelijk is over te steken. Er staan wat ezels aan de oever van het dorpje Boquillas aan de overkant. Beneden ons zitten twee Mexicanen in de schaduw van een paar cactussen sigaretten te roken en te wachten tot een van de bezoekers van Big Bend hun stenen wil kopen. Er staat niemand bij hen; ze zwaaien.
We lopen verder en naderen de tientallen meters hoge rotswanden waarlangs de Rio Grande vol met zand, jaar na jaar op haar route naar zee haar schurende werk heeft gedaan tegen de rotsbodem en zo nabij Boquillas een immense canyon heeft uitgesleten. De rivier verdwijnt vrij snel uit het oog omdat de smalle zandbank ophoudt en overgaat in een steile rotswand. We lopen terug door het hoge riet en door het fijne zand dat de rivier er ooit heeft achter gelaten. De twee Mexicanen zijn inmiddels een paar cactussen met de zon meegedraaid.
Warm en wreed
De rivierbedding waarin we lopen richting Ore Terminal (het oude erts-station) is gortdroog, zoals alle beddingen behalve die van de Rio Grande. Technisch gezien kent Big Bend al vijf jaar een droogte, hoewel er de laatste jaren wel wat regen is gevallen, zij het altijd nog minder dan de 23 centimeter van het normale jaargemiddelde. De meeste rivieren in Big Bend zijn dan ook niet meer dan tijdelijke snelwegen die de neerslag vervoeren als er een zomerse donderbui op de vlaktes en in de bergen losbarst.
De zon staat nu bijna op haar hoogste punt en de grond voor ons begint te zinderen. Het loopt tegen de dertig graden. We sjokken door de rulle stenen van de eindeloze bedding. We horen af en toe het water in onze fles klotsen. Langs de ‘oevers’ staan honderden yucca’s en veel verschillende soorten cactussen. Boven een bergtop recht voor ons zweeft een zwarte vogel.
Langs de kant zien we een soort stellage. Het lijkt een noodklok waarvan de klok is verdwenen. De dikke stalen kabel verraadt echter dat we hier van doen hebben met het transportsysteem dat de Puerto Rico Mining Company gebruikte om het erts uit de bergen naar Boquillas te vervoeren. De kabelbaan was slechts tien jaar in gebruik en bleef achter in 1919, toen de zaak niet meer rendabel bleek.
De zes mijl lange verroeste kabel ligt nog dwars over de rivierbedding en op de berghellingen en zal ons begeleiden richting terminal, als een spoor. Hij komt zelfs van pas als we de loop van de rivier verlaten en links de kale heuvels inslaan en beginnen aan een klim langs stenen en grote rotsen. Met de witte krassen van ezelshoeven op de harde ondergrond is de kabel zowat de enige leidraad. Dit pad wordt niet zo vaak gelopen – misschien vinden bezoekers het te eenzijdig of te zwaar. Maar je krijgt hier wel een redelijk idee hoe dodelijk warm en wreed de woestijn kan zijn. Hoe hier ooit bandieten, revolverhelden, boeren, mijnarbeiders en Mexicaanse schurken geleden hebben.
Geen beweging te zien vanaf de heuvels richting Dead Horse Mountains en de Sierra del Carmen in Mexico. Hier lijkt niets te leven; alleen de zon verplaatst zich en misschien een enkele vlieg die zijn tere vleugels durft bloot te stellen. Behalve het uitzicht geeft ook onze watervoorraad een lesje over Big Bend: gehoorzaam je waterfles. Draai om voordat je watervoorraad half op is. We volgen de wetten van de woestijn zonder ons doel te bereiken, maar we wisten eigenlijk al dat het binnen een halve dag niet haalbaar was. Een paar verroeste stalen bakken om het erts te vervoeren, dat is alles dat we zien van de mijn die ooit zink, zilver en lood naar de oppervlakte van Chihuahuan-woestijn bracht.
Hoge rotswanden
De tweede beroemde canyon van Big Bend ligt aan de andere kant van het park. Santa Elena Canyon is mooier dan die van de canyon van Boquillas. Hij geeft ook meer van zichzelf prijs omdat je er echt te voet kunt ‘binnendringen’. Een expeditie per kano of vlot is ook mogelijk, maar de prijzen die de drie organisaties daarvoor vragen zijn schrikbarend hoog ($150 per dag). Hier draait de Rio Grande de canyon uit, in Boquillas stroomt hij de onzichtbaarheid in. Vogels fluiten hier om het hardst en een kleine rode cardinal schiet voor ons langs omhoog naar een rotswand. Als we midden tussen de duizelingwekkende hoge rotswanden staan, vliegt een kraai de canyon in. Zijn krassende geluid weerkaatst tegen de rotswanden. Hij gaat aan de oever van de Rio Grande zitten, een oever waar veel beesten leven die je in een woestijn niet zou verwachten. Zo huist er de bever en ook de kleine pluvier, het vogeltje dat je aan de oceaankust veel aantreft. Het beestje lijkt hier erg buiten de omgeving te staan, maar de pluviers hebben een manier weten te vinden om te overleven op de oevers van de Rio Grande.
Volgens Marcos Paredes is deze canyon de mooiste van Big Bend. De forse, besnorde Mexicaan, is rivier-ranger en werkt al negentien jaar rond de Rio Grande. We spraken hem een paar dagen geleden, toen we op weg waren naar Boquillas Canyon. Hij en een paar companen waren zich die ochtend aan de oever van de rivier in Rio Grande Village, een handelspost, aan het voorbereiden op een driedaagse tocht langs de Rio Grande, op zoek naar de peregrine falcons die hoog in de grote ravijnen voorbij Boquillas zich klaarmaakten voor het broedseizoen. Het doel van zijn tocht was voornamelijk om te zien waar de bedreigde valkensoort (volgens Paredes zouden er slechts veertien in Big Bend te vinden zijn) zich dit jaar precies zou gaan vestigen.
Daarnaast zou Paredes zijn normale inspecties uitvoeren en uitkijken naar de stropers van de candialla-wax. Een paar dagen geleden had een patrouillevliegtuig stropers gezien en nu was het aan Paredes om ze te achterhalen. De was-stropers zijn niet het ergste grensprobleem voor de Verenigde Staten, vond Paredes. En ook de sporadische vracht drugs die wordt onderschept, maakt hem geen zorgen. Het grootste probleem acht hij het vee dat oversteekt vanuit Mexico naar de VS en op die manier ziektes kan verspreiden. Daarom gaat Paredes vaak te paard de wildernis in, samen met andere rangers, om het losgebroken vee bijeen te drijven en af te voeren naar veilingen in Texas.
Van het grootste grensprobleem, illegale vluchtelingen uit Mexico, had Big Bend ook weinig last. ‘Wat als ze in Big Bend zijn?’, vroeg Paredes zich af. ‘Dan zijn ze hier nog steeds nergens. Illegalen gaan liever bij grote steden de grens over. Niet hier. Hier hebben ze geen schijn van kans’. Een paar maanden geleden was er ergens in de bergen het lijk gevonden van een arme sloeber die geprobeerd had het beloofde land te bereiken.
Met de boot naar Mexico
De nabijheid van Mexico vormt een van de aantrekkelijke punten van Big Bend, door de sfeer die Amerika’s buurstaat uitdraagt. Dat gevoel leefde ook bij de beleidsmakers van Texas (en de VS). Al sinds de eerste plannen om hier een national park te maken, propageerden pioniers het idee om een ‘internationaal vredespark’ te stichten, deels in de VS en deels in Mexico. Om tot de verwezenlijking van het Amerikaanse gedeelte te komen had men tien jaar nodig – Big Bend bestaat officieel sinds 1944. Maar het vervolg, een complement van het Waterton-Glacier National Park dat deels in Montana en deels in Canada ligt, staat nog niet eens op papier.
De eerste echte aanzet tot de stichting van Big Bend National Park kwam begin jaren dertig. In Texas had men het oog op een aantal gebieden die in aanmerking zouden kunnen komen voor een nationaal park, maar Big Bend hoorde daar niet toe. Pas in 1934 kreeg Big Bend supporters, onder hen ‘superintendent’ Roger Toll van Yellowstone, die buiten het seizoen namens de National Park Service hoofdinspecteur was voor potentiële nieuwe kandidaten, zo staat te lezen in The Story of Big Bend National Park van John Jameson. Toll was de eerste die een serieuze campagne opstartte met zijn rapport over het gebied. Veel mensen zagen de regio als een monument van middelmatigheid: niet de hoogste top in de omgeving en ravijnen die lang niet zo diep waren als de Grand Canyon in Arizona.
Toch tekende in 1935 president Roosevelt de wet die Big Bend National Park later op de kaart zou zetten. Het was misschien typerend, ook voor de huidige situatie, waarin Big Bend wordt overvleugeld door andere parken, dat de geallieerde landing in Normandië in juni 1944 ook het nieuws over de opening van het ’s lands zevenentwintigste nationale park naar de binnenpagina’s van de kranten.
Als we de hoek om komen lopen, zwaait hij al vanaf de overkant. Even later roeit hij met een paar flinke slagen zijn kleine bootje tegen de stroom in naar de overkant van de Rio Grande. Twee dollar per persoon en we zijn in Mexico, in Santa Elena Village. Een korte wandeling door het riet brengt ons naar de enige straat, waaraan kleine huisjes staan. Honden slapen in het stof.
Maria van Maria Elene’s restaurant komt naar buiten gelopen en roept dat ze open is. Er komt een man op een paard aangereden, lasso in de hand. Jongetjes proberen glinsterende stenen te verkopen voor een kwartje per stuk. We slenteren nog even langs de kerk, het winkeltje en het schoolgebouwtje en nadat we een paar taco’s bij Maria hebben gegeten verlaten we Mexico weer. In een paar halen zijn we terug in de Verenigde Staten.
Vulkanische as
We passeren Castelon, een handelspost, op weg terug naar de Basin in de Chisos Mountains, zestig kilometer woestijninwaarts. De weg richting voert ons langs Cerro Castellan, een hoge roodbruine berg die is ontstaan nadat de kleine berg aan de overkant van de weg lang geleden zijn lava naar boven spuwde. Je vindt er ook nog wit vulkanisch as. Het gebied heeft hier weinig weg van een woestijn, meer van een grote bouwput, of een open mijn. We zien na een paar bochten Mule Ears Peaks liggen (ruim elfhonderd meter boven zeeniveau), twee ezelsoren van keihard gestold magma die aangeven waar het pad naar Mule Ears Spring loopt. Het is één van de spaarzame bronnen in de Chihuahuan.
Na een korte afdaling langs roestbruine rotsblokken van Trap Mountain (ook het resultaat van lavastromen, zo’n 35 miljoen jaar geleden), bereiken we vrij snel de woestijnvlakte waarover ons pad loopt. Een trage tarantula-spin kruist ons pad. Als hij ons opmerkt, is hij minder suf en rent snel de woestijn in. Deze rustige omgeving laat de woestijn op haar mooist zien. Schitterende grote centuryplanten – de mintgroene, heuphoge cactussen met hun brede bladeren. De centuryplant spaart zijn hele leven zoveel mogelijk energie om in een zomer een stengel te laten groeien, zo’n dertig tot veertig centimeter per dag. Nadat de zaadjes zijn vervlogen, sterft de plant. Overal zien we dode centuryplanten met hun vergeelde metershoge stengels.
Langs de paden staat de vegetatie die Big Bend haar karakter geeft. De lechuguillas, planten met de venijnige stekels die recht uit de woestijngrond steken als een agressief spijkerbed; de sotol, een groene yucca-achtige die zijn sterke sprieten diagonaal en hard de lucht in laat priemen; de wait-a-minute-bush, zoals de rangers hem noemen, een gemene struik vol kleine stekeltjes waar je je gemakkelijk in vastdraait; de ocotillo, die geen cactus is, maar wel fikse stekels heeft en prachtig rechtop staat met zijn lange, breekbare, grillige grijze takken; en natuurlijk de oer-cactus: de prickly pear, de cactus met de ronde bladeren die er sappig uitzien, en die ook sappig zijn, maar waar geen beest een grote hap uit durft te nemen. Deze cactus is een overlever, een plant die langzaam groeit en groeit, soms een beetje afsterft, maar weer op andere plaatsen doorleeft. Onder de oerstam leven vaak de kangaroo-ratten, die de cactus van mest en urine voorzien, en de cactus van leven. Het hol onder de cactus beschermt de ratten (die overigens geen water drinken, maar genoeg hebben aan het vocht uit plantje en wortels) tegen de felle zon en de coyotes. Een paar honderd meter voor ons zien de enige grote boom van dit gedeelte van de woestijn. Hij staat vlak tegen een berghelling: de bron. Het water sijpelt er naar boven; vlakbij het water groeit een knalgroene, kleine varen.
Net als de Mule Ears Peaks zijn de Chisos Mountains ontstaan nadat vulkanische uitbarstingen grote stromen lava over het gebied van Big Bend uitstootten. In de Chisos heeft het kokende hete magma, dat ongeveer 35 miljoen jaar geleden naar boven kwam, de Casa Grande, Toll Mountain en Emory Peak gevormd. Het gedeelte aan de noord en westkant van de Window bestaat uit magma dat niet uit de vulkaan is gekomen, maar onderaards is gestold. Door erosie van het veel zachtere leem aan de oppervlakte, is het keiharde gesteente te tevoorschijn gekomen.
Het leem waaruit de geelkleurige Dead Horse Mountains en de Sierra del Carmen onder andere zijn opgebouwd, is er neergelegd voordat het gebied vulkanisch actief werd. Ongeveer 144 miljoen jaar geleden begon de zee (nu de Golf van Mexico) zich langzaam terug te trekken. Laag voor laag zette het water de zandsedimenten af waaruit nu de Dead Horse Mountains zijn opgebouwd. De bergen van Big Bend (behalve dus de Chisos) zijn even oud als de Rocky Mountains en 75 miljoen jaar geleden omhoog gekomen. Later zijn grote gedeelten van het huidige park via breuklijnen als het ware ‘ingezakt’ na wrijvingen en golfbewegingen van de aardkorst. Samen met de slijtende werking van de Rio Grande heeft die instorting gezorgd voor de imposante canyons.
Beren en panters
De Chisos Mountains zijn een apart gebied in de Chihuahuan-woestijn van Big Bend. Het is bijna zeventig vierkante kilometer groot en in de loop van de miljoenen jaren een schuilplaats gebleken voor dieren die normaal gesproken niet zouden kunnen overleven in de woestijn. De panter, oftewel de mountain lion, heerst hier. Er struinen er een stuk of twintig langs de hellingen. Ook de Mexicaanse zwarte beer is hier thuis. Uit eigen beweging keerde het dier rond 1980 terug naar de plek waar ze begin jaren dertig was verdreven door droogte en uitroeiingsgevaar door mensen. In de jaren tachtig was opnieuw droogte een reden voor de beren terug te keren uit de Mexicaanse bergen. De beren houden zich nu voornamelijk op in de lager gelegen gebieden van de Chisos.
Als de nacht valt komen de minst schichtige dieren voedsel zoeken in de Basin, vlakbij de lodge. De javelina komt eerst en is voor niemand bang. Het lelijke beest (het heeft iets van een dun, harig, zwart varken) loopt zonder om te kijken door het prairiegras. Het Carmen-witstaarthertje komt ook tevoorschijn, maar is meer op haar hoede. Dit soort witstaart komt alleen voor in de Chisos Mountains. Ze is achter gebleven toen lang geleden de temperaturen in Big Bend gingen stijgen, nadat de zee was verdwenen en de hogere, koelere Chisos de laatste vluchtplek was. De rest van de herten is oostwaarts vertrokken en de enkelen die achter bleven zijn uiteindelijk geëvolueerd tot een kleiner soort Bambi-achtig hert.
Eén mag geen bezoeker van Big Bend overslaan: de 22 kilometer lange tocht naar het uiteinde van de South Rim, het grootste en spectaculairste panorama van het park. Als we ’s ochtends beginnen aan de uithoudingsproef in het dal, vluchten de piepkleine musjes met honderden tegelijk uit het gras. We moeten de pas van Emory Peak en Ward Mountain over en via Laguna Meadow komen we aan de achterkant van de Chisos. Tientallen Mexicaanse gaaien komen we tegen, prachtige helblauwe vogels die voor ons over het pad schieten, de struiken en bomen in. Als we even stil staan om de Basin in te kijken, horen we een paar stenen verderop op de trail over elkaar glijden. We denken aan menselijke tegenliggers, maar de donkere lage staart die voor ons het struikgewas in schiet, hoort bij een mountain lion. We nemen stenen in onze handen om hem af te schrikken, maar we zien hem niet meer, horen hem alleen beneden ons op de hellingen langs bomen en struiken bewegen.
Niet alleen de dieren die er leven onderscheiden de bergen van de Chisos en de rest van Big Bend, maar vooral de dichtere, hogere en groenere begroeiing maakt de sfeer in de Chisos anders dan in de woestijn. Dat zagen we gisteren ook al, toen we de Lost Mine Trail liepen, het ‘beste alternatief’ als je om wat voor reden dan ook niet naar de South Rim kan. We zien bomen die op deze hogere gelegen gedeelten wel kunnen overleven. De Arizona pine, de Mexicaanse drooping juniper (de juniper is de jeneverbes) en de Texas Madrone (de boom wiens bast loslaat en waaronder een rode kleur te voorschijnkomt) groeien allen op de hellingen van de bergen in de Chisos. Dit zijn wel de hellingen die tijdens de warmste uren van de dag in de schaduw liggen. Dat onderscheidt is heel duidelijk: De ene helft van de Casa Grande is kaal, dor en vol cactussen en de andere helft bestaat uit groene bomen en relatief volle struiken.
De wind ruist door de creosote-bushes die vlak voor de afgrond van de South Rim staan. Verder horen we niets en kunnen slechts kijken naar het adembenemende natuurgezicht voor ons. We turen over de uitgestrekte woestijn beneden ons, met zijn donkere rode, haast paarse kleur en een heuvelachtig oppervlak dat voor ons richting Rio Grande golft. We zien de machtige bergtoppen in Mexico en de uitgestrekte vlakte links van ons die doorloopt tot aan de Boquillas Canyon. De Rio Grande glinstert.
Boven op het plateau hebben zich mossen gevormd in de kleine spleten van de rotsen, plekken waar water langs loopt. Rotsspleten zijn meestal de enige plaatsen waar planten kunnen leven. Aan de rotswand beneden ons ‘hangen’ lechuguillas, centuryplanten en creosote-struiken. Op elke plek waar ook maar een beetje water langs kan lopen, groeien planten in Big Bend. Een paar druppels per jaar zijn genoeg. Sterrenhemel
We mogen de South Rim niet helemaal aflopen omdat een paar dagen geleden het gebied is afgezet, zodat de peregrine falcon in zijn territorium eieren kan gaan leggen in de nesten hoog tegen de rotswanden. We zien de valken niet, maar hebben in het dal wel gehoord dat ze al gearriveerd zijn. Via Boot Canyon, zeg maar de binnenkant van de afdaling van de South Rim, lopen we langs Toll Mountain. Twee kraaien schieten langs de helling, ze maken acrobatische wendingen en krassen hard. We zien hun ogen. Net zomin als de andere kraaien van Big Bend lijken deze twee zich iets aan te trekken van het klimaat. Ze schijnen het niet druk te hebben met overleven, lijken zich eerder te vervelen. Als symbool van de aangekondigde dood lijken ze slechts op zoek naar beesten en planten (wellicht ook mensen) om hen er van te doordringen dat hun tijd is gekomen, dat hun laatste uur is geslagen en dat ze zich dienen over te geven aan de genadeloze wet van de woestijn. Toepasselijker kan bijna niet in Big Bend.
Vlak voor zonsondergang bereiken we via de paden van de Pinnacles Trail de Basin, waar we vanavond nog één keer de sterrenhemel boven Big Bend in al zijn weerga zien twinkelen. Eentonigheid
Als we de volgende dag Big Bend via Maverick Junction in het noordwesten van het park uitrijden, verandert de omgeving snel, zeker als we de uitgang bij de handelspost Studdy Butte zijn gepasseerd. Op weg naar de Fort Davis Mountains is de afwisseling die Big Bend zo bijzonder maakt, verdwenen. Kilometers lang met de creosote-struiken en het gele prairiegras die het wilde westen soms zo’n dodelijke eentonigheid kunnen geven. Af en toe een roofvogel op zoek naar een jack rabbit of een veldmuisje. Een paar keer vliegt er een kraai op die langs de weg op het roestige prikkeldraad ziet. De roadrunners die we in Big Bend zo vaak zagen, komen we vandaag niet meer tegen.