2000
Het Supreme Court beslist de presidentsverkiezingen
Op 7 november 2000 bleek de verkiezingsstrijd om het presidentschap te hangen op de vraag wie de 25 kiesmannen van Florida zou krijgen: Democraat Al Gore of Republikein George W. Bush. Er ontstond een impasse toen Bush Florida met 538 stemmen verschil leek te hebben gewonnen, maar Democraten eisten hertellingen in een aantal kiesdistricten waar onregelmatigheden waren geconstateerd. Het Supreme Court van de staat Florida droeg die hertellingen op, waarna de Republikeinse Partij haar zaak neerlegde bij het Supreme Court van de natie. Die deed uitspraak op 12 december 2000. Jeffrey Toobin deed verslag van de uitspraak in Bush v. Gore.
“Als razenden bladerden de journalisten door de pagina’s van de uitspraak, zoekend naar een interpretatie van de uitspraak van het Supreme Court. Vanwege de haast had de klerk niet de gebruikelijke samenvatting gemaakt. De verwarring van de journalisten was te begrijpen omdat het chaotische proces van het Hof te zien was in het eindproduct. De uitspraak, grotendeels geschreven door Judge Anthony Kennedy, had het label ‘per curiam’ gekregen, ‘door het Hof’, een kwalificatie die meestal werd gebruikt voor controversiële uitspraken. Opperrechter William Rehnquist wilde het zo omdat de uiteindelijk opinie van het Hof bij elkaar gesprokkeld was en dit label een idee van unanimiteit gaf aan de actie van het Supreme Court. Het einde van de uitspraak stelde dat de zaak ‘werd terugverwezen voor verdere procedures, niet inconsistent met deze uitspraak’. Dat was een gebruikelijke frase maar in de context van Bush v. Gore was hij niet duidelijk. Betekende het dat de hertellingen zouden doorgaan? Onhelder denken door het Hof had geleid tot slordig schrijven maar nadere beschouwing toonde het eindantwoord: ‘Nee’.
Binnen in het gebouw waren televisies neergezet in twee vergaderkamers van de assistenten van de rechters. De progressieven doken op in de ene kamer, de conservatieven in de andere. Het was geen verrassing dat de law clerks vrijwel gelijk verdeeld waren, dat gold die avond ook voor de rest van het land. De progressieven hadden afhaal Thai en bier; de conservatieven pizza en whiskey. Het enige waar ze het over eens waren was hun minachting voor de televisieverslaggevers. De rechters kwamen niet kijken. Ze gingen naar huis.
Het was 25 jaar sinds de natie zijn collectieve aandacht op het Supreme Court had gericht voor het antwoord op een belangrijke vraag. Toen, in 1974, hadden de rechters hun verantwoordelijkheid genomen toen ze in United States v. Nixon unaniem beslisten dat de president de opgenomen banden [van de Watergate cover up] moest afgeven en, in bredere zin, zich aan de wet moest houden. Hier, op dit moment dat mogelijk nog belangrijker was, had het Supreme Court als instituut en hadden de rechters als individuen gefaald.
Het is niet terecht te zeggen dat het Hof in Bush v. Gore ‘de verkiezing stal’ voor Bush. Wat het Hof deed was elke onzekerheid over de uitslag wegnemen. Het is mogelijk dat als het Supreme Court oprecht had geoordeeld – of beter nog, de zaak niet had opgenomen – Gore de verkiezingen zou hebben gewonnen. Een hertelling had kunnen leiden tot een overwinning van Gore in Florida. Het is ook heel goed mogelijk dat als het Hof correct had gehandeld en de oplossing bij de rechters van Florida had gelaten, Bush evenzogoed had gewonnen. De hertelling van de 60.000 ‘undervotes’ [stembiljetten waarvan niet meteen duidelijk was voor wie ze waren] had de voorsprong van Bush kunnen consolideren of uitbreiden. Het Congres van Florida, waar de Republikeinen de meerderheid hadden, zou zich ermee hebben kunnen bemoeien en de kiesmannen aan Bush hebben kunnen geven. En als de strijd in het Huis van Afgevaardigden in Washington was geëindigd, waar volgens de Grondwet disputen over kiesmannen moeten worden beslecht, dan zou Bush ook daar gewonnen hebben. De tragedie van de uitspraak van het Supreme Court in de verkiezingen van 2000 was niet dat Bush won maar de klungelige en onappetijtelijke manier waarop de rechters hun macht uitoefenden.
Er was één lichtpunt, rechter John Paul Stevens’ waardige, heldere en vasthoudende welsprekendheid. Als enige rechter was Stevens consistent en logisch en staatsrechtelijk solide in zijn denken. Vanuit zijn huis in Florida schreef hij een overweging die als het beste grafschrift mag gelden voor dit smoezelige hoofdstuk in de geschiedenis van het Supreme Court: ‘De per curiam opinie van de meerderheid van dit Hof kan alleen maar steun geven voor hen die de meest cynische visie hebben over het werk van rechters in het hele land. Het vertrouwen in de mannen en vrouwen die recht spreken is de ware ruggengraat van de rechtsstaat. De tijd zal de wond helen in dat vertrouwen die de beslissing van vandaag heeft geslagen. Een ding is echter zeker. Hoewel we nooit met zekerheid zullen weten wie dit jaar de presidentsverkiezingen heeft gewonnen, de identiteit van de verliezer is maar al te duidelijk. Dat is het vertrouwen van de natie in de rechters als een onpartijdige bewaker van de rechtsstaat.”
De uitspraak gaf George W.Bush de facto het presidentschap maar voedde het gevoel van intense partijdigheid, van verdeeldheid dat Amerika had bevangen. Als president liet Bush zich niet hinderen door de smalle marge waarmee hij was gekozen of de bijzondere omstandigheden. Zijn presidentschap zou controversieel blijken, mede omdat zijn regering er een nogal eigen interpretatie op nahield van de rechtsstaat en de bevoegdheden van de uitvoerende macht. In zijn tweede termijn zou het Supreme Court de regering Bush-Cheney enkele malen op de vingers tikken voor het overschrijden van die bevoegdheden.
Bron
The Nine. Inside the Secret World of the Supreme Court door Jeffrey Toobin (2007)