De Spaanse conquistador Juan Ponce de Léon voer in 1493 mee met de tweede oversteek van Columbus. Van 1502 tot 1504 hielp hij mee Hispaniola te veroveren en daarna werd hij gouverneur van het oostelijk deel van het eiland. In 1512 kreeg Ponce de Léon toestemming om het eiland Bimini te koloniseren, waar volgens de overlevering de fontein van de eeuwige jeugd te vinden was. Hij verliet Puerto Rico op 3 maart 1513 en bereikte op 2 april de oostkust van het huidige Florida. Gedurende zes weken volgde Ponce de Léon de kustlijn, voor hij omdraaide. Pas in 1521 kwam Ponce de Léon toe aan het koloniseren van Florida. Zijn expeditie landde bij de huidige baai van Tampa maar stuitte daar op felle tegenstand van indianen, die de tweehonderd Spanjaarden terugdrongen op de schepen. Ponce de Léon raakte gewond en stierf kort tijd later. Er is geen ooggetuigenverslag van Ponce de Léons avonturen. De vroegste beschrijving verzamelde Antonio de Herrera in zijn Historia General de los Hechos de los Castellanos en pas Islas Tierra Firme del Mar Oceano, gepubliceerd in 1601.
”Omdat Juan Ponce de Léon zonder ambt zat [in 1513] en genoeg geld had, besloot hij iets te doen om zichzelf eer te verwerven en zijn vermogen te vergroten. Aangezien hij had gehoord dat er land noordwaarts lag, besloot hij in die richting te gaan. Daarvoor rustte hij drie schepen uit met voedsel, mannen en zeelieden, alles wat nodig is voor een ontdekkingstocht. Hij vertrok van het eiland op donderdag 3 maart 1513, vanuit de haven van San German.
[…]
Op de 14e bereikten ze Quanahani, waar ze één schip klaar maakten om de golf van de eilanden van de Lucayos over te steken. Dit eiland, Quanahani, was het eerste dat de admiraal Don Christoval Colon [Columbus] ontdekte op zijn eerste reis, waar hij aan land ging en dat hij San Salvador noemde. Van hieruit vertrokken ze, naar het noordwesten, en op zondag de 27ste zagen ze een eiland maar ze onderzochten het niet. Op maandag 28 april gingen ze ongeveer veertig zeemijl in dezelfde richting en later, met slecht weer, tot 2 april naar het westnoordwesten. Het water werd ondieper tot negen vadem en drie zeemijl van land. Ze voeren daar langs, op zoek naar een haven en ’s nachts gingen ze voor anker nabij land in water van acht vadem diep. Ze geloofden dat dit land een eiland was en noemden het La Florida omdat het er prachtig uitzag met vele koele bossen en vlak was en groen. Ik meen ook dat ze het ontdekten rond de tijd van het Feest van de Bloemen [Pascua Florida] en dit waren de twee redenen dat Juan Ponce het deze naam wilde geven. Hij ging aan land om informatie te vergaren en bezit te claimen.
[…]
De indianen probeerden direct de boot, de riemen en de wapens af te nemen. Om niet meteen met hen in conflict te komen, lieten ze dat toe. Maar omdat ze een matroos met een stok op het hoofd sloegen, waardoor hij bewusteloos raakte, moesten ze met hen vechten. Met hun pijlen en speerpunten van aangescherpte beenderen en visgraten, verwondden de indianen twee Spanjaarden, terwijl ze zelf weinig schade opliepen.
[…]
Bij het rondom varen van Florida hadden ze geregeld contact met handel drijvende indianen die hen ook regelmatig aanvielen. Uiteindelijk besloten ze terug te gaan om een manier te bedenken om wat met het land te doen.
Op woensdag gingen ze op onderzoek uit naar de elf rotsachtige eilandjes die ze aan hun westkant hadden liggen. Op donderdag en vrijdag gingen ze in dezelfde richting tot ze op dinsdag 21 juni de rotsachtige eilandjes bereikten die ze Las Tortugas noemden [nu een Nationaal Park] omdat ze in heel korte tijd ’s nachts 160 schildpadden vingen en er veel meer hadden kunnen vangen als ze dat hadden gewild.
[…]
De ontdekking van La Florida door Juan Ponce eindigde zo, zonder te weten dat het geen eiland was; het zou nog enige jaren duren voordat ze daarvan zeker waren.”
Na zijn reis voer Ponce de Léon naar Spanje waar hij van de koning het recht kreeg om Florida en Bimini te koloniseren. Daarna had hij het druk met andere zaken voordat hij een tweede reis maakte – intussen hadden wel verscheidene andere tochten plaatsgevonden, zover noordwaarts als de Carolinas.
Herrera vat Ponce de Léons tweede reis zo samen:
“De reputatie van Hernando Cortes [de veroveraar van Mexico] spreidde zich en zijn roem werd steeds groter, wat de ambitie deed groeien van veel van de kapiteins in Indië om nieuwe ondernemingen op te zetten, omdat ze zichzelf, als generatiegenoten van Cortes, als niet minder [waard] beschouwden. Een van hen was gouverneur Juan Ponce de Léon die zich had teruggetrokken sinds hij in 1513 Florida ontdekt had en op zoek ging naar die heilige bron, zo bekend onder de indianen, en de rivier waarvan het water ouderdom zou wegnemen. Hij had een slechte ervaring op het eiland Guadalupe. Nu besloot hij op het eiland San Juan de Puerto-Rico waar hij woonde, twee schepen uit te rusten waaraan hij een groot deel van zijn vermogen besteedde. Hij ging daarmee naar Florida, dat nog steeds werd gezien als een eiland, onder andere om zichzelf ervan te overtuigen of het vasteland was.
[…]
Toen hij voet aan land had gezet in Florida, na een reis waarbij ze veel hadden moeten verduren, vielen de indianen hem aan. In harde gevechten doodden ze een aantal van zijn mannen en hijzelf keerde, gewond aan zijn dijbeen, terug naar Cuba waar hij zijn laatste dagen sleet. De koning gaf, in erkenning van zijn diensten, zijn rechten en de andere concessies die hij hield aan zijn zoon, Luis Ponce de Léon.”
In 1539 landde Hernando de Soto, toen de Spaanse gouverneur van Cuba, met zeshonderd soldaten bij het huidige Tampa om Florida te veroveren, dat in het begrip van de Spanjaarden het hele oostelijke deel van Amerika omvatte. De Soto’s expeditie kwam tot aan de Mississippi, waar nu Memphis ligt. Goud werd niet gevonden en de missie eindigde zonder aantoonbaar succes. In 1563 streden de Spanjaarden en de Fransen om de claim op Florida. Toen een Spaanse vloot geïsoleerd raakte tegenover de superieure Franse vloot, moesten de soldaten op land een fort bouwen waarin ze wachtten op versterkingen. Dat fort werd St. Augustine, de oudste nog bestaande Europese vestiging in Amerika. De Spaanse claim op een groot deel van wat later de Verenigde Staten werd, ging in de laat achttiende eeuw gedeeltelijk over op Frankrijk. Dat deel kocht president Jefferson in 1803 in de Louisiana Purchase.
Bron
Wisconsin Historical Society Digital Library and Archives, History of Juan Ponce de Léon’s Voyages to Florida: Source Records.