Xi Jinping is zwakker dan we denken.

Het is een interessant terugkerend fenomeen: autoritair leider slaagt erin na jaren lang te hebben gewerkt aan het verwijderen van alles en iedereen die hem of haar in de weg stond de toppen van zijn macht te bereiken. Het blijkt vaak ook meteen het omslagpunt te zijn. De totale macht maskeert alle zwaktes van het systeem dat de leider zodanig heeft gemasseerd dat het hem ten dienste staat. En vroeg of laat keert zijn totale macht, zijn totale isolement, zich tegen hem. Het is meer dan hubris, meer dan overmoed. Het is een aspect van het autoritaire systeem dat het geen vangrails heeft en alleen crashend zichzelf kan vernieuwen. 

Zien we dat in China ook gebeuren?

In een week waarin de totale machtsovername van Xi Jinping werd beschreven en geïllustreerd met portretten van de jaknikkers om hem heen, zie je artikelen verschijnen die vertellen hoe zijn macht beperkter is dan het lijkt. Artikelen die waarschuwen voor het gebrek aan tegenmacht, het gebrek aan discussie en alternatieven.

Ik ben geen China deskundige, dus van mij hoeft u het niet aan te nemen.

Maar als u één enkel artikel wilt lezen dat uw kijk op Xi Jinping verandert, dan is het de analyse van Xai Cia in het blad Foreign Affairs. Xai Cia was lange tijd docent in het opleidingsinstituut van de Chinese Communistische Partij. Hij weet waar hij het over heeft en legt mooi uit hoe de processen van machtsverwerving werken. En, en passant, waarom Xi, niet de slimste van de leiders in China, toch aan de top terecht kwam. De ondertitel How Hubris and Paranoia Threathen China wordt in het verhaal mooi waargemaakt.

Een fascinerend verhaal, in principe enkel toegankelijk voor abonnees, maar ik zie dat u een gratis artikel kunt lezen als u een email adres invoert. Grijp uw kans.

Kijk ook op Politico voor een kritisch artikel.

De actualiteit van Tocqueville en waarom Xi Jinping hem moet lezen.

Lezing van de nieuwe biografie van Alexis de Tocqueville door Olivier Zunz leidt automatisch tot overpeinzingen over de bedreigde staat van onze democratie (klik hier voor mijn bespreking).

Tocqueville is populair, zowel bij conservatieven als bij progressieven. Toen hij nog intellectuele integriteit had, schreef Thierry Baudet over Tocqueville in zijn bundel over conservatieve denkers en ook het panellid van Ongehoord Nederland, Andreas Kinneging, is een fan van Tocqueville. Zij komen bij Tocqueville vanuit diens scepsis over de overlevingskracht van democratie en bewieroken vooral diens stelling dat religie, georganiseerd geloof, noodzakelijk is om een samenleving op de rails te houden.

Ook Tocquevilles zorg over individualisme (hij was een van de eersten die dat benoemde) met daarmee desinteresse in de brede samenleving waardoor een paternalistische staat ongebreideld kan groeien, valt in die hoek in goede aarde. Dat individualisme is echter ook een zorg van progressieven. Zij waarderen Tocquevilles toewijding aan democratie en gelijkheidsideaal (van voorwaarden, niet van resultaat) en zijn onderkenning van het belang van associaties en gemeenschapsgevoel. En zijn waarschuwing dat democratie kan verkeren in tirannie, hetzij van de meerderheid, hetzij die van een uitgedijde staat die door ongeïnteresseerde burgers getolereerd wordt, hetzij door demagogie.

Tijdens de corona slowdown heb ik Tocqueville nog eens herlezen, voor de zoveelste keer, maar nu in het Frans. Geeft toch een andere kijk. Het Frans is overigens niet veel anders dan het moderne Frans, waardoor Tocqueville en trouwens ook Montesquieu goed leesbaar blijven.

Wat nu het meest treft in deel II van La Démocratie is Tocquevilles nadruk op ‘les moeurs’, mooi vertaald in het Engels als ‘habits of the heart’. Hij bedoelde dat democratie een vorm van civiele consensus nodig heeft, een toewijding die niet in constitutionele vormen is vastgelegd. Tocqueville stelde ook dat het goed is als burgers opgroeien in een samenleving waarin gelijkheid belangrijk is en democratie (hij gebruikt de termen door elkaar) de werkwijze is.

Tocqueville zag ‘associaties’, het zich organiseren van burgers om iets gedaan te krijgen of te agenderen als de kracht van Amerika, en impliciet ook van democratie. Als er veel dwarsverbanden zijn die mensen betrokken houden bij de samenleving dan houden die elkaar ook in evenwicht. Dat was het argument dat Founding Father James Madison aanvoerde toen hij betoogde dat een republiek beter kon overleven als grote eenheid dan als in klein verband. Met zoveel mensen en zoveel groepen kan er nooit een groep bovenuit steken en de zaak naar zijn hand zetten. In de twintigste eeuw noemden onze christen-democraten dat het maatschappelijk middenveld.

In Amerika en bij ons zijn die vrijwillige groepen sterk in kracht verminderd, soms verdwenen. Vakbonden zijn gereduceerd tot onmachtige belangenbehartigers. Kerken zijn leeggelopen. Verenigingen, zoals de befaamde bowling alleys die Robert Putnam in Bowling Alone bekeek, spelen geen grote rol meer. Soms was dat het gevolg van nog grotere gehelen – globalisering liet gemeenschappen achter met werkeloosheid en een ontmantelde sociale infrastructuur (en opioid verslavingen), soms was het bewust beleid. Amerikaanse ondernemingen hebben heel bewust de macht van vakbonden ontmanteld door eerst naar het zuiden en daarna naar het buitenland te trekken. Een van de gevolgen: het federale minimumloon dat nu $ 7,25 bedraagt (echt!) zou bij gelijke koopkracht met de jaren zestig nu $ 24 moeten zijn.

Alarmbellen gaan af bij wat we in Amerika zien gebeuren. Daar heeft dertig procent van de bevolking, opgejuind door de Republikeinen, zichzelf ervan overtuigd dat hun land geen democratie meer is, althans zich niet beweegt wat zij als de consensus over democratie beschouwen – namelijk dat ze altijd winnen. En dat gebeurt in een land waar de ongelijkheid groter is dan ooit sinds de tijd van de roverbaronnen, laat negentiende eeuw. Het is een kwestie van tijd voordat meer Amerikanen hierdoor hun vertrouwen verliezen, ook zij die niet in de Big Lie geloven, ook Democraten. Tocqueville waarschuwde voor demagogie, voor het verlies van kritische faculteiten waardoor alles platgeslagen eenheidsworst wordt – of in een kader gedrongen wordt.

Wat geloof betreft, denk ik dat Tocqueville een kind van zijn tijd was. Hij was zelf van zijn geloof gevallen maar nog diep in de katholieke sferen, zozeer dat hij in Amerika misschien wat al te veel naar de priesters luisterde (zijn moeder wilde dat hij ook in Amerika op zondag naar de kerk ging). Hij vond zijn geloof nooit helemaal terug, of eigenlijk helemaal nooit, en zijn kijk op Amerika had nogal wat beperkingen. Hij dacht dat de meeste Amerikanen keurige Unitarians waren, hij miste compleet de Second Great Awakening die er plaats had.

Conservatieven die Tocqueville aanhalen om te benadrukken dat geloof onmisbaar is voor een samenhangende samenleving spannen de Fransman graag voor hun wagentje. Tocqueville kon zich gewoon geen samenleving zonder geloof voorstellen maar zijn conclusie dat het ook onmisbaar was, is kort door de bocht. De gedachte dat democratie niet zou kunnen overleven in een seculiere samenleving lijkt me niet door feiten gestaafd. Eerder zie ik dat geloof wordt gebruikt om democratie te handicappen door wrede mannen in Rome of evangelische zeloten.

De la Démocratie is het bekendste werk van Tocqueville, vooral deel I wordt nog steeds veel gelezen. En terecht. Deel 2 is interessanter vanuit het perspectief van de politieke sociologie omdat Tocqueville feitelijk een theorie van democratie opzet.

Minder gelezen maar minstens zo interessant is L’Ancien Régime et la Révolution, Tocquevilles meesterwerk dat hij schreef nadat hij in de politiek in Frankrijk was vastgelopen (en Frankrijk was vastgelopen in de zoveelste poging een republiek in stand te houden). Zie de biografie voor de invloed die Tocquevilles leven had op zijn werk. Hij schreef Ancien Regime na de coup van Louis Bonaparte. Tijdgenoten lazen zijn verslag van de aanloop naar de Franse revolutie als een kritiek op de politiestaat van Louis Bonaparte, precies wat hij voor ogen had. Hij schreef het in politieke ballingschap en vertelde zijn vader ‘ook dit is politiek’. In L’Ancien Régime begint hij bij de allereerste poging tot republiek, in 1789.

In het boek weerlegt Tocqueville de claim dat de revolutie uitbrak vanwege niet te dragen miserie van de bevolking. Integendeel, het was eerder de blokkering van de ambities van de middenklasse, betoogt Tocqueville. Ook interessant en ook actueel: revoluties ontstaan vaak in een omgeving waarin al verandering is opgetreden maar die onvoldoende snel of volledig gaat.

Ik moest denken aan de studentenopstanden in Zuid-Korea in 1980 en 1988 en het falen van Pinochet en andere autoritaire machthebbers om uit de dictator modus te komen. Autoritaire leiders kunnen geen centimeter toegeven, want als mensen de smaak te pakken krijgen, dan gaat alles schuiven. Ik moest natuurlijk denken aan Xi Jinping.

Samuel Huntington ontwikkelde zo de theorie van de destabiliserende invloed van het gat tussen verwachtingen en de werkelijkheid. Menigeen, ook ik, dacht dat de ontwikkeling van China tot een samenleving met een stevige middenklasse zou leiden tot een losser regime. Naarmate het beter met ze gaat, zouden burgers verlangen naar politiek macht, meer macht om hun eigen leven te beïnvloeden. Xi Jinping heeft die ambitie de afgelopen tien jaar de nek omgedraaid, precies omdat hij zag aankomen dat het tot vermindering van de macht van de partij zou leiden. Nu heeft het geleid tot een autoritaire eenmans staat waarin de burgers worden onderdrukt en dat ook weten. De Chinese leider zou er goed aan doen L’Ancien Régime te lezen.

John Stuart Mill, de grote denker achter liberalisme (het echte liberalisme) was een fan van Tocquevilles werk. Net als Tocqueville dacht hij dat de ontwikkeling van democratie en grote gelijkheid onontkoombaar was. De onderdrukkende klasse zou op een zeker moment het recht om te delen in het bestuur van een samenleving moeten delen om zijn positie te behouden. En zo is het gegaan en democratie heeft er wel bij gevaren. Te vrezen valt dat democratie nu meer en meer een kiesmodel is dat de heersende klasse legitimeert en niet meer de energie voortbrengt dat Tocqueville in Amerika zag.

Ik had een diep doordacht essay over democratie willen schrijven. Dat zit er nu niet in, in elk geval niet on line. Ik blijf er aan doorwerken, nu moet ik het hier laten bij deze observaties. En het advies Tocqueville te (her)lezen en u zorgen te maken.

Democratie is kwetsbaar, we kunnen er niet omheen. Tocqueville zag het al. Democratie is geen statische situatie. Je moet eraan werken. En je bent het sneller kwijt dan je het verwerft. En ja, optimaal wordt het nooit. Maar het kan veel slechter en we zijn daar rap naar onderweg.





Waarom zijn de Republikeinen zo sterk?

 

Hoewel hun opinies in Amerika in de minderheid zijn en in de laatste acht presidentsverkiezingen ze slechts één keer de meerderheid van de stemmen haalden (in 2004) zijn de Republikeinen opmerkelijk succesvol als het om politieke vertegenwoordiging gaat. Op 8 november zullen ze waarschijnlijk het Congres heroveren, zonder aanwijsbare last van hun associatie met Trump en diens Big Lie fantasie of diens staatsgreep. En zonder programma. Wat verklaart hun succes?

Voor een deel gaat het om het spiegelbeeld van de factoren die de Democraten problemen opleveren. De midterms met een Democraat in het Witte Huis bieden de Republikeinen kansen om in te breken. De opkomst van Republikeinen is meestal hoger dan die van Democraten, zeker als er geen president op het spel staat. De Trumpies, de geradicaliseerde basis van de partij, hebben veel op het spel staan: meer de helft van de Republikeinse kandidaten verkondigt de Big Lie. Ze zullen wel stemmen. Verder is de kiezersbasis van de Republikeinen ouder en levert hun sociaal en economisch conservatisme stemmen op in de conservatieve Aziatische, zwarte en hispanic gemeenschappen, daarmee de identiteitspolitiek die de Democraten sterk leek te maken ondermijnend..

Ook van structurele aard is het voordeel dat de Republikeinen altijd hebben van het politieke systeem in Amerika. Dankzij de grondwet van 1789 zijn plattelandskiezers nu grotelijks oververtegenwoordigd in Amerika, zeker in de Senaat en het kiescollega voor de presidentsverkiezingen. Californië heeft met 37 miljoen inwoners in de Senaat evenveel invloed als Wyoming met krap 600.000 burgers. Een kleine minderheid van het totale aantal kiezers kan zo het beleid in de Senaat bepalen. In het Huis geldt een dergelijk voordeel in mindere mate, hoewel plattelandsdistricten vaak minder inwoners hebben dan die in de grote steden. Belangrijker is hier dat de Republikeinen in een bewuste strategie sinds 2000 de regeringen van de staten hebben veroverd, wat hen de macht gaf bij herindelingen van de kiesdistricten (in 2010 en 2020) hun staten zo op te delen dat ze er electoraal het meeste profijt van hebben. In Wisconsin hebben de Republikeinen 65 procent van de zetels met vijftig procent van de stemmen. Bij de komende midterms geldt: met 49 procent van de stemmen zullen ze een ruime meerderheid halen.

De Republikeinen hebben met bewonderenswaardige lange termijn visie instellingen, instituties en kanalen opgebouwd die het mogelijk maken permanent campagne te voeren. Met hulp van de Koch broers en het bedrijfsleven wordt onophoudelijk verteld dat de klimaatcrisis geen crisis is, dat bedrijven en rijke individuen te veel belasting betalen, dat Democraten socialisten zijn. Denk tanks en lobbygroepen worden ruim gefinancierd. Met hulp van Rupert Murdoch, de eigenaar van Fox News, de New York Post en de Wall Street Journal, wordt onophoudelijk ideologische praat verkondigd. Daar kunnen de opinieartikelen in de klassieke media niet tegenop.

De polarisatie in Amerika heeft ertoe geleid dat kiezers rigoureus voor de ene of de andere partij stemmen, ongeacht wie er kandidaat is. Dit jaar lijken de Republikeinen er geen last van te hebben dat een aantal van kandidaten niet geschikt is – zelfs senator Mitch McConnell, na Biden de machtigste man in de Amerikaanse politiek, geeft toe dat er een kwaliteitsprobleem is. Het lijkt voor de kiezers geen verschil te maken.

Ondanks winst onder hispanics en Aziaten is het kiezersbestand van de Republikeinen vooral blank. Het is natuurlijk niet zo dat alle Republikeinse kiezers racisten zijn, maar zeker is dat racistische praat door Trump of zijn acolieten weinig kiezers wegjaagt. Economische onderwerpen, vooral lage belastingen en weinig regulering, zijn belangrijk voor de economische elite die zich Trumps hondefluitjes gemakkelijk laat aanleunen. Traditionele Republikeinen juichten bij de verlaging van belastingen en de deregulering die de Republikeinen doorvoerden (niet Trumps agenda), ze haalden en halen hun schouders op over Trumps karakter en incompetentie. En bagataliseren 6 januari.

Een gevolg daarvan is dat de Republikeinen nu de partij zijn geworden van de racisten. Trump was dat openlijk, al sinds hij zijn birther onzin over Obama verkondigde. De Republikeinse elite vond het wel best om bovengenoemde redenen. In veel staten voeren de Republikeinen campagne op het thema misdaad. De demonstraties na het doden van George Floyd en de stupide kreet Defund the police maken het gemakkelijk toegenomen criminaliteit toe te schrijven aan de Democraten. Het is geen toeval dat juist in staten met zwarte Democratische kandidaten (Wisconsin, North Carolina, Florida) ze daar voluit voor gaan.

De Republikeinen noemen het natuurlijk niet racisme, maar een opkomen voor de belangen van de gewone Amerikaan, lees een blanke die denkt dat hij aan alle kanten voorbijgelopen wordt door anders gekleurde minderheden. Daarmee hebben de Republikeinen hun eigen identiteitsobsessie (iets wat ze de Democraten steeds verwijten), zij het dat het gaat om de identiteit van de bedreigde meerderheid, die van blanke Amerikanen. Ressentiment in de vorm van racisme. Niet enkel America First maar ook blanke Amerikanen first.

Nog los van dit racisme hebben de Republikeinen, sinds Newt Gingrich en versterkt door Trump, opruiende en onciviele taal tot hun kenmerk gemaakt. Het is de extreme vorm van polarisatie: zij, de andere kant, zijn niet slechts politieke tegenstanders maar onze vijand. Sterker: ze zijn vijanden van Amerika en alles waar het voor staat. In deze visie is er maar een groep die Amerika echt vertegenwoordigt en dat zijn de Republikeinen. Het normaliseren van dezen opruiende retoriek heeft de Republikeinen goed gediend en maakt het moeilijker dan ooit om het programmatische midden overeind te houden als mogelijke doelstelling van de politiek.

De Republikeinen hebben vooralsnog de arbeider (als je die term breed gebruikt voor lagere tot lage middeninkomensgroepen) overgenomen van de Democraten. Maar partij is bepaald geen paradijs voor Joe the Plumber types. Integendeel, hij wordt geleid door een elite die zichzelf maskeert als toffe jongens maar daar steeds net niet in slaag met hun Harvard en Yale opleidingen en hun verbijsterend gebrek aan empathie (Ted Cruz die naar Mexico op vakantie gaat als zijn staat in de kou zit omdat de energievoorziening er niet deugt). Je kon kiezers bedotten met Donald Trump als vertegenwoordiger van de gewone man, vol van grieven. Het werkte.

De partij die de ongelijkheid in Amerika sinds 1980 enorm heeft vergroot, plukt de vruchten van maatschappelijk ongenoegen met die ongelijkheid. Verwijt de Democraten dat ze er blind voor waren en stel vast dat de Republikeinen ervan hebben geprofiteerd. Ze hebben cultuur onderwerpen ingezet om kiezers hun ongelijkheid en maatschappelijke deprivatie te laten vergeten.

De kracht van Republikeinen is dat er niet voor terugschrikken macht te gebruiken. Onder George W. Bush, zelf in 2000 gekozen in een machtsspel waarin de Republikeinen het hard speelden en de Democraten netjes accepteerden wat de uitkomst was, begonnen ze een oorlog waar ze al lang op hoopten. Ze voerden een lange termijn strategie uit die de federale rechtbanken in de VS vol met conservatieve rechters zet. Senaatsleider Mitch McConnell weigerde in 2016 een kandidaat voor het Supreme Court die door Obama was voorgesteld zelfs maar te ontvangen. Het besliste de verkiezingen van 2016 in het voordeel van Trump en McConnell kon de gestolen zetel met een conservatieve ideoloog vullen. En steeds weer, zowel onder Bush als onder Trump, verlaagden ze de belastingen voor de rijken.

Programmatisch bieden de Republikeinen dor zand. In de jaren tachtig waren vriend en vijand het erover eens dat de Republikeinen de partij van de ideeën waren. De laatste twintig jaar is het armoe troef. In 2020 ging de partij de presidentsverkiezingen in zonder programma en waarom zouden ze zich ook erom bekreunen? Programma’s leveren per definitie conflicten op. Op 8 november zien we een partij die enkel kritiek op Biden als programma heeft: inflatie, immigratie en criminaliteit. Op de achtergrond buiten ze onderwerpen uit als seksonderwijs op scholen (in Florida de ‘don’t say gay’ wet), verbieden ze boeken in bibliotheken en doen ze net of scholen gedwongen zijn critical racism, een academische theorie, te onderwijzen – wat onzin is. De kracht van de Republikeinse politieke elite is dat ze verkiezingen weten te winnen, met of zonder programma, en als ze de macht hebben, hun vast patroon uitvoeren: belastingen verlagen en de overheid uitkleden en machteloos maken.

Nee, ze zijn niet gek geworden zoals sommige mensen verkondigen. Integendeel, zou ik haast zeggen. De Republikeinen hebben enorme succes omdat ze gedisciplineerd campagnes voeren die niet gaan over progamma’s maar over winnen. Ze zijn rigoureus in aanvallen op persoon en programma’s. Ze hebben haat en wij-zij denken geïncorporeerd in hun modus operandi.

Ze slagen erin om de heel diverse groepen die Republikeins stemmen te motiveren. De meeste Republikeinen geven geen donder om abortus, Donald Trump voorop. Maar die rechters, die zijn wel belangrijk voor de elite. Conservatieve rechters doen meer dan wapenbezit bevorderen en abortus onmogelijk maken. Het gros van hun uitspraken heeft direct te maken met hoe het Amerikaanse bedrijfsleven functioneert en wat de overheid mag doen. Hoe minder overheid, hoe beter redeneert de Wall Street vleugel van de Republikeinen. Het is een rare combi, deze welgestelde trouwe stemmers en de lage middenklasse Trump aanhang, maar het is eenvoudig te zien wie er profiteert.

Een van de gevolgen is een opmerkelijke flexibiliteit van waarden. Al die Republikeinen die Donald Trump een ramp vonden bij de voorverkiezingen van 2016, schaarden zich eensgezind achter hem toen hij president was. Mitch McConnell, wiens vrouw door Trump racistisch beschimpt is (ze is Taiwanees), lijdt in stilte want hij weet dat de macht bij hem ligt. Kevin McCarthy, de aanstaande Speaker, is bereid elke vernedering te ondergaan om die post te verwerven.

Ook de lange termijnstrategie van de Republikeinen is veelbelovend voor de mensen die macht willen. Als ze deze midterms winnen staan ze er goed voor in 2024, als Trump geen kandidaat zal zijn en de Democraten veel senaatszetels op het spel hebben staan (dankzij de winst in 2018). En, gevaarlijker voor Amerika, ze hebben de poppetjes én de mindset op zijn plaats om die verkiezingen te winnen, ongeacht de uitslag.

Klik hier voor mijn eerdere analyse van de zwakte van de Democraten.

Klik hier voor een bespreking van The Destructionists. The Twenty-Five-Year Crack-Up of the Republican Party door Dana Milbank

Brexit bites back, again.

Ik betrapte mezelf op medelijden met Lizz Truss. Om zo genadeloos onderuit te gaan, zo beschamend te moeten vertrekken, zo je wereld in duigen zien vallen. Pijnlijk. Hoe moet je daarmee verder? 

Het radicalisme van Trusse en haar minister van Financiën was even welgemeend als ondoordacht. Ze was (en is, denk ik) een gelovige. Het evangelie van de supply side zeloten die in de jaren tachtig Amerika in de greep kregen, had ze in zijn geheel tot zich genomen. Ontketen de animal spirits van de burgers die het meest verdienen (impliciet: omdat ze de meeste meerwaarde leveren) en het gaat vanzelf goed met de economie van het land. Jacob Rees-Mogg, de krijtstreep extremist in haar regering, stelde meteen al voor zowat alle regulering van de arbeidsplekken af te schaffen. 

Met Truss is de laatste illusie van Brexit verdwenen. Zij was juist degene die de krachten van Engeland los wilde maken nu het niet door de EU wordt ingesnoerd. De meerderheid die Brexit kreeg kwam van burgers die kortzichtig zich wilden afzetten, de ideologische kracht achter Brexit kwam van libertarians, verzameld in een paar denk tanks in Londen. Nu heeft Groot-Brittanië de worst of all worlds: Brexit zonder de ideologie die erachter zat. 

Het kan nog erger worden als Johnson zich er weer mee bemoeit. Het idee van sommige parlementariërs dat hij volgende verkiezingen kan winnen miskent dat hij in 2019 alleen maar won omdat Jeremy Corbyn als leider van Labour zijn partij naar de afgrond leidde. 

Het is een genoegen de conservatieven te zien spartelen.

Wat er echt aan de hand is, is dat na twaalf jaar regeren, inclusief het Brexit drama, de conservatieve partij niets te bieden heeft. Geen ideeën, geen beleid, geen personeel. Weg ermee.

 

 

Wat maakt de Democraten zo zwak?

Het aanstaande verlies van de Democraten roept de vraag op waarom de Democratische Partij niet in staat is een electorale vuist te maken, terwijl de Republikeinen hen, ondanks hun Trump-ziekte, aan alle kanten voorbij racen. Het antwoord, u raadt het, is complex, of beter gezegd, er zijn veel antwoorden of randanalyses die deelaspecten duidelijk maken.

Om te beginnen zijn het midterms met een Democraat in het Witte Huis. Dat loopt nooit goed af voor de partij in het Witte Huis, zie 1994, 2006, 2010, 2014 en 2018, met verschillende partijen. Kiezers wijten alles wat hen niet bevalt aan de president en, eerlijk is eerlijk, als het goed gaat claimt de president ook alle eer. Inflatie, immigratie en misdaad zijn fijne onderwerpen – voor de Republikeinen – om de huidige regering en congresmeerderheid om de oren te slaan.

Ook is de opkomst bij midterms altijd minder dan bij presidentsverkiezingen. Dat schaadt Democraten over het algemeen meer dan Republikeinen. De laatsten hebben trouwer kiezersvolk, het meestal oudere Amerikanen (veel boomers die hun jaren zestig idealen hebben ingeruild voor huisje, boompje, beestje standaarden). In 2018 konden de Democraten op de golven van afkeer van Trump hun kiezers enthousiasmeren, het omgekeerde, positieve reacties op een partijgenoot, hielpen niet in 2010. Toen kwamen de Obama-kiezers van 2008 niet opdagen. In 2020 kwamen de kiezers wel, maar dat was om Trump weg te jagen. Het leverde de Democraten minimale meerderheden op in het Congres. Anders gezegd: Trump verloor maar de Democraten wonnen niet.

Ook een structurele factor is dat de kiezers van de Democraten vaker in steden wonen dan Republikeinse kiezers. Dankzij Amerika’s aftandse kiessysteem zijn ze ondervertegenwoordigd in kiesdistricten op het platteland, waar minder kiezers nodig zijn om te winnen. Bovendien zijn ze armer en is het lastiger voor Democratische kiezers om een halve dag in de rij te staan voor de schandalig slecht georganiseerde verkiezingen in Amerika. De Republikeinen hebben het aantal plekken waar je kunt stemmen, en het aantal tijdstippen waarop dat kan, drastisch gereduceerd en het zal niemand verrassen dat dit hun kiezers bevoordeelt.

Allemaal structurele problemen die Democraten alleen in een jaar waarin veel op het spel staat kunnen pareren. Nu staat er wel degelijk veel op het spel dit jaar, maar niet in een vorm die electorale winst voor de Democraten oplevert. Terzijde: de rol van groot geld is belangrijk maar gelijk verdeeld over beide partijen. Ze storten allebei kapitalen in verkiezingen. Tech miljardairs zijn net zo vaak bij de Democraten te vinden als bij de Republikeinen, als zijn er weinig in het Republikeinse kamp als Peter Thiel, die rijk werd van Paypal, en als doelstelling heeft de Amerikaanse politieke infrastructuur te vernietigen zodat de overheid nauwelijks meer relevant is.

Maar het grootste probleem zijn die Democraten zelf: ze zijn hun ergste vijand. Een van redenen is dat Democraten over het geheel genomen keurige politiek bedrijven, anders dan de Republikeinen zijn ze niet bereid alles te doen voor de macht. Het zet ze onmiddellijk op een afstand. Ook nu, maar eerst de lange termijn factoren.

Anders dan menigeen vanaf 2008, de crisis en de verkiezing van Obama, had verwacht is Amerika niet progressiever geworden, niet een land dat van zijn overheid verlangt dat die behulpzaam optreedt. Het is moeilijk vast te stellen dat het land per se veel conservatiever is geworden, in elk geval niet in de traditionele zin van kleine overheid en lage belastingen. Donald Trump wist Hillary Clinton de weg af te snijden en maakte (en maakt) daarmee duidelijk dat een kiezersgroep die eigenlijk Democratisch zou moeten zijn, namelijk blanke lage en midden middenklasse, de Democraten wantrouwt.

Kort door de bocht: veel oorspronkelijk Democratische kiezers wijten hun problemen aan globalisme en high tech die hun industrie kapot maakte. De Democraten hebben niets voor ons gedaan, klagen ze. En ze hebben niet ongelijk. Als Barack Obama iets te verwijten valt dan is het dat hij dat gevoel niet heeft kunnen keren (en Bill Clinton voor hem dat evenmin deed). De Republikeinen hebben dit zelfbeklag kundig omgezet in niet-sociaal economische onderwerpen (die stiekem natuurlijk wel sociaal economisch zijn). Amerika is niet conservatiever geworden ook al is de Republikeinse Partij op extreem rechts verdwaald. Amerika is radicaler geworden, kortzichtiger en staat meer open voor een eenvoudige boodschap die gemakkelijk via social media valt te verspreiden. Progressief en conservatief zijn weinig bruikbare middelen om het electoraat te analyseren.

Sowieso hebben de Democraten een moeilijker verhaal. Voor hun programmatische doelstellingen hebben ze een actieve overheid nodig. Dat kost moeite en het kost geld. Joe Biden deed zijn best en boekte zelfs successen, maar wat je altijd mist bij de Democraten is dat ze zichzelf niet eigenaar maken van de agenda, anders gezegd: ze verkopen hun successen slecht. Zelfs goede communicatiepresidenten, zowel Obama als Clinton, konden hun retorische vaardigheden hier niet rendabel maken, laat staan dat ze gewoon populistisch verkondigden dat de hoogste inkomens en vermogens meer belasting zouden moeten betalen. Als je agenda door zestig tot zeventig procent van de kiezers wordt gedeeld terwijl je steeds weer verkiezingen verliest, dan is het hoog tijd om de hand in eigen boezem te steken. En, het complement hiervan, de Republikeinen genadeloos aan te pakken.

Een ander probleem is de diversiteit binnen de Democratische Partij. Het is de partij van de minderheden. Maar minderheden is meervoud en dus zitten niet alle delen van de Democratische Partij op dezelfde lijn en helaas zijn de Democraten te veel bezig met identiteit. Allemaal reuze belangrijk maar niet iets waar de gemiddelde Amerikaan mee bezig is.

Voor de Democraten zijn de zwarte kiezers onmisbaar. Soms te onmisbaar waardoor het gemakkelijk is voor Trump en zijn trawanten om via hondefluitjes of openlijk racisme blanke kiezers kwaad te maken. Hetzelfde geldt voor de Hispanics, Amerikanen met een spaanstalige achtergrond. Een deel van hen stemt wel degelijk Republikeins (Cubanen in Florida) en ook in de deze gemeenschap bestaat afkeer van nieuwe immigranten.

In de cultuuroorlogen, de aanscherping van de tegenstellingen tussen de sociaal conservatieve kiezers en de progressieve regenboogkiezers, lijden de Democraten nederlaag na nederlaag. Het recente abortusbesluit is een voorbeeld. Maar dit is een Amerika waar boeken verboden worden, onderwijs verarmd raakt en Republikeinse politieke correctheid in dwangregels wordt vastgelegd. De Democraten verliezen misschien niet de oorlog (er is homohuwelijk, zij het bedreigd), maar wel elke veldslag.

Organisatorisch zijn de Democraten niet zo sterk. Ze stralen te weinig een gezamenlijke boodschap uit en in plaats van te gaan voor wat haalbaar is, willen ze het onderste uit de kan. Zie de progressieve Democraten in het Huis die Bidens agenda traineerden en uiteindelijk ondermijnden. Noch president Clinton, noch Barack Obama besteedden veel aandacht aan hun opvolging, noch programmatisch, noch personeel. En dan is er een breder Amerikaans probleem: de politieke elite is bejaard tot zeer bejaard en zit in de weg.

Voor tegenstanders is het gemakkelijk de Democraten neer te zetten als een partij van de elite uit beide kuststreken, hoog opgeleide intellectuelen die neerkijken op de gewone kiezer. Dat is vaak hun eigen schuld. Barack Obama had het over ‘bitter gestemde mensen die hangen aan hun geweren, hun geloof en hun afkeer van mensen die anders zijn dan zij’. Hillary Clinton, hardleers als altijd, ging daar overheen met haar ‘basket of deplorables’ in 2016.

De Democraten hebben meer last van principes. Er wordt in Amerika veel gebabbeld over woke-terreur. Politieke correctheid wordt hoog geacht. Democraten pakken overtreders van normen snel aan – senator Al Franken was binnen een week verdwenen na klachten over seksueel wangedrag. Daarentegen hebben de zogenaamd sociaal conservatieve Republikeinen geen moeite met schuinsmarcheerders zoals Donald Trump of hypocriete leugenaars zoals een aantal senaatskandidaten. Met die correctheid maken de Democraten het zichzelf moeilijk.

Tenslotte kunnen we vaststellen dat Democraten niet goed zijn is het gebruiken van macht om meer macht te verwerven of bestaande macht te consolideren. Sinds 2000 hebben de Democraten op staatsniveau verkiezing op verkiezing verloren, daardoor hebben de Republikeinen de kiesdistricten zo kunnen verdelen dat hun macht vrijwel onaantastbaar is geworden, het zogenoemde gerrymandering. De Democraten hebben beleid op staatsniveau genegeerd, althans het niet een prioriteit gemaakt, waardoor ze inmiddels in een aantal staten buitenspel gezet zijn.

Als ik het moet samenvatten dan komt het er toch op neer dat Democraten de macht niet hard genoeg willen. Ze zijn niet gedisciplineerd of creatief genoeg om de electorale en intellectuele kracht die ze in hun huis hebben ook optimaal uit te buiten. De noemer om dit alles samen te vatten is een mooie Amerikaanse uitdrukking: The Democrats always bring a knife to a gun fight.

Volgende week de Republikeinen.

Nederlandse hypocresie weer in volle glorie naar Qatar.

Wie gedacht had dat Nederland of Nederlanders of hun staatshoofd een gebaar zouden maken over de corrupte WK in Qatar was naïef. Als het om voetbal gaat en sport in het algemeen hebben we een track record van hypocrisie.

Weet u nog, Argentinië 1978? We hadden geen enkele moeite gehad om de wereldbeker uit handen te ontvangen van Jorge Videla, de bloeddorstige dictator van Argentinië. Als Rensenbrink niet de paal had geraakt, dan hadden we daar gestaan. Nou ja, we stonden er al. Erheen gaan omdat je dan wat kunt laten zien of horen, we horen het nu ook weer. Een paar Nederlanders gingen naar de moeders die op de Plaza van Buenos Aires demonstreerden omdat hun kinderen verdwenen, lees vermoord, waren. Een stevig gebaar! Pas in 1982 toen de opvolger van Videla, Leopoldo Galtieri, in Poetin stijl, een serieuze fout maakte door de Falklands aan te vallen, kwam het regime ten val. Nederland had er niets aan bijgedragen.

Jaren later was het land te klein toen Willem Alexander (let op, hij komt nog terug) een Argentijnse wilde trouwen wiens vader in datzelfde Videla regime minister was geweest. Het geblaat was niet van de lucht en papa mocht niet op de bruiloft komen. Maar goed dat we die finale in 1978 verloren anders was onze zogenaamde principiële opstelling nog doorzichtiger hypocriet geweest.

In 2014 maakte Poetin goede sier met de duurste Olympische winterspelen ooit in Sotchi. We vonden het allemaal best, al was duidelijk dat Poetin een autoritaire keer had genomen. Willem Alexander dronk gezellig een pilsje met de dictator. We wonnen vast weer veel medailles met rondjes draaien in een stadion. Later dat jaar pikte Poetin de Krim in, de eerste fase van de oorlog tegen Oekraïne. 

De WK in Rusland gingen in 2018 aan onze neus voorbij, zodat we weer wat meer geluiden hoorden over de ongepastheid van de corrupte toewijzing aan Rusland (samen met Qatar). Maar het feest ging gewoon door, ik kan me niet herinneren dat iemand Rusland aan de schandpaal nagelde.

En nu, na jaren van informatie over de moorddadige manier waarop stadions zijn gebouwd die nergens voor dienen in een niet voetballende woestijnstaat, moeten we opnieuw te rade over onze principiële stellingname. Het loopt geheel voorspelbaar af.

Onze voetballers gaan weer zorgen voor oranje straten en, zoals altijd, volstrekt ongerechtvaardigd optimisme over onze kwaliteiten. Nee, even niet over mensenrechten. Sport en politiek moet je gescheiden houden.

Het kabinet stuurt, geheel volgens verwachting, een afvaardiging om op die met bloed doordrenkte tribunes onze jongens aan te moedigen. Je moet blijven praten, zegt onze geheugengestoorde premier, dan komt het vanzelf goed met die mensenrechten. China, volgende halte, denkt hij meteen. We applaudiseren niet voor de tribunes maar voor de voetballers, hoorde ik. Ze hebben gas en de winter wordt koud.

De Tweede Kamer is ertegen maar reken er maar niet op dat D66, de belangrijkste factor hierin, zijn poot stijf houdt. De Christen Unie wel, die steekt zijn nek uit. Je kunt niet roepen ‘de spelen moeten doorgaan’, zei Gert Jan Segers, verwijzend naar de infame woorden waarmee indertijd Avery Bundage de Olympische Spelen in München in 1972 door liet gaan na de moord op de Israëlische atleten. 

Het schijnt dat Willem Alexander ook weer van de partij wil zijn. Die is altijd in voor een feestje onder minder geslaagde omstandigheden – corona vakantie als je niet mag reizen, ik noem maar iets. Het wachten is op een foto waarop de koning een glas vruchtensap zal heffen met enige gerokte vertegenwoordigers van moordenaarregimes die toevallig het gas en de olie hebben die we nodig hebben.

Ik verbaas me er niet over. Maar doe niet net of sport niets met politiek heeft te maken, de FIFA niet corrupt is en onze koning ons vertegenwoordigt.

De verkiezingen die de democratie ondermijnen

Vergeet de voorspellingen, niemand weet het. Laten we eens kijken wat de gevolgen zijn, of kunnen zijn. Laat ik helder zijn: dit gaan niet de verkiezingen worden waarin de Republikeinen worden afgerekend op hun lafheid, hun gebrek aan lef om Trump te veroordelen (te impeachen) voor 6 januari. Als senaatsleider Mitch McConnell zijn nek had uitgestoken en zijn collega senatoren opdracht had gegeven om voor impeachment te stemmen dan was Trump voorgoed uit de Amerikaanse politiek verdwenen. Nu waren maar zeven Republikeinen bereid de verantwoordelijkheid te nemen. McConnell vluchtte achter het excuus dat Trump inmiddels al geen president meer was. Hij zit nu met een partij die door Trump gemanipuleerd wordt, maar vanuit machtsoogpunt had McConnell het goed: er is gerede kans dat hij weer meerderheidsleider wordt.

Het grootste kwaad is dat als gevolg van deze lafheid de Big Lie Amerika heeft veroverd, zoals was te voorzien en ik op 18 januari 2021 in de Standaard schreef, of beter gezegd, Trump heeft zowat de helft van de Republikeinen ervan overtuigd dat de verkiezingen die hij verloor door hem zijn gewonnen. En passant heeft hij het electorale systeem gecorrumpeerd en in allerlei staten zijn mensen kandidaat die dat systeem zodanig willen omvormen dat zij nooit kunnen verliezen. Zoals altijd is het de rücksichtlosheid van Republikeinen om macht te verwerven die imponeert. Daar kunnen Democraten een puntje aan zuigen.

De 6 januari commissie heeft duidelijk gemaakt dat de Big Lie een product is van de liegende, immorele Trump zelf. Hij had al maanden tevoren aangekondigd dat hij alleen kon verliezen als er fraude was (sterker, hij had dat in 2016 al gezegd) en zo de geesten rijpgemaakt voor een daadwerkelijk ontkennen van de uitslag. Wie het patroon vanaf 5 november 2020 overziet, ziet een gedreven, bewuste poging de grondwet te schenden.

De commissie heeft ook laten zien dat Trump heel goed wist dat hij de verkiezingen verloren had. Hij vertelde het verscheidene van zijn acolieten en liet het tussen neus en lippen horen. Pas toen hij doorhad dat zijn eigen leugens mogelijk tractie konden hebben, ging hij vol op het orgel van de leugen. Meer dan de helft van de kandidaten voor Huis- en Senaatsverkiezingen van de Republikeinen meent dat Biden niet legitiem president is. Ik ben niet verbaasd over deze psychopaat, maar vooral over de mate waarin mensen die beter wisten erin meegingen.

De bedreiging voor de Amerikaanse democratie is evident. De Republikeinen hebben deze ontwikkeling toegestaan, in veel gevallen toegejuicht, zoals ze Trumps birther nonsens over Obama accepteerden. Verderfelijke types als Ted Cruz, Lyndsey Graham, Josh Hawley, Marco Rubio en zo nog wat van die lui die in 2016 zagen wat Trump meebracht en hem veroordeelden, lopen keurig in de pas. Toen het van pas kwam draaiden ze om als een blad aan de boom en kusten Trumps voeten, ook na 6 januari. Allemaal weten ze beter, allemaal zijn ze uit op macht.

De grootste ramp van deze mid terms is dat deze corruptie van de democratie wordt genegeerd. De Republikeinen krijgen geen rekening gepresenteerd voor Trump, noch voor de Big Lie en hun uitverkoop van waarden. Als kiezers politici niet afrekenen op hun wangedrag, kun je inderdaad weinig vertrouwen meer hebben in democratie als systeem dat een rechtsstaat in stand houdt. En dat is precies het probleem: als de Republikeinen corrupt macht verwerven dan gaan de Democraten ook twijfelen.

#

Het lijkt moeilijk voor te stellen dat het Huis Democratisch blijft, de enige vraag is hoe groot de afstand wordt. Een Republikeinse meederheid betekent dat Kevin McCarthy, een politicus van het allerlaagste soort, een man zonder normen en zonder karakter, de Speaker wordt. En, tussen haakjes, ook de tweede persoon in de opvolging als er iets met Biden gebeurt (na Harris).

Het is goed u te herinneren dat McCarthy op 6 januari ‘s avonds zei dat Trump verantwoordelijk gehouden moest worden gehouden voor de aanval op het Capitool. Een week later was hij in Florida om bij de staatsgreeppleger zijn loyaliteit te betonen. Hij deed zijn best om de 6 januari commissie te torpederen. Dit is ook de McCarthy die zich in 2015 liet ontvallen dat de Benghazi hearings (over de aanval op een Amerikaanse consulaat in Libië) enkel bedoeld waren om Hillary Clinton, verantwoordelijk minister van Buitenlandse Zaken, schade toe te brengen.

Wat kunnen we verwachten? Om te beginnen dat McCarthy nog niet zo gemakkelijk als Speaker gekozen kan worden omdat een deel van de extreem rechtse afgevaardigden hem haat. Mijn inschatting is dat ze toch in de pas zullen lopen. En laten we wel wezen, zijn liegende en bedriegende onderknuppels, waaronder de ooit veelbelovende Elise Stefanik, zijn niet veel beter. En als Jim Jordan ook maar ergens in de buurt komt, krijg ik de creeps.

Vervolgens zal de 6 januari commissie worden opgedoekt, wat gelukkig niet zal verhinderen dat hun rapport nog dit jaar uitkomt. De volgende stap is het opzetten van hoorzittingen over Hunter Biden. Ik heb niets met Hunter Biden, ik denk dat hij inderdaad een klaploper is op zijn vaders bekendheid. Maar laten zien dat dit het geval was, zes, zeven jaar geleden, heeft weinig zin. Laat strafvervolging volgen als het nodig is, de rest is tijdverspilling.

Er komen vast ook andere hoorzittingen, onder andere over corona beleid, al moeten de Republikeinen daarmee oppassen vanwege Trumps incompetentie op dat terrein. Belangrijker is dat een Republikeins Huis meteen al weer de uitbreiding van het schuldplafond van de Amerikaanse overheid zal afstemmen, waarmee we in een vast Republikeins spelletje komen: tegen het schuldplafond stemmen als er een Democratische president zit en ervoor als kleine Bush en Trump schulden maken door de rijken belastingverlaging te geven. So far, so voorspelbaar. De volgende sluiting van de overheid zit eraan te komen.

Een extreem rechtse idioot als afgevaardigde Majorie Taylor Greene heeft aangekondigd impeachment hearings te gaan vragen over Biden. Het geeft aan dat impeachment een politieke speelbal is geworden (ik verwijt dat ook de Republikeinen die dit spel in 1996 begonnen). Maar het gaat niet gebeuren. Er is niets om over te impeachen.

Oogst in het Huis na 6 januari: stagnatie, spel voor de Bühne en eenhoop gekissebis. De regel die de Republikeinen in de jaren 2010 hanteerden: als er geen meerderheid binnen onze eigen gelederen is dan doen we niets, zal weer opgeld doen. Eventuele wetgeving kan door Biden met een veto worden tegengehouden.

Als de Senaat weer Republikeins wordt dan heeft dat grotere gevolgen. Het betekent dat alle benoemingen van Biden vrij spel bieden aan McConnell om te traineren, te stelen of conservatieven te benoemen, zoals we van hem gewend zijn. En let op, McConnell gaat zich dan keren tegen Trump. Hij heeft een probleem als Trump-kandidaten zoals die in Georgia en Arizona gekozen worden, maar McConnell zou McConnell niet zijn als hij dat niet wist op te lossen.

Mocht een van de rechters van het Supreme Court omvallen dan heeft McConnell al aangekondigd dat hij een voorgedragen rechter van president Biden zal traineren. Zo stal hij de zetel die Obama in 2016 had moeten vullen, hij zal het opnieuw doen.

Voor beide huizen samen geldt dat het met Republikeinse meederheden moeilijker zal worden om geld vrij te maken om Oekraïne te steunen. Niet omdat de Republikeinen Poetin-groepies zijn zoals onze Baudet, maar omdat ze wel de traditionele isolationistische kaart zullen spelen.

#

Waar dit in 2024 toe zal leiden is ongewis. Ik blijf bij mijn stelling dat Trump geen kandidaat zal zijn en wordt daarin gesteund door diens voormalig advocaat Michael Cohen die dezelfde redenen aanvoerd in de Washington Post die ik eerder op een rijtje zette (voor niet abonnees zet ik Cohens argumenten hieronder). Of DeSantis Trumps rol kan overnemen staat te bezien – in 2015 lag gouverneur Scott Walker van Wisconsin voor in de peilingen, hij kwam niet eens aan de eerste stemming toe.

Mijn hoop is dat Biden snel zijn terugtreden aankondigt zodat de Democraten een serieuze generatiewissel kunnen maken. Elizabeth Warren is te oud om nog mee te spelen, het is aan Pete Buttigieg en senatoren als Chris Murphy van Connecticut en mogelijk gouverneur Gavin Newsom van Californië om de Democraten op te frissen.

Maar het korte en het lange verhaal van deze midterms is dat een van de twee partijen de democratie vaarwel heeft gezegd en dat de Amerikaanse kiezers het nauwelijks kan interesseren. Democratie is een ragfijn spel van regels, systemen en, vooral, een gedeelde bereidheid om dat spel te spelen. De Republikeinen hebben afgehaakt en winnen er verkiezingen mee. Een autoritair regime in de VS valt niet meer uit te sluiten.

Michael Cohen in de Washington Post over 2024:

I also don’t believe that Donald is actually going to run in 2024. Because I believe that he knows that he cannot win and that, even if he did choose to run, that he will face opposition for the Republican nomination. He also knows very well, statistically, that he cannot win the general election. He’s lost those independents now, based upon Roe v. Wade, climate, student relief, etc. So what he’ll do is he will seek to remain relevant in the party by becoming a power broker and believing that whichever nominee he backs and endorses will owe him a duty of loyalty so that, in the event that his day of reckoning comes, they will terminate or pardon him from the plethora of litigation and consequences that currently plagues him.”

Midterms kunnen alle kanten op

De Democraten zijn weer in mineurstemming. Na een opleving deze zomer, lijken de peilingen weer richting Republikeinen te gaan. Natuurlijk zag ik liever een overweldigende golf richting Democraten maar laten we realistisch blijven: een flink aantal senaatszetels staat op stembiljetten in swing staten. En nu alle verkiezingen landelijk zijn geworden, kan het niet anders dan krap zijn in die staten. 

Ik kan er verder kort over zijn. Iedereen die claimt meer te weten over hoe het gaat aflopen lult uit zijn nekharen. Laat u niets wijsmaken: het wordt ongelooflijk spannend op 8 november en het kan, inderdaad, alle kanten op waaien.

De interesse in de midterms is groot in Nederland, zoals dat ook zo is bij presidentsverkiezingen. Het is het circus dat ons trekt, vermoed ik, en voor een deel de wens dat Democraten winnen. Uit alle hoeken en gaten zullen deskundigen hun licht laten schijnen. Mijn advies: negeer ze.

De PvdA en Arib.

Dat mevrouw Arib geen plezierige baas was, wist ik zelfs. Niet ingevoerd in Den Haag maar wel gehoord of gelezen. Geleidelijk aan blijkt dat dit voor niemand een verrassing was. Ze mocht op een zeker moment haar eigen mensen inhuren omdat andere fractiemedewerkers niet met haar konden/wilden werken. Ze werd voorgedragen als fractiesecretaris en ook gekozen, met tegenstand van de mensen met wie ze moest gaan werken.

Idem voor het kamervoorzitterschap. Zoals velen vond ik dat ze dat goed deed. Ik negeerde de achtergrondkennis over haar capaciteiten als leidinggevende en was verrast dat de Kamer haar liet vallen ten gunste van Vera Bergkamp. Niet meer. 

Over de procedure die is gevolgd bij het behandelen van de klachten over Aribs werkwijze heb ik geen mening. Ik ben alleen verrast dat het zo lang duurde voordat er iets gebeurde. Is de PvdA een harde partij door zich niet met al zijn kracht voor haar op te werken? Ik geloof er niets van. Niet introspectieve steun enkel omdat het om een partijgenoot gaat, lijkt me onverstandig en contraproductief.

Op het congres zaterdag zal Atje Kuiken, die het tot nu toe goed doet, een speech geven die de kerk in het midden houdt. Bewondering en respect, dankbaarheid, gemengd met rechtsstatelijke overpeinzingen maar uiteindelijk een stevig applaus van de aanwezigen.

Ondertussen heeft de wakkere krant met de als journalist vermomde opiniemaker Wouter de Winther, vrij schutsveld om weer eens lekker misogyn tekeer te gaan. Na Halsema, Kaag, Hermans en, ja, Ploumen en Arib, is het nu vrij vuren op Vera Bergkamp. Lelijke krant, lelijke journalistiek.

Ondertussen is het wel pijnlijk dat van de negen PvdA kamerleden er nu al drie zijn vertrokken, waaronder twee gezichtsbepalende vrouwen. Ploumens vertrek vond ik minder acceptabel dan dat van Arib. Ook als niet fractievoorzitster kon Ploumen haar kiezers vertegenwoordigen. Arib was zichtbaar ontevreden als Kamerlid, teleurgesteld dat ze niet nog een periode voorzitter mocht zijn. Het was, denk ik maar ik moet erkennen dat ik onvoldoende interne kennis heb, een Kamerlid waar je als fractie weinig aan had.

Is de PvdA erger dan andere partijen? Ik geloof er niets van. Ook elders wordt er genadeloos omgesprongen met mensen en kan middelmaat blijven zitten.

Terzijde: ik had deze week een eerste bijeenkomst met Tim ‘S Jongens, de nieuwe voorzitter van de Wiard Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Hij heeft een stuk of vier van dit soort bijeenkomsten georganiseerd om kennis te maken en, neem ik aan, respons te krijgen. 

Hij hield een aardig verhaal over zijn eigen ervaringen met de disconnect tussen beleidsmakers en de mensen voor wie beleid gemaakt moest worden. Ik miste de volgende stap, een conceptueel verhaal over wat dat moet gaan betekenen. Maar ik was onder de indruk van zijn enthousiasme en antropologische onderzoekslust.

Hij vertelde dat de WBS zich gaat concentreren op het thema solidariteit. Ik keek daarvan op. Het lijkt me een beladen en weinig specifiek thema. We zijn solidair met Oekraïne, met Black Lives Matter, al of niet met boeren. Dat is een houding van welwillende eensgezindheid, steun als het nodig is. Maar binnen Nederland doet solidariteit als thema me te paternalistisch aan. Doe goed aan hen die het niet zo goed hebben, liefst zo efficiënt en doelgericht mogelijk. De discussie die volgde onderstreepte naar mijn idee die valkuil, met ietwat neerbuigende ondertonen. Ik stelde ook vast dat een niet gering deel van de samenleving wel de verzorgingsstaat ondersteunt en daar ook voor wil betalen, maar de uitvoering daarvan graag uitbesteed. Het lijkt me een feit, niet iets om een mening over te hebben. Ik ben solidair maar val me er niet mee lastig.

Ik pleitte voor een breder thema dat de gezamenlijke verantwoordelijkheid van mensen in een samenleving onderstreept. Een nieuwe grondslag voor de verzorgingsstaat. De sociaal democratie is volgens mij nog steeds een geweldig merk, een idee over hoe je de samenleving inricht, een idee waaraan je de daden van sociaal democraten en sociaal democratische partijen kunt afmeten. Het lijkt een uitdaging om met een breder begrip dan solidariteit te komen. Ik heb hier eerder over geschreven (ook over de onverminderde actualiteit van veel observaties van de node gemiste Bart Tromp). Klik hier voor mijn verhaal na de verkiezingsnederlaag van 2017. En dit in het blad van de WBS, Socialisme en Democratie.

 

Truss en de onverwoestbaarheid van domme ideeën, zoals supply side economie.

Het is een waar genoegen om mevrouw Truss en haar radicale minister van Financiën, Kwasi Kwarteng, in het stof te zien bijten. De markten reageerden furieus op hun absurde belastingverlaging voor de rijken, waardoor de tekorten enkel oplopen en scherpe kortingen op alle vormen van overheidsbeleid moeten volgen. De FT columnist Martin Wolf liet geen spaan heel van de gedachtenwereld achter dit voorgestelde beleid.

En het is inderdaad een bizarre throw back naar de Reagan flauwekul van supply side en de extreme verlagingen van de belastingen voor de rijken die Reagan en Tatcher doorvoerden, leidend tot de extreme ongelijkheid die we veertig jaar later kennen. Een van de meer positieve commentatoren claimde dat de groei van de jaren tachtig en negentig aan dat beleid te danken waren.

Dat is onzin. De diepe recessie van 1981-1983 (we zijn vergeten dat menigeen dacht dat Reagan na de midterms va 1982 een eentermijn president zou zijn), geëntameerd door Paul Volcker (met steun van de moedige Jimmy Carter) om de inflatie uit de samenleving te wringen, ruimde veel dood materiaal op. Dat was de impuls die de Amerikaanse economie nodig had. Niet Reagans belastingverlagingen. Die werden in 1981 werden al snel weer teruggedraaid en in 1986 kwam hij met het congres tot een grote herziening van het belastingstelsel. Inderdaad gingen de hoogste schijven omlaag maar dat was niet de motor voor groei, enkel de motor voor ongelijkheid.

En wat de jaren negentig betreft, het was Clinton die in 1993 de belastingen verhoogde, onder druk van het congres, voordat hij aan zijn neoliberale hervormingen van de sociale voorzieningen mocht beginnen (en voordat Hillary de gezondheidszorg mocht saneren – dat was ook meteen het einde daarvan). Clinton liet in 2000 een begroting in evenwicht achter, die vervolgens door kleine Bush om zeep werd geholpen.

Het is wat bizar om na het clowneske regime van Boris Johnson, die tenminste nog het inzicht had dat de overheid moet investeren in de rest van het land om de Engelse productiviteit te verbeteren en in de NHS om de wachtlijsten te verkleinen, nu ineens een neoliberaal radicaal regime opduikt. Die Kwarteng is interessant in zijn ideologisch radicalisme. Hij is, volgens alle verhalen, razend intelligent, maar ook in de greep van maar een enkel idee: kleine overheid, lage belastingen, leidt tot grote groei. Een drammer.

Truss schijnt in de loop van de jaren tot neoliberaal denken bekeerd te zijn. Het is waar dat niemand verrast moet zijn over haar blunder (dat is het als je je beleid na een week weer moet terugdraaien). Ze versloeg uiteindelijk de keurige minister van Financiën onder Boris die tenminste nog de tekorten wilde beperken.

Wat vooral frappeert is hoe lang idiote ideeën kunnen overleven. Je zou denken dat supply side economie en helemaal de variant daarvan dat lage belastingen voor de stinkend rijken enorme groei opleveren zo langzaam aan wel ten grave waren gedragen. Wat dat betreft is dit een interessante ontwikkeling: als een zombie kwam het falende beleid van Reagan en Tatcher weer terug. Als het leidt tot een snelle val van Truss en verkiezingen die de Tories straffen voor Brexit, voor Boris en voor Truss, des te beter. Maar het blijft een vreemd fenomeen dat twee personen zomaar beleid erdoor kunnen duwen dat niet bediscussieerd is en onmiddellijk schipbreuk leidt omdat het onzinbeleid is.