Een paar miljoen Scandinaviërs en 12.000 meren
Het kan er ’s winters bar koud zijn en ’s zomers benauwd warm, maar dat schrikt liefhebbers van Minnesota niet af. Zij vinden in deze staat in het Midden Westen een landschap en een natuur die letterlijk iedere vorm van buitenactiviteit mogelijk maakt – in alle seizoenen. Maar vooral het sociale en politieke klimaat maakt van Minnesota een bijzondere staat – een van de meest Europese in de Verenigde Staten. Vinden ze zelf.
Tekst: Jean-Pierre Sylvestre
Niets is klein aan Minnesota: van de noordgrens met Canada tot aan de zuidgrens met Iowa meet de staat 700 kilometer, op zijn breedst is hij meer dan 500 kilometer. Een van de grootste staten dus én, in landschappen en seizoenen, een van de rijkste. ’s Winters ligt hier wekenlang een dik pak sneeuw en vriest het dat het kraakt, de lentes bieden een bont kleurpatroon met groen als boventoon, ’s zomers kan het erg warm zijn, terwijl de herfstkleuren zo rijk zijn dat de staat New England gemakkelijk concurrentie aan doet.
De landschappen van Minnesota zijn zo verschillend van elkaar dat het even goed om meerdere staten zou kunnen gaan. Het noorden wordt gekenmerkt door groene bossen van coniferen, het zuiden en het westen door vlaktes en prairies, terwijl in het oosten eindeloze bossen met groene loofbomen domineren. Minnesota heeft geen gebrek aan water. Sterker, het bestaat voor een belangrijk deel uit water. Niet voor niets staat op de nummerplaten van de auto’s in Minnesota ‘10.000 Lakes’. En dat is dan nog aan de voorzichtige kant: volgens de laatste tellingen kan Minnesota bogen op meer dan 12.000 meren. In één van die meertjes ontspringt de Mississippi – de langste rivier van de Verenigde Staten en op twee na de langste ter wereld. Maar liefst een kwart van de hele rivier loopt door Minnesota, eerst noordwaarts, dan gestadig breder wordend naar het zuiden, richting New Orleans.
Bovendien biedt het noordoostelijk deel van Minnesota een fantastische kustlijn van steile wanden en lange stranden aan het Lake Superior, het grootste van de Grote Meren. Met creatieve optelsommen komt Minnesota met al die meren, rivieren en Lake Superior aan een langere kustlijn dan de staten California, Florida en Hawaï gecombineerd – dit in de categorie ‘nutteloze trivia’. In elk geval dankt Minnesota zijn naam aan het water: het woord betekende bij de Lakota Indianen ‘het water dat blauw gekleurd is’ en verwijst naar een rivier die bij Minneapolis de grote Mississippi in stroomt.
Franse pelshandelaars
De eerste bewoners van Minnesota waren de Indianen die de grote migratie volgden van prehistorische zoogdieren zoals de bizon, de mastodont en de mammoet, zo’n 10.000 jaar geleden. Aan het einde van de laatste ijstijd, trokken de gletsjers zich terug naar het noorden en de dieren, gevolgd door de bijbehorende roofdieren (beren, tijgers) en mensen, migreerden naar het vrijkomende land. Zij hebben veel sporen achtergelaten die wijzen op hun aanwezigheid, zoals rotstekeningen van bizonjachten. Bij het stadje Jeffers, helemaal in het zuidwesten van de staat, zijn deze petrogliefen te zien, uitgekerfd in de grote stenen die midden in de uitgestrekte vlaktes lagen.
De eerste Westerlingen die naar Minnesota kwamen, waren Franse bonthandelaars: de voyageurs. Zij opereerden vanuit Canada en brachten hun pelzen via de rivieren en de aanliggende staten en provincies naar Montreal – vandaar ook de naam van het Nationale Park: Voyageurs (zie Amerika 2000/03).
In die tijd, en dan hebben we het over de zeventiende eeuw, was Minnesota het gebied van de Dakota (Sioux) en van de Cree, de Assiniboin en de Chippewa (of Ojibwe). De Fransen ruilden wapens en dekens tegen pelzen, en de twee culturen werkten zonder problemen samen. Van de Franse aanwezigheid is tegenwoordig weinig meer terug te vinden dan de namen van steden en regio’s, terwijl bij sommige Amerikanen in hun naam nog de afstamming van de voyageurs valt te herkennen, zoals Lemieux, Duluxe, Rainville en dergelijke.
Van de tijd van de voyageurs tot aan het begin van de negentiende eeuw was Minnesota het meest woeste gebied van de Verenigde Staten – het einde der aarde voor de bewoners. Nog verder naar het westen woonden Indianen, maar voor de gemiddelde Amerikaan was het een no mans land, een witte vlek op kaart. Vanaf ongeveer 1800 onderhandelde de Amerikaanse regering met de Dakota-Indianen, onder meer om het gebied te verkrijgen waar de rivieren de Minnesota en de Mississippi bij elkaar komen. Daar bouwden ze in 1820 Ford Snelling en later St. Paul en Minneapolis.
Scandinavische sporen
De kolonisatie van Minnesota begon rond 1830, toen bewoners van de oostkust, maar ook uit Canada en Noord-Europa naar de staat kwamen. In 1858 werd Minnesota de 32e staat van de Verenigde Staten. Aan het einde van de negentiende eeuw kwamen de Scandinaviërs die zo duidelijk hun stempel drukken op de staat, vooral uit Noorwegen, Zweden en Denemarken. Ze ontvluchtten de armoede en de ineenstorting van de traditionele landbouw in hun landen. Tussen 1880 en 1899 passeerden 950.000 Scandinaviërs Ellis Island, meestal op weg naar Minnesota.
Vandaag de dag omarmen veel Scandinavisch-Amerikanen van de derde en vierde generatie steeds inniger de cultuur waaruit hun grootouders waren gevlucht (zo ook bijvoorbeeld de schrijver/bard Garisson Keilor, schepper van Lake Wobegon – zie Amerika 2001/02). Deze jongeren, die zich pas onlangs bewust zijn geworden van hun wortels, zeggen voortdurend ‘uff da’ (het equivalent van een diepe zucht). Op universiteiten en scholen onderwijst men de folklore van Noord Europa, en zelfs oude navigatietechnieken van de vikingen.
Het Scandinavisch chauvinisme gaat zover dat men de oorspronkelijke ontdekking van Minnesota toeschrijft aan Leifr, de zoon van Erik de Rode. In de herfst van 1898 ontdekte een Zweedse boer, Olaf Ohman, in de buurt van Alexandria, onder de wortels van een omgevallen boom een enorme stenen plaat met inscripties door vikingen. De Amerikaanse historicus H.R. Holland, raakte geïntrigeerd door de plaat en gebruikte de volgende veertien jaar om hem te ontcijferen. Volgens Hollands vertaling zou hij gemaakt zijn in het jaar 1362, door vikingen die in Noord-Amerika gekomen waren via de Hudson Baai, het Lac Cormora, de Nelson rivier, Lake Winnipeg en dan de Red River. Tegenwoordig is de steen te zien in een klein museum in Alexandria, tezamen met andere archeologische vondsten die door de vikingen zouden zijn achtergelaten. Er is de nodige scepsis over de echtheid ervan, maar Alexandria heeft toch maar vast een immens vikingenstandbeeld in het centrum van de stad gezet.
Havenstad aan de meren
Terwijl de ochtendmist die over het havenhoofd hangt geleidelijk aan oplost, klinken onafgebroken de misthoorns die de ingang van de haven aanwijzen. Meeuwen zweven boven het zandstand waarop de golven klappen die het begin aangeven van een storm. En toch zijn we midden in Noord-Amerika – niet aan de Atlantische kust of de Stille Oceaan. Maar dit is vaak de ambiance in Duluth, de havenstad aan het Lake Superior. Met 86.000 inwoners is Duluth de tweede stad van Minnesota. In deze stad eindigt de route van de Atlantische Oceaan naar het Midden Westen, die begint bij Quebec en Montreal, en dan voert over de St. Lawrence rivier, door Lake Ontario, Lake Erie en Lake Huron. Hier in Duluth komen gemiddeld 1000 schepen per jaar aan. De aankomst of het vertrek van deze schepen is altijd een spektakel, omdat de gigantische Aerial Lift Bridge ervoor omhoog moet. Niet zomaar omhoog, maar liefst 44 meter, en hij doet dat in minder dan een minuut.
Duluth is typisch voor de contradicties van Noord-Minnesota: enerzijds een stad van bierdrinkende blue collar fabrieksarbeiders en vrachttreinen op 4000 kilometer van de oceaan; anderzijds een toeristenmekka waar het afgelopen jaar 3,5 miljoen mensen op bezoek kwamen. Ze komen niet alleen voor Duluth, natuurlijk, maar vooral om het als uitvalsbasis te gebruiken voor wandelingen, kanotochten en andere buitensporten.
Het hart van Duluth is Canal Park, een oud industrie- en opslaggebied dat nu in rap tempo wordt herontwikkeld met hotels en restaurants. De favoriete bezigheid in Duluth is rondhangen in Canal Park, in de buurt van de Aerial Lift Bridge, wachtend tot de scheepshoorn klinkt en het ding omhoog gaat. Er zelfs een hot line om uit te vinden wanneer schepen komen en vertrekken. In de tussentijd drinken de mensen wat, fietsen, joggen, rollerbladen of praten bij, shooting the breeze. ’s Avonds is dit het uitgaanscentrum.
Het centrum van Duluth is eerder curieus dan interessant te noemen. De stad is aangelegd op een heuvel waarvan de glooiende straten oppervlakkig beschouwd wel iets hebben van die van een bekende stad in Noord-Californië. De overmoed van bewoners om te spreken over het ‘San Francisco van het Noorden’ zij hun vergeven. Je moet toch wat hebben om ’s winters naar toe te leven. Want downtown zijn de loopbruggen te zien die ’s winters in gebruik zijn gebruikt om de bittere koude op straat te ontsnappen. Want de winter kan hier behoorlijk huishouden en er is geen inwoner van Minnesota die niet een sterk verhaal heeft over de poolwind die de staat kan omarmen.
Vuurtorens en Bob Dylan
Duluth is punt van vertrek voor de toeristische route langs de noordoever van Lake Superior. Amerikanen noemen dit graag de Scandinavische Rivièra: 250 kilometer kust, tot aan de Canadese grens, de North Shore Drive. Deze Route 61 was, naar verluidt, de inspiratie voor Highway 61 Revisited, het album van Bob Dylan uit 1965. In Two Harbors bezoeken we de oudste vuurtoren aan Lake Superior. Maar de belangrijkste attractie is het enorme aantal rivieren dat in het meer uitmondt, meestal met een spectaculaire waterval.
Een van de rivieren, de Gooseberry River, stort zich over drie etages van watervallen in het meer, in Gooseberry State Park. Als je de moeite neemt om naar de rivier toe te wandelen, door het heuvelachtige terrein, wacht daar een zwemgelegenheid die in vergelijking met het altijd koude water van het meer haast op een warme bron lijkt.
Een paar kilometer verder ligt Split Rock Lighthouse State Park, een van de vele parken langs de mooiste route van Minnesota. Deze toren werd gebouwd na de beroemde storm van 1905, die de ondergang betekende voor een stuk of dertig schepen op Lake Superior. Tegenwoordig is hij niet meer actief, maar vanwege zijn schoonheid en de historische rol van de toren is Split Rock voor Minnesota een plek van uitzonderlijk historisch belang geworden.
Naarmate je dichter bij Canada komt, bestaat de kust uit steilere rotswanden die klimmers uit heel het Midden Westen hierheen lokken. Maar wij nemen de Minnesota Route 1, naar Ely, dwars door de uitgestrekte bossen die voor Amerikanen zo ongeveer het noordelijkste deel van hun land zijn.
Peddelen langs de grens
De Canadese grens is vlakbij en de grens tussen beide landen is lang niet altijd even duidelijk. Hij loopt ergens in het water, springend van eiland naar eiland, soms een hapje hier, dan een hapje daar meepakkend. Grensposten zijn er niet.
Ely, een stadje van 4800 inwoners, ligt aan de rand van een immens water en bosgebied. Natuurliefhebbers en vissers komen hier om rust te vinden en de dagelijkse sleur te ontsnappen. Outfitters zijn in Ely net zo gewoon als hotels: ze bieden tochten aan in kano’s en kleine motorboten over de ruim tweehonderd meren in de buurt. Vaak worden bezoekers met een watervliegtuig afgezet op een van de eilanden. Williams and Hall Wilderness Guides & Outfitters heeft zijn hoofdkwartier aan Moose Lake, in een spectaculaire omgeving waar ’s ochtends vroeg het geluid is te horen van de zeearend en een badend edelhert.
Met onze gids Paul gaan we over Moose Lake richting Canada. We hebben Newfound Lake en Sucker Lake overgestoken als we opeens op een oever een vlag zien met het esdoornblad. Daar op dat strand worden de kajaks en kano’s aan land getrokken. Boven hun hoofden dragen de kanoërs hun boot het eiland over via een klein zandpad. Wij volgen hen, langs een waterval, langs een riviertje en dalen af naar een meer. Dat is Birch Lake. Carrie, een Canadese ranger, verwelkomt ons. De boten volgen de grens, de Boundary Waters Canoe Area, met aan de ene kant een serie Amerikaanse eilanden, aan de andere een snoer van een paar honderd Canadese eilandjes. ‘Meer dan negentig procent van de bezoekers zijn Amerikaans’, vertelt Carrie. ‘Het dichtstbijzijnde Canadese dorp ligt zo’n vijftig kilometer naar het noorden en is van hieruit niet te bereiken.’
Een andere bestemming voor ecotoeristen is International Falls. Dit is een van de toegangspoorten voor Voyageur National Park. In gezelschap van Chuck Remus, een Ranger, en Barbara West, de superintendent van het park, varen we op het Kabetogana Lake, het grootste in het park. Om het echt te exploreren moet je flinke wandeltochten maken, nadat je per boot op het grote eiland terecht bent gekomen. We stoppen van tijd tot tijd om te kijken naar de pelikanen, de zeearenden en de visarenden. ‘Dit hier is het echte Amerika’, zeg Barbara. ‘Op de eilanden staan geen huisjes en dit deel van Minnesota is niet verstedelijkt.’
Bron van de Mississippi
De meest bezochte plek in Minnesota is het Itasca State Park, in het noordwesten van de staat. Niet zonder reden, want het is de enige plek waar je te voet de Mississippi kunt oversteken. Voor de Amerikanen is de Mississippi een soort heilige rivier: de grootste rivier in Noord-Amerika en op twee na grootste ter wereld. De Mississippi werd al in 1673 verkend door twee Franse missionarissen maar waar de rivier ontsprong bleef nog anderhalve eeuw onbekend. Op 13 juli 1832 ontdekte de Amerikaan van Nederlandse afkomst, Jacob Vradenburg Brower, tijdens een militaire campagne in de regio, de bron in het Itasca Lake.
De oorsprong, op 472 meter boven zeeniveau, mag nauwelijks imponerend heten voor zo’n gigantische rivier van vierduizend kilometer lengte. Hier is hij maar een meter of tien breed en niet meer dan een veertig centimeter diep. Een stenen dam maakt het mogelijk om de toeristen over te laten steken die droge voeten willen houden. Wie daar minder om geeft kan hem doorwaden en zelfs een paar honderd meter zwemmen in het heldere water. Op zijn reis door Minnesota gaat de Mississippi eerste noordwaarts, naar de stad Bemidji. Vandaar zakt hij al zigzaggend omlaag naar Little Falls, St. Cloud en tenslotte door Minneapolis en St. Paul, waar hij versmelt met de Minnesota.
Twee steden en toch ook niet
De Twin Cities, de naam waaronder de twee naast elkaar gelegen steden door het leven gaan, vormen het hart van Minnesota. In de regio wonen zo’n 2,7 miljoen mensen, meer dan de helft van de staat. Minneapolis, op de westelijke oever, is het economisch, industrieel en academisch hart, terwijl St. Paul, op de oostelijke oever, het politieke centrum is.
De Twin Cities zijn twee steden en tegelijk weer één stad, maar in de beleving van de bewoners kunnen ze niet meer van elkaar verschillen. St. Paul is iets ouder dan zijn zusterstad: de stad werd gesticht in 1828, terwijl Minneapolis pas in 1850 zijn opwachting maakte. Aanvankelijk was St. Paul de belangrijkste van de twee, maar met de groei van de industrie nam het belang van Minneapolis toe. St. Paul verloor zijn prestige maar bleef de hoofdstad van de staat.
‘Bezoekers van de Twin Cities denken vaak dat Minneapolis en St. Paul gewoon hetzelfde zijn’, zegt Tom Brock die voor zijn beroep de marketing van St. Paul verzorgt en daar dus niet helemaal objectief tegenover staat. ‘Dat is een totaal fout beeld’, vervolgt hij. ‘Minneapolis is veel meer verstedelijkt, er wonen meer mensen en er is meer te doen. St. Paul is eerder een Europees aandoende stad, rustiger en heeft de oude woningen en gebouwen en zijn traditionele architectuur veel beter weten te behouden. St. Paul zou je kunnen kwalificeren als de stad voor cultuur en wonen. Vooral de laatste jaren is St. Paul als activiteitencentrum sterk ontwikkeld. Vroeger gingen bewoners naar Minneapolis om uit eten te gaan of het theater te bezoeken. Nu is er meer en meer in St. Paul zelf te doen. Bijna elke week opent er wel een nieuw restaurant.’
St. Paul heeft duidelijk een ander karakter dan Minneapolis. Dat de stad ouder is blijkt ook uit de architectuur: St. Paul werd gebouwd aan de rivier en de straten kronkelen gelijk op met de Mississippi. Terwijl in Minneapolis handel en industrie domineren, is St. Paul de stad van de overheid. Waar Minneapolis de energie uitstraalt van het grote stadsleven, biedt St. Paul geborgenheid en Europees aandoende charme. De bewoners van beide steden worden zelden in de andere helft van de tweeling gesignaleerd. Zeggen ze.
Stad van de Peanuts
Op zaterdag bezoeken we St. Paul’s Farmersmarket. Als het weer warmer wordt, verzamelen zich hier iedere zaterdagochtend boeren uit de omgeving: lange rijen tafels vol geladen met fruit, groente en bloemen. Het valt op dat veel van de verkopers Aziatisch zijn. Na de Vietnamoorlog waren The Twin Cities een favoriete bestemming voor vluchtelingen, vandaar ook de ruimte keuze aan Vietnamese restaurants. Dat geldt trouwens ook voor de Mexicaanse, Indiase en Thaise keuken: allemaal etnische groepen die ruim vertegenwoordigd zijn.
Cathedral Hill dankt zijn naam natuurlijk aan St. Paul’s Cathedral die dateert van de rond de eeuwwisseling: Italiaanse renaissance stijl met een enorme koepel. Dwars door de wijk loopt Summit Avenue met zijn rond de eeuwwisseling gebouwde landhuizen. Sowieso doet deze buurt met zijn bakstenen huizen en smalle straten Europees aan. In de Selby-Dale wijk zijn het meer Amerikaans ogende Victoriaanse huizen die het beeld bepalen.
Grand Avenue is het handelsdistrict aan de andere kant van Summit, met etnische restaurants, buurtcafés en leuke winkeltjes. Op adem komen we vervolgens in The Hungry Mind, de beste boekwinkel van Minnesota, een winkel die niet zozeer bekend is vanwege zijn selectie, al is die heel behoorlijk, maar vooral vanwege de bijna dagelijkse lezingen van nationale en internationale auteurs.
St. Paul is de stad waar Charles Schulz werd geboren, de tekenaar van de Charlie Brown strip en dat zal de bezoeker weten ook. Sinds 2000 zet de stad ieder jaar een grote hoeveelheid standbeelden op voor een van de hoofdpersonen van de strip. In 2000 was Snoopy de vedette, in 2001 Charlie Brown zelf. In 2002 is er een heel promotieprogramma rondom Lucy, onder de naam ‘Looking for Lucy’. Er zijn 113 beelden verspreid in de stad neergezet, die na het festijn overigens verkocht worden – ze doen minstens 2500 dollar per stuk.
Nog meer meren
Minneapolis is een platte prairiestad, die zijn leven begon als de plek waar het meel van het westen werd gemalen – met behulp van watermolens. Meer prozaïsch wordt Minneapolis wel ‘The City of Lakes’ genoemd, vanwege de keten van vijf meren binnen de stadsgrenzen. We merken dat de favoriete vrijetijdsbesteding in weekends of in de vroege avonduren bestaat uit een tochtje rond de meren: er zijn paden voor fietsers en rolschaatsers en voor wandelaars en joggers. Het lijkt een beetje op het dorpsplein: wie maar lang genoeg rond de centrale meren cirkelt, Lake of the Isles, Calhoun en Harriet, komt zowat iedere persoon van enige betekenis tegen.
Lake Harriet heeft de meeste charme, met zijn muziektent voor live-muziek. Niet ver van Harriet zijn de Lyndale Rose Gardens en de Japanese Gardens, een verplicht nummer voor iedere bloemenliefhebber. En in Linden Hills, heeft Sebastian Joe’s het beste ijs van Minnesota.
Verder uptown, een paar blokken van Lake Calhoun, ligt de winkelwijk voor yuppies. Er zijn ook diverse goede restaurants en bars. The Uptown Theater is zo’n bioscoop die al generaties meegaat, met films die buiten het reguliere distributiecircuit blijven. Ten oosten van downtown, aan de andere kant van Highway 35, ligt de University of Minnesota, met daar vlakbij het nieuwe Frederick R. Weisman Art Museum, een experiment in kubistische architectuur.
De West Bank, vlak bij de universiteit, begint bij de kruising van Cedar en Washington, en loopt tot aan de Interstate 94. Hier komen al dertig jaar lang de intelligentsia en de oude hippies samen. Ooit begonnen hier muzikanten als Bob Dylan en Leo Kottke hun carrières. De wijk heeft vegetarische restaurants, koffiehuizen en verlopen ogende maar trendy bars. Iedere avond knallen de tonen van de blues, folk en rock and roll uit de vele bars hier over Cedar Avenue.
Progressieve uitstraling
In Minneapolis kunnen we downtown goed zien hoe het klimaat de leefwijze beïnvloedt. Boven de straten hangen buisachtige constructies waarmee de gebouwen onderling zijn verbonden, zodat je op een comfortabele manier de stad door kunt, ook als het weer wat tegenzit – bijvoorbeeld als het -20 graden Celsius is. Op het niveau van die skyways bevindt zich een heel arsenaal aan winkelcentra en dienstverlening, een soort tweede binnenstad.
Dwars door het centrum loopt Nicollet Mall, van de Mississippi naar Loring Park. Verkeer mag hier niet komen en vooral ’s zomers is hier de plezierige kant van de downtown te zien, inclusief straatmuzikanten, lunchende kantoorwerkers en andere slenteraars. Loring Park is trouwens een van de centra van het uitgaansleven – ook van de homogemeenschap. Maar meer nog is het een typerend park voor een stad als Minneapolis. Aan de rand van het park ligt een loopbrug, die over de autowegen heen leidt naar de Minneapolis Sculpture Garden, een groot park helemaal gewijd aan contemporaine beeldende kunst. Het beroemdste beeld is ‘Spoonbridge with Cherry’ van Claes Oldenburg.
De uitstraling van Minneapolis is er een van een progressieve, redelijk libertijnse stad met een lange traditie van openheid en tolerantie voor afwijkend gedrag. Een soort Europese stad, zeggen mensen die er wonen, maar je moet je afvragen of die goed weten hoe een Europese stad in elkaar zit. Laten we het er maar op houden dat Minneapolis, en St. Paul ook trouwens, perfect weergeven wat de staat als geheel uitstraalt. Je moet het extreme weer hier op de koop toenemen, maar mensen die hier wonen roepen om het hardst dat het een van de plezierigste staten van het land is.