Amerikanen zijn erg goed in het bewaren van hun historieEuropeanen doen vaak erg badinerend over de Amerikaanse geschiedenis. Pak weg, tweehonderd jaar geschiedenis, wat stelt dat nu voor? En kathedralen of parthenons zijn er ook al niet te vinden. Op bezoek in de Verenigde Staten beperken Europeanen zich vaak tot de grote steden, de natuur en in het algemeen, de toeristische trekpleisters, waar inderdaad meestal weinig historie valt te halen. Dat is jammer, want wie Amerika beter wil begrijpen, kan veel leren van de Amerikaanse geschiedenis. Wie er de moeite voor neemt, treft aan ware schatkamer aan van historische monumenten die door de Amerikanen meestal uitstekend worden onderhouden en rijkelijk zijn voorzien van verklarende plakkaten en toelichtingen.
Historisch rollenspel
Het zou aardig zijn eens na te gaan hoeveel Amerikanen ieder weekend op de een of andere manier enthousiast betrokken zijn bij het zich inleven in of het naspelen van delen van hun geschiedenis (of de mythes die daar onvermijdelijk deel van uitmaken). Dan heb ik het niet eens over het Zuiden waar de Burgeroorlog (1861-1865) tot op de dag van vandaag deel uitmaakt van het dagelijks leven, maar vooral over een plek als Roanake Island, voor de kust van North Carolina, niet ver van de plaats waar de broertjes Wright hun vliegtuigen bouwden en de eerste succesvolle vlucht uitvoerden – First in Flight zeggen de nummerborden in North Carolina (hoezo, geen gevoel voor geschiedenis?).
Op Roanake Island vestigde zich in de laat zeventiende eeuw een groep kolonisten die het uiteindelijk slecht verging. Deze kolonie staat bekend als de lost colony, omdat hij op een gegeven moment weer was verdwenen zonder dat we ooit te weten zijn gekomen waarom. Wel bekend is dat de kolonisten er niet in slaagden om vrede te sluiten met de Indianen in de buurt en evenmin goed overweg konden met de hen vijandig gezinde natuur. Misschien zijn ze allemaal uitgemoord, of ziek geworden, of gewoon weer vertrokken.
Feitelijk is er op Roanake Island maar weinig te zien: de vage omtrekken van een walletje en van een hutje of twee. Dat weerhoudt lokale enthousiasten er niet van om hun weekeinden door te brengen in zelfgemaakte kledij en een historische rollenspel op te voeren. Een vrouw staat onhandig maïs te pletten, een visser loopt met lege manden. Het is een soort Openluchtmuseum in het klein, een typisch produkt van een lokaal initiatief. Tijdens mijn omzwervingen in de Verenigde Staten heb ik tientallen van dit soort `musea' bezocht, van de missies in Californië (we vergeten vaak dat de Spanjaarden daar de eerste kolonisten waren, zie Amerika winter 1993/94), tot een authentieke boerderij in de Appalachen uit het begin van de eeuw, van een mislukte poging tot het opzetten van een geheel door zwarten bewoonde stad in Centraal Californië tot de nederzetting aan de Hudson van zeventiende eeuwse Nederlandse immigranten.
Soms hebben ze gigantische vormen aangenomen, zoals Williamsburg, het koloniale stadje in Virginia, dat misschien wel het bekendste historische pretpark is. Je moet ervan houden, van dit soort toeristenparadijzen, maar ik moet toegeven dat een weekendje Williamsburg de hele familie kan bezighouden en bovendien een schat aan historische wijsheid oplevert. De rondleidingen zijn goed georganiseerd en gedocumenteerd, de ambachtslieden die laten zien hoe je bezems maakt, of violen bouwt, geven onderhoudende voordrachten en de brandweerlieden met hun handpomp bieden een geslaagde imitatie van Comedy Capers. Geschiedenis voor het hele gezin, niet alleen leerzaam maar ook vermaak.
Re-enactments
In het Zuiden – sowieso al een heel ander Amerika dan we kennen – spelen ieder weekend hele volksstammen de Burgeroorlog na (re-enactments heet dat). Zoals bij ons de Tweede Wereldoorlog maar niet wil verdwijnen uit het collectieve geheugen, zo leeft bij de Zuiderlingen honderddertig jaar na dato nog steeds de traumatische oorlog van Amerikanen tegen Amerikanen. Ze hijsen zich in grijze of blauwe uniformen, voor respectievelijk de confederalen en federalen, en schieten met intens plezier musketten en kanonnetjes af. Soms wordt een complete slag in scene gezet. Om de zaak realistischer te maken, worden rookbommen afgestoken en liggen slachtoffers kreunend op het slagveld.
Er zijn duizenden civil war buffs, mensen die alles weten over de Burgeroorlog: iedere slag, elke generaal die door president Lincoln aan de dijk is gezet, ieder bezet dorp en strategisch punt. U zult merken dat enige kennis van de Burgeroorlog inderdaad verslavend werk. Ik reken mezelf niet tot de buffs maar weet toch heel wat meer van de Burgeroorlog dan van, pak weg, de Eerste Wereldoorlog. Wie een paar slagvelden bezoekt, een paar boeken leest, raakt haast vanzelf gefascineerd. Ik herinner me het museum in Vicksburg, een stad aan de Mississippi die maandenlang door de Federalen werd belegerd, waar met allerlei dagelijkse zaken een heel goed beeld werd gegeven van het leven onder die omstandigheden.
Verstokte Zuiderlingen zijn nog steeds kwaad over het `verlies' van hun zuidelijke cultuur en mogen graag vertellen over de geniale generaal Robert E. Lee en de godsvrucht van generaal Stonewall Jackson. Bezoek bijvoorbeeld Natchez aan de Mississippi, net ten zuiden van Vicksburg, voor een beeld van het Zuiden voor de val, of bekijk het Confederale White House in Richmond, Virginia. Of het National Historic Parc van Antietam in Maryland, waar een van de bloedigste slagen van de oorlog plaatsvond. Ga naar Stone Mountain, vlak bij Atlanta, waar Lee, Jackson en de confederale president Jefferson Davis in reliëf zijn uitgehouden in een gigantische rots, als de Heilige Drieëenheid van de verloren oorlog. Minder toeristisch maar wel zo leuk is de laatste residentie van deze Jefferson Davis in Biloxi, aan de Golf-kust van Mississippi. Geen liefhebber van Amerika mag eigenlijk het slagveld bij Gettysburg missen, waar de National Park Service een fantastische toelichting geeft bij de belangrijkste slag in de oorlog en de plek waar president Lincoln de beroemdste toespraak uit de Amerikaanse geschiedenis hield (zie Amerika, winter 1994/95).
Presidentiële monumenten
Die National Park Service kan niet voldoende geprezen worden voor hun werk om de historische monumenten (en trouwens ook de natuurparken en -monumenten) toegankelijk te maken en van uitleg te voorzien. Op daarvoor in aanmerking komende plaatsen hebben de parkwachten bijzonder nuttige tentoonstellingen en visitor centers ingericht. In Gettysburg realiseer je je hoe belangrijk deze dienstverlening is: hele horden Amerikanen (en buitenlanders) wordt er duidelijk gemaakt wat voor rol de Burgeroorlog en president Lincoln in de Amerikaanse geschiedenis speelden.
Ik maak altijd een omweg voor presidentiële monumenten (op uw Rand McNally kaart zijn ze aangegeven met rode vierkante blokjes). U ervaart daar iets van de manier waarop Amerikanen over hun presidenten denken en hoe deze mannen in hun tijd worden geplaatst (of zichzelf plaatsen). Dat geldt vooral voor de presidentiële bibliotheken – sinds Franklin Roosevelt hebben alle presidenten zo'n bouwwerk voor zichzelf opgericht. Hoewel de minder plezierige aspecten van hun bewind meestal onderbelicht blijven (te weinig Vietnam bij Kennedy en Johnson, geen Iran-Contra bij Reagan) geven deze bibliotheken een goed beeld van een tijdsperiode. Ze zijn opgezet door te zake deskundige historici en curatoren die kunnen beschikken over vaak uniek materiaal. Het heeft wel wat om Harry Truman in de befaamde give them hell, Harry campagne van 1948 krakend te horen zegen: `Hello, ik ben Harry Truman. Ik werk voor de federale overheid en ik wil graag mijn baan behouden.' Of een fireside chat van Roosevelt – het is toch anders als je het hóórt.
Ook geboorte- en sterfplaatsen zijn de moeite waard. Zelfs Herbert Hoover, de crisis-president, ziet zijn herinnering geëerd in zijn geboorteplaats West Branch in Iowa. In een keurig park staat het huis waarin de jonge Herbert opgroeide, zijn lagere school en de smidse waar pa Hoover zijn brood verdiende. Niet dat Hoover de meest populaire president is, maar Iowa eert zijn bijzondere burgers, en ze hebben maar één president voortgebracht. Vandaar. De tentoonstelling is de moeite waard.
Een van mijn favorieten is het gat Plymouth, in Vermont. Hier wordt de saaie president Calvin Coolidge behoed voor de vergetelheid. We zien de kerkbanken waar de rechtlijnige vice-president in 1923 hoorde dat zijn baas, president Warren Harding, het loodje had gelegd, en de familiebijbel waarop hij de presidents-eed aflegde. Geen geweldige openbaringen hier, maar toch, er komt iets aan het licht over de ziel van de man – een godsvruchtig en tamelijk fantasieloos produkt van het puriteinse platteland die zijns ondanks presideerde over de gay twenties. Dat je er ook nog kunt proeven van de onvolprezen Vermont Cheddarkaas is mooi meegenomen en onderstreept dat ook dat de stelling dat in Amerika alle eten uit de fabriek komt, tot het rijk der fabeltjes behoort.
Tot de mooiste plekken van Amerika behoort Monticello, het huis dat Thomas Jefferson bouwde vlakbij Charlottesville in Virginia (zie Amerika, najaar 1993). Jefferson zette in die stad ook de University of Virginia neer, waarvoor hij bovendien het leerprogramma samenstelde. Voordien had deze geniale alleskunner al de Onafhankelijkheidsverklaring opgesteld, twee termijnen als president vervuld (1801-1809) en de basis gelegd voor de Library of Congress. Zoals John F. Kennedy eens tegen een verzameling Nobel-prijswinnaars in het Witte Huis zei: `Nooit was het IQ in deze ruimte groter, behalve misschien als Thomas Jefferson alleen dineerde.'
Iets van het genie van de man straalt af van dit prachtige huis met zijn karakteristieke koepel, gelegen op een heuvel met uitzicht op het golvende landschap van Virginia waar Jefferson zo van hield. Om de hoek ligt het huis van president Monroe (1817-1825), een genie van een lagere orde, maar nog steeds een van die opmerkelijke mannen die in de eerste jaren de Amerikaanse Republiek leidden. Dichter bij Washington valt Mount Vernon te bewonderen, waar George Washington, Amerika's eerste president (1789-1797), zich bezighield met here-boeren.
Oorlogsheld
Verspreid door Amerika staan tienduizenden historical markers, gedenkplaten voor de een of andere historische gebeurtenis. Iedere bezoeker met interesse voor het gebied waarin hij verkeert, zal ervaren dat deze vaak onmisbare kennis van de regio opleveren en niet zelden inspireren tot verder onderzoek. Neem nou het stadje Buena Vista in Georgia. Hoe komt de plaats aan die naam? Wel, men raadplege het bord op het village square. Daar staat dat de bewoners hun nog jonge stadje oorspronkelijk wilden noemen naar de held van de oorlog tegen Mexico (1846-1848), waarbij Texas werd veroverd. Die held was generaal Zachary Taylor, ook bekend als Old Rough and Ready, die in 1850 op basis van zijn heldendom tot president werd gekozen. In 1847 versloeg Taylor zijn tegenstrever, Santa Anna, bij Buena Vista en forceerde daarmee een beslissende ontwikkeling. Taylor moest en zou het stadje heten.
Maar helaas, de postmaster general meldde dat Georgia al een Taylor kende (niet naar de generaal genoemd) en tweede steden met dezelfde naam in een staat is niet toegestaan (overigens wel in het land, vandaar de vele Jeffersons, Lincolns, Washingtons en Centervilles). Wat te doen? Toentertijd lag Buena Vista evenzeer in de mond bestorven, en zo kwam de stad aan zijn naam. Zonder de gedenkplaat niemand weten waarom uitgerekend in een staat waar nauwelijks Hispanics zijn te vinden, een stad opduikt met deze Spaanse naam.
Ik zorg er ook altijd voor om in de hoofdstad van een staat een bezoek te brengen aan de State Capitol, het parlementsgebouw, op te zoeken. Het zijn niet alleen mooie gebouwen, maar ze vertellen ook altijd iets over de staat of zijn geschiedenis. Zo vindt u in Helena, de hoofdstad van Montana, veel over de Indianen die er werden uitgemoord. In Columbia, South Carolina, treft u alles over de overwegingen die deze staat de mede-aanstichter van de Burgeroorlog maakten. In Georgia vechten ze over de gepastheid van het laten wapperen van de Confederale vlag. De koepel van de state capitol in Denver, Colorado, is met bladgoud bedekt (althans iets van die kleur), omdat de staat aan de goudzoekers zijn bestaan dankte. En in Louisiana heeft de populist Huey Long, die er gouverneur was in de jaren dertig, een gebouw in geheel eigen stijl opgericht dat in niets lijkt op andere state capitols.
In Sacramento, de hoofdstad van Californië, is het gebouw niet opmerkelijk, maar wel de portrettengallerij van voormalige gouverneurs. Van 1966 tot 1974 resideerde hier Ronald Reagan en zijn portret is typerend: een soort foto-realistisch schilderij, met Reagan in volle lengte op de voorgrond, de capitol achter hem. Even veelzeggend is het portret van zijn opvolger, Jerry Brown Jr., ook wel bekend als Governor Moonbeam vanwege zijn jaren-zestig-spacy ideeën. Ook zijn portret is geheel in stijl: alleen een hoofd, impressionistisch neergezet in felle kleuren. Wie de twee gezichten van Californië wil zien, heeft niet meer nodig.
Verhaal achter plaatsnamen
Ook recentere geschiedenis vindt zijn plaats in Amerika. U kunt de school bezoeken van waaruit John F. Kennedy vermoord zou zijn, of de brug bij Chappaquidick waar zijn broer Ted het water in reed. Of het graf van Elvis, de landhuizen aan de Mississippi, het Vietnam Memorial in Washington, de gevangenis op Alcatraz en ga zo maar door.
In Amerika ligt de geschiedenis op straat. Je moet er alleen oog voor hebben en het op de juiste manier waarderen. De `49-ers', de goudzoekers die in 1849 Californië ontsloten, de Mormonen die van New York naar Utah trokken om hun beloofde land te stichten, de slavenhouders van het Zuiden, de industrialisten van het Noorden, de boeren ertussenin – het is allemaal geschiedenis die veel vertelt over hoe Amerika er anno 1996 uitziet.
Wat voor verhaal ligt er achter Death Man's Gulch, Gold Point, Wagontire, Spotted Horse of Fort Defiance? Amerikanen mogen misschien gebrek aan historisch besef hebben (al valt dat wel mee in vergelijking met de gemiddelde Europeaan), ze hebben zeker geen gebrek aan geschiedenis.