Alleen de naam is al mooi genoeg: Painted Canyon Overlook. En inderdaad kijken we even later uit over een geschilderde kloof. Zachte pasteltinten heeft de schilder gebruikt. En die zachtheid van kleuren maskeert het eeuwenlange ruwe schaven van de erosie. Daar, bovenop zo’n heuveltje, een butte, danste ooit een groepje Sioux Indianen in 1890 de Ghost Dance, vlak voor zij teruggingen naar het zuiden, naar Pine Ridge in South Dakota. In Pine Ridge zouden ze nooit aankomen, ze kwamen niet verder dan Wounded Knee, waar ze voor eeuwig zouden blijven.
En later zouden boeren hier het land bewerken. Ook bovenop de buttes. Hoe dat mogelijk was? De heuvels waren te steil en onbegaanbaar om met paard en wagen naar boven te gaan. Dus werden de wagens gesloopt en in delen op een bezwete rug naar boven gesleept, daar werden ze dan weer in elkaar gezet. En waar de paarden niet naar boven konden komen, spanden de boeren zich zelf voor de wagen. Zo ging dat jaren, totdat de verhouding tussen hard ploeteren en karige opbrengst zo scheef ging lopen dat zelfs deze ijzeren wilskracht er op brak. Theodore Roosevelt National Park heet het nu.
President Roosevelt kwam hier graag, zijnde een buitenman en jager in hart en nieren. Zijn blokhut kun je bezichtigen, vlakbij de ingang van het park bij het plaatsje Medora. De blokhut, naast het bezoekerscentrum, ziet er gaaf uit. Hij is klein, maar in feite luxueus voor deze contreien in die tijd, want met houten vloeren en een kachel. Het meubilair – als je dat zo mag noemen – en de rest van de inrichting is nog origineel. En daar mag je vanachter glas naar kijken. Roosevelt zag dat het mis ging. Dat de wildstand zo snel achteruit holde, dat het er naar uit zag dat de bizon en de pronghorn antilope zouden uitsterven. Van hem kwam het idee van een national park. En vandaar dus dat het park zijn naam draagt.
Medora bij de hoofdingang is een klein, gezellig westernstadje. Er zitten wat grote motelketens, maar die zijn pittig aan de prijs. Wij komen terecht bij de Sully Inn, een klein motel, gedreven door de vriendelijke eigenaresse van de plaatselijke boekhandel. De Book Corral. De boekenwinkel doet ze meer uit liefde zegt ze. Veel brengt het niet op. De echte inkomsten komen uit het motel.
Mevrouw Sully heeft het druk, ze moet haar aandacht verdelen tussen de boekwinkel, het motel en haar dochtertje van drie. De boekenwinkel heeft een ruime collectie over Amerikaanse geschiedenis en Native Americains. Iemand die zich druk maakt om zo’n boekwinkel tegen de verdrukking in in stand te houden, dat moet een goed mens zijn. Zo, één absolute waarheid hebben we in deze complexe tijden. Het is heerlijk om hier een tijdje rond te snuffelen. De prima kamers zijn heel betaalbaar. Een prachtige uitvalsbasis om het park te verkennen. Wanneer is het park het mooist? Ga ’s avonds vlak voor de schemering naar binnen. Volg de loop trail. Zie de zon langzaam ondergaan. Geniet van de veranderende kleuren en de dieren die je ziet. De bizons en pronghorn antilope, wilde paarden. En de herten, muledeer, met hun grote oren en eeuwig verbaasde ogen. Er zijn ook veel wandelroutes in het park, voor elk wat wils. Op een dag lopen we de Jones Creek Trail, twaalf kilometer. Over heuvels en door kreupelhout, springend van steen tot steen om ondiepe beekjes over te steken. Overal hopen stront van de bizons.
Soms een hert dat schichtig wegvlucht. Of een pronghorn die liggend op een heuvel, kauwend op gras als ware het bubblegum, je met een onverschillige, wat arrogante, blik nastaart. We vinden in wat struikgewas een gigantisch skelet van een bizon en ik neem wat bizonhaar mee als aandenken. Kan ik later vertellen hoe ik met gevaar voor eigen leven op een bizon gesprongen ben, met een schaar in de hand. Als we later met pijn in ons hart weer verder trekken, zegt mevrouw Sully: ‘ Ik ben jaloers op jullie, ik wil ook wel op reis, kan ik niet mee in de kofferbak?’ Ze lacht als we meteen driftig knikken van ja.
Meer informatie: national park service