Barack Obama over de rassenverhoudingen
2008
In de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2008 veroverde een zwarte politicus uit Chicago de harten van de kiezers. In maart leek Barack Obama de nominatie voor de Democratische bijna binnen te hebben toen video-opnames opdoken waarin de dominee van Obama’s kerk als een wildeman tekeer ging tegen blank Amerika. Dominee Jeremiah Wright vond de aanvallen van 9/11 Amerika’s verdiende loon en beschuldigde de regering van het introduceren van AIDS. De boze en beschuldigende preek van de in Afrikaanse kledij gestoken Wright leek een bevestiging van alle vooroordelen die blanke kiezers zouden kunnen hebben tegen zwarte activisten.
Voor Obama was Wrights optreden primair een politiek probleem aangezien hij als kandidaat juist bruggen wilde bouwen. Maar als groot redenaar zag Obama ook de mogelijkheid om de geschiedenis van rassenhaat en problemen tussen de rassen in een historische context te plaatsen. Hij begreep waar Wrights woede vandaan kwam maar ook waarom blanke kijkers naar de video’s nogal schrokken. Op 18 maart 2008 hield Barack Obama een toespraak in Philadelphia, niet ver van Liberty Hall, waar in 1776 de Onafhankelijkheid was uitgeroepen.
“We the people, in order to form a more perfect union.
In een hal hier tegenover kwam 221 jaar geleden een groep mannen bijeen die met deze eenvoudige woorden Amerika’s onwaarschijnlijke experiment in democratie in gang zetten. Landbouwers en geleerden, staatslieden en patriotten die een oceaan waren overgestoken om te ontsnappen aan tirannie en vervolging, bevestigden hun ware onafhankelijkheid hier in Philadelphia, in het voorjaar van 1787 [door het schrijven van de grondwet].
Het document dat ze opstelden werd uiteindelijk ondertekend maar het was nooit helemaal volmaakt. Het droeg de last van de erfzonde van deze natie, de slavernij, een vraag die de kolonies verdeeld hield en die de conventie blokkeerde tot de vaders van dit land ervoor kozen om de slavenhandel nog minstens twintig jaar door te laten gaan en een oplossing over te laten aan toekomstige generaties.
Vanzelfsprekend lag het antwoord op het slavernijvraagstuk al opgesloten in onze grondwet. Een grondwet gebouwd rondom het ideaal van gelijkheid van burgers voor de wet; een grondwet die mensen vrijheid beloofde, en gerechtigheid, en een eenheid die in de loop van de tijd zou kunnen doorgroeien naar verdere perfectie en dat ook zou doen.
Maar woorden op perkament waren niet genoeg om slaven te bevrijden, of mannen en vrouwen van elke kleur en aard hun volledige rechten en verplichtingen te geven als burgers van de Verenigde Staten. Het zou noodzakelijk blijken dat Amerikanen van opeenvolgende generaties het hunne deden – door protest en strijd, op straat en in het gerechtshof, door burgeroorlog en burgerlijke ongehoorzaamheid, en altijd met grote persoonlijke risico’s – om de kloof te dichten tussen de belofte van onze idealen en de werkelijkheid in hun dagelijks leven.
Dit was een van onze opdrachten aan het begin van deze campagne: het voortzetten van de lange mars van hen die ons voorgingen, een mars voor een rechtvaardig, gelijker, vrijer, meer zorgzaam en meer welvarend Amerika. Ik koos ervoor om nu, op dit moment in onze geschiedenis, kandidaat te zijn omdat ik ervan overtuigd ben dat we de uitdagingen van onze tijd niet kunnen oplossen als we het niet samen doen; dat we onze gemeenschap niet meer perfect kunnen maken als we ons niet realiseren dat onze verhalen dan wel uit elkaar mogen lopen maar dat we allemaal dezelfde hoop hebben; dat we er niet allemaal hetzelfde uitzien en niet dezelfde afkomst hebben, maar dat we allemaal in dezelfde richting willen gaan: een betere toekomst voor onze kinderen en onze kleinkinderen.
[…]
Het is niet dat ras geen rol heeft gespeeld in deze campagne. Sommige commentatoren vonden me ‘te zwart’ of juist ‘niet zwart genoeg’. We zagen rassenspanningen opborrelen in de week voor de voorverkiezing in South Carolina. De pers heeft elke opiniepeiling uitgevlooid om te kijken of er bewijs was voor rassenpolarisatie, van zwart tegenover blank maar ook van zwart tegenover bruin. Maar het is pas in de laatste paar weken dat deze discussie over ras een verdeeldheid zaaiende keer heeft genomen.
Aan de ene kant van het spectrum hebben we horen suggereren dat mijn kandidatuur niet meer is dan positieve discriminatie; dat hij enkel voortspruit uit op het naïeve verlangen van progressieven om op een gemakkelijke manier de rassen te verzoenen. Aan de andere kant hebben we gehoord hoe mijn voormalige dominee, Jeremiah Wright, opruiende taal gebruikte en standpunten verkondigde die niet alleen de rassenkloof verder kunnen verbreden maar die ook de grootsheid en goedheid van onze natie in diskrediet brengen. Zowel blank als zwart winden zich daar terecht over op.
[…]
Ne als andere zwarte kerken in het land, weerspiegelt Trinity Church de hele zwarte gemeenschap – artsen en uitkeringstrekkers, modelstudenten en ex-bendeleden. Net als veel andere zwarte kerken vindt je in de diensten van Trinity bulderend lachen en soms gewaagde humor. Ze bieden dansen, klappen, joelen en opgewonden stemmen die misschien pijn doen aan het ongetrainde oor. De kerk omvat het hele spectrum van de hartelijkheid en de hatelijkheid, de penetrerende intelligentie en de schokkende onnozelheid, de strijd en het succes, de liefde en jazeker, de bitterheid en de vooroordelen die allemaal samen het zwarte bewustzijn vormen in Amerika.
Misschien helpt dit om mijn relatie met dominee Wright te verklaren. In al zijn imperfecties is hij voor mij een familielid geweest. Hij versterkte mijn geloof, wijdde mijn huwelijk in en doopte mijn kinderen. In alle gesprekken heb ik van hem nooit een onvertogen woord gehoord over welke etnische groep dan ook, nooit heb ik hem blanken anders zien behandelen dan beleefd en met respect. In zich draagt hij de twee kanten – de goede en de slechte – van de gemeenschap die hij zo oprecht gediend heeft gedurende zovele jaren.
Ik kan geen afstand van hem nemen, zoals ik dat niet kan van de zwarte gemeenschap. Ik kan net zo min afstand van hem nemen als ik dat kan van mijn blanke grootmoeder – de vrouw die me heeft opgevoed, die steeds weer alles voor me opofferde, de vrouw die meer van me houdt dan van wat dan ook in deze wereld, maar ook de vrouw die me eens toevertrouwde dat ze bang was voor zwarte mannen die haar op straat tegemoet kwamen, en die meer dan eens raciale of etnische stereotypen gebruikte die me deden knarsetanden.
Deze mensen zijn een deel van mij. En ze zijn een deel van Amerika, dit land dat ik liefheb.
Sommigen zullen dit zien als een poging om ontoelaatbare uitingen te rechtvaardigen. Ik veronderstel dat het de politiek veilige weg zou zijn om deze episode achter ons te laten en te hopen dat hij gewoon verdwijnt. We kunnen dominee Wright wegezetten als een idioot of een demagoog,
maar ik geloof dat het onderwerp ras door deze natie, op dit moment, niet zomaar genegeerd kan worden. Dan zouden we dezelfde fout maken als dominee Wright in zijn stuitende preken over Amerika: we zouden vereenvoudigen en stereotypes gebruiken en het negatieve opblazen tot een punt waarop het de werkelijkheid verkeerd weergeeft.
De werkelijkheid is dat de commentaren en de onderwerpen die de afgelopen weken opdoken een weerspiegeling zijn van de complexiteit van het onderwerp ras in dit land – een complexiteit die we nooit echt goed verwerkt hebben, een deel van die eenheid die we nog moeten perfectioneren. Als we er nu voor weglopen, ons gewoon terugtrekken in onze eigen hoeken, dan zullen nooit in staat zijn om samen te komen en uitdagingen aan te pakken als gezondheidszorg of onderwijs, of de noodzaak om iedere Amerikaan een behoorlijke baan te geven. Beter begrijpen vereist een inzicht in hoe we dit punt hebben bereikt.
[…]
Dat zoveel mensen verbaasd waren over de woede die doorklonk in een aantal preken van dominee Wright herinnert ons aan de oude waarheid dat Amerika nooit meer gesegregeerd is dan op zondagochtend. Die woede [die soms klinkt van de preekstoelen en kerkbanken] is niet altijd productief. Sterker: maar al te vaak leidt hij de aandacht af van de echte problemen. Hij weerhoudt ons ervan om onze eigen verantwoordelijkheid te nemen voor onze omstandigheden en hij verhindert de Afrikaans-Amerikaanse gemeenschap om zich aaneen te sluiten om echte verandering brengen. Maar de woede is oprecht; hij is krachtig; en hem gewoon wegwensen, veroordelen, zonder de grondslag ervan te begrijpen, leidt alleen maar tot een nog bredere kloof van onbegrip tussen de rassen.
Een gelijksoortige woede bestaat ook in delen van de blanke gemeenschap. De meeste werkende en middenklasse Amerikanen geloven bepaald niet dat ze veel voordeel hebben van hun ras. Hun ervaring is die van de immigrant: niemand heeft hen iets cadeau gedaan, ze hebben het vanaf de bodem opgebouwd. Ze hebben hun hele leven hard gewerkt, enkel om toe te zien hoe hun banen naar het buitenland vertrokken of hun pensioenen verdwenen.
[…]
Voor deze woede in de zwarte gemeenschap én voor deze onrustgevoelens geldt dat ze lang niet altijd worden uitgesproken – je wilt het beleefd en netjes houden. Maar gedurende minstens een generatie hebben ze wel ons uitzicht bepaald. Woede over uitkeringen en positieve discriminatie droegen bij aan het vormen van de Reagancoalitie. Regelmatig molken politici angst voor misdaad uit om hun eigen verkiezingsdoeleinden te bereiken. Conservatieve commentatoren hebben hele carrières gebouwd op het ontmaskeren van onterechte klachten over racisme, terwijl ze legitieme discussies over rassenongelijkheid en onrecht verwierpen als overdreven politieke correctheid of omgekeerd racisme.
Dat is het punt waar we nu zijn aangekomen. Een rassenpatstelling die al jaren duurt. Anders dan mijn critici soms zeggen, zwart en blank: ik ben nooit zo naïef geweest om te denken dat we in één verkiezingscyclus onze rassenkloof kunnen overbruggen, of dat dit mogelijk zou zijn met één enkele kandidaat – zeker niet met een kandidaat die zo onvolmaakt is als ikzelf ben.
Maar ik heb een vaste overtuiging uitgesproken – een overtuiging geworteld in mijn vertrouwen in God en mijn vertrouwen in het Amerikaanse volk – dat we allemaal samen een aantal van onze oude rassenwonden kunnen vergeten, en dat we eigenlijk ook geen andere keuze hebben als we door willen groeien naar een meer perfecte eenheid. Voor de Afrikaans-Amerikaanse gemeenschap betekent dit het accepteren van de lasten waarmee het verleden ons heeft opgezadeld zonder van dat verleden de slachtoffers te worden.
[…]
Voor de blanke gemeenschap betekent de groei naar een meer perfecte eenheid het erkennen dat wat er mis is met de Afrikaans-Amerikaanse gemeenschap niet enkel een hersenspinsel is van zwarten; dat de erfenis van discriminatie – en de huidige discriminatie, ook al is die minder open dan vroeger – legitiem is en dat er wat aan moet gebeuren. Niet enkel met woorden maar met daden.
Uiteindelijk moeten we dan ook doen wat alle grote wereldreligies vragen, niets meer en niets minder: dat we anderen behandelen zoals we willen dat ze ons behandelen. Laten we de hoeder zijn van onze broeder, zegt de bijbel. Laten we de hoeder zijn van onze zusters. Laten we inzien en erkennen wat we samen hebben en laat onze politiek die geest weerspiegelen.
[…]
Ik zou geen presidentskandidaat zijn als ik niet vanuit de diepte van mijn hart geloofde dat de overgrote meerderheid van de Amerikanen [een goede samenleving] wenst. Misschien zal deze eenheid nooit perfect worden, maar generatie na generatie heeft bewezen dat hij altijd kan worden verbeterd. En als ik soms twijfel of cynisch ben, dan is het de volgende generatie die me hoop geeft: de jonge mensen wier houding en geloof en openstaan voor verandering in deze verkiezingen nu al geschiedenis hebben gemaakt.
Maar het is een beginpunt. Het is waar onze unie sterker wordt. En net als zoveel generaties in de loop van de 221 jaar sinds een gezelschap patriotten dat document in Philadelpia ondertekende, realiseren we ons dat dit is waar de perfectie begint.”
De toespraak van Obama werd algemeen gezien als de meest welsprekende analyse van de verhouding tussen de rassen sinds de dagen van dominee Martin Luther King. Zijn speech maakte dankbaar gebruik van terminologie en begrippen die deel zijn geworden van de Amerikaanse canon. Daarmee gaf Obama een harde maar faire analyse van de redenen waarom de rassentegenstellingen in Amerika nog lang niet overbrugd zijn. De werelden van George W. Bush en van dominee Jeremiah Wright konden niet verder uiteen liggen maar ze hebben ook veel gemeenschappelijk, zegt Obama.
Barack Obama, de zoon van een blanke moeder uit Kansas en een zwarte vader uit Kenia, verpersoonlijkte de brug die mogelijk was tussen deze twee werelden. Zo kwam in de campagne van 2008 meer van de Amerikaanse geschiedenis aan bod dan iemand had kunnen vermoeden. Om het met Obama te zeggen, de Amerikaanse samenleving is en blijft een werk in uitvoering.