Dinsdagnacht vindt het laatste debat plaats tussen de Democraten die nog in de race zijn (en kwalificeren) voordat de caucus in Iowa plaats vindt. De ervaring van Mayor Pete (of het gebrek daaraan) zal ongetwijfeld een hoofdrol spelen. Maar doet ervaring er werkelijk toe?
De verrassing van het pre-voorverkiezingsjaar – er is altijd een verrassing – is Pete Buttigieg, de 37-jarige inmiddels oud-burgemeester van South Bend, Indiana, een stadje van zo´n 100.000 inwoners. Mayor Pete is hoog opgeleid, veteraan met ervaring in Irak, hij is gay, gelukkig getrouwd en spreekt de taal van evangelische christenen omdat hij zelf gelovig is. Buttigieg beweegt zich in het politieke midden, onder meer met een uitgewerkt plan om de krakende infrastructuur van de VS te herstellen. Buttigieg sprak uren met de staf van The Washington Post en maakte indruk. Een verademing.
In de twee eerste staten met voorverkiezingen, Iowa en New Hampshire, staat Buttigieg hoog in de opiniepeilingen. De vraag die kiezers bezig houdt is of Buttigiegs ervaring als burgemeester niet wat al te beperkt is om een behoorlijk president te zijn. Hij zou eerst maar eens gouverneur of senator moeten worden, vinden critici – en zijn tegenstanders.
Het is een cliché van de eerste orde dat het presidentschap nieuw is voor iedereen die het ambt verwerft. Maar dat maakt het niet minder waar. Je kunt er niet voor trainen. Zelfs vice-presidenten, in theorie het dichtst bij het presidentschap, zijn niet per definitie geschikt of ervaren genoeg om de laatste stap te zetten.
Het loont de moeite om eens te kijken wat de geschiedenis ons leert. Laten we om te beginnen Donald Trump terzijde zetten. Hij had geen enkele ervaring in een gekozen ambt of in een overheidsfunctie. Over zijn karakter en zijn intellectuele spankracht zullen we het niet hebben. Zoals altijd, leidt Trump de aandacht af.
Maar er zijn 44 presidenten die iets kunnen vertellen over wat een president een goede president maakt. Ervaring werkt lang niet altijd. De meest ervaren president ooit was Herbert Hoover (1929-1933). Hij was een self made man, een succesvol mijnbouwingenieur en leidde hulpprojecten voor hongerlijdende Europeanen in 1917. Daarna was hij acht jaar minister. In november 1928 leek hij een veilige keuze voor Amerika in de roaring twenties.
Het liep slecht af. Hoover wist niet om te gaan met de economische crisis, werd in 1932 weggestuurd en bungelt ergens onderaan in de top 45 van presidenten. Hij doet dat in gezelschap van James Buchanan (1857-1861) die toentertijd gold als enorm ervaren. Buchanan bleek rampzalig incompetent toen de Burgeroorlog dreigde.
Lyndon Johnson (1963-1969) was in de jaren vijftig de dominante politicus in het Congres. Als vice-president werd hij genegeerd, maar toen hij na 22 november 1963 Kennedy opvolgde, ging Johnson als een wervelwind door Washington. Zijn ervaring garandeerde historische wetgeving op het terrein van burgerrechten en sociale voorzieningen, maar kon niet verhinderen dat hij werd meegesleurd in de escalatie van de oorlog in Vietnam.
Een andere vice-president die een vermoorde president opvolgde was Theodore Roosevelt (1901-1909). TR was 42 en zijn ervaring was beperkt,ook al was hij al tien jaar in de staatspolitiek actief. Net als Johnson wist hij veel wetgeving te lanceren en gaf hij de overheid een actieve rol. Hij staat op nummer vijf in de top-45. Richard Nixon (1969-1974) was uitzonderlijk ervaren. Hij was afgevaardigde, senator en acht jaar vice-president. Het leverde een verknipte persoonlijkheid op en Watergate.
Abraham Lincoln (1861-1865) geldt algemeen als Amerika´s belangrijkste en meest succesvolle president. Maar Lincoln had zeer beperkte ervaring. Hij was een plattelandsjurist met ervaring in het staatscongres in Illinois en één termijn als afgevaardigde in Washington. Lincoln had echter een fijn gevoel voor politiek en, belangrijker, een scherpe geest en de karaktereigenschappen die hem in staat stelden het land bijeen te houden. En hij wist met woorden om te gaan: de 273 woorden van de Gettysburg Address vatten meesterlijk samen waar Amerika voor staat. Zonder uitroeptekens en woorden in hoofdletters!
Gouverneurs lijken de ervaring te hebben om meer te leiden dan alleen een senaatsstaf. George W. Bush (2001-2009) bewees dat het niet voldoende was en verkeert in de laagste regionen van de top-45. Jimmy Carter (1977-1981) en Bill Clinton (19893-2001) leidden beiden zuidelijke staten, ze bleken middelmatige presidenten. Dwight Eisenhower had ervaring in het leger, leidde de invasie in Normandië. Hij had moeite met een niet-hiërarchische overheid maar staat in de top-tien.
Intelligentie of opleiding dan? Lincoln had geen formele opleiding maar bleek de meest welbespraakte president ooit. Harry Truman (1945-1953) van hetzelfde laken een pak. Truman had echter veel gelezen, veel nagedacht en beschikte over een gezond verstand. Hij geldt nu als de architect van de naoorlogse wereld. Woodrow Wilson (1913-1921) was een professor in wat we nu bestuurskunde zouden noemen. Het hielp hem in 1913 essentiële wetgeving door te voeren.
Grote ideeën misschien? Niet echt. Franklin Roosevelt (1933-1945) ontwikkelde zijn beleid al doende, tijdens de campagne van 1932 had hij niet uitgeblonken door creativiteit. Ronald Reagan (1981-1989) had een paar grote ideeën: communisten, belastingen en overheidstekorten zijn slecht en de markt moet ontketend. Het gaf zijn presidentschap richting, ook al waren de eerste twee jaren en het laatste jaar dramatisch.
De kiezer weet niet voor wat voor omstandigheden hij iemand kiest, of er een economische of buitenlandse crisis opduikt, of de redenen waarom je voor iemand kiest straks relevant zullen blijken. George W. Bush werd overvallen door 9/11, Hoover door de depressie, Johnson door Vietnam. Carter kampte met de tweede oliecrisis en de stagflatie van de jaren zeventig die elke president de kop hadden gekost.
De kiezer staat, kortom, voor een lastige keuze. Er zijn geen echte criteria om iemand wel of niet geschikt te verklaren voor het presidentschap. Wel weten we dat veel ruim voor de verkiezingen beschikbare kennis wordt genegeerd. Het was geen verrassing dat Nixon een getormenteerd persoon was, dat Bill Clinton een losse gulp had. Het was geen verrassing dat Donald Trump … nou ja, dat kunt u zelf invullen.
Ongetwijfeld zal het argument van gebrek aan ervaring tegen Pete Buttigieg worden gebruikt, zowel door de vier senatoren die nog in de race zijn als door president Trump en zijn acolieten. De werkelijkheid is at elke keuze risico´s met zich meebrengt, het blijft een sprong in het duister. Als Buttigieg de kiezers weet te overtuigen doet het argument van ervaring er niet meer toe. In dat geval zal hij ook hebben bewezen een politiek wonderkind te zijn.