1993
De shopping mall als nieuw stadscentrum
Met de suburbs, de forens en de dominantie van de auto als vervoermiddel kwamen de shopping malls. Trokken die aanvankelijk het leven weg uit de oude binnensteden, geleidelijk aan werden ze het hart van de nieuwe suburbs, de nieuwe stadscentra, zoals de architect en hoogleraar Witold Rybczynski het noemt.
“Eens in de twee à drie weken ga ik naar de mall. Uiteraard ga ik met de auto, die ik achterlaat op de ruime parkeerplaats. Ik lees de bumperstickers op andere auto’s en kijk wat men zoal op de hoedenplank heeft liggen. Zelden zie ik een interessante auto, want mijn mall wordt hoofdzakelijk bezocht door boeren en inwoners van kleine plaatsjes. Zij hebben pick-up trucks of kleine Japanse auto’s. De mall zelf is levendig: gezinnen eten een hapje in het food court, tieners hangen rond bij de videohal, en kinderen sleuren hun ouders naar de bioscoop.
Veel van mijn hooggeleerde collega’s zouden deze ongecompliceerde vorm van stadsleven deprimerend noemen en zwaarwichtig beginnen over ‘hyperconsumptie’ en ‘kunstmatige werkelijkheid’. Maar ik vind het eerder stimulerend dan deprimerend. Mensen lopen rond, ontmoeten elkaar en delen een gemeenschappelijke ruimte.
Opmerkingen van de stedelijke elite over shopping malls gaan steevast vergezeld van een meewarige glimlach of een diepe zucht, maar voor de meeste Amerikanen is de shopping mall gewoon deel van het dagelijks leven, net als fast food, de garage sale en de barbecue. En een mall heeft ontegenzeggelijk iets vreselijk modaals. Hoewel er voldoende luxueuze malls zijn die zich richten op de rijken, is de klassieke shopping mall geen oase van luxe, maar evenmin is het de plek waar mensen uit de arme wijken hun levensbehoeften halen.
De shopping mall waar we hier over hebben, is een zogenoemd regionaal winkelcentrum met, volgens de algemeen gehanteerde definitie, een winkeloppervlak van meer dan 35.000 m2 en ten minste één warenhuis. Zo’n opzet is vergelijkbaar met het winkelgebied in het centrum van een middelgrote plaats. Volgens het National Research Bureau waren er in 1992 zo’n 40.000 winkelcentra de Verenigde Staten, waarvan 1.835 grote regionale malls.
Tegenstanders van shopping malls praten vaak over de malling of America alsof dat een nieuw en urgent fenomeen zou zijn. Maar de werkelijkheid is dat de mall de afgelopen honderd jaar een karakteristiek onderdeel is geworden van het Amerikaanse stadsbeeld.
[…]
Werken en spelen, winkelen en ontspanning, solidariteits- en protestbijeenkomsten, de shopping mall herbergt steeds meer activiteiten die oorspronkelijk in de stadscentra plaatsvonden. De mall is ook een nieuwe bron geworden van inkomsten uit de toeristenindustrie. De kunstijsbaan en de met glas overkapte wandelpromenade maakten van de Galleria in Houston al snel een toeristische attractie. In de West Edmonton Mall werd niet alleen een kunstijsbaan aangelegd maar ook een pretpark, een volière, een bassin met dolfijnen, een meer waar een tochtje met een onderzeeboot kan worden gemaakt, een drijvende replica van Columbus’ Santa Maria en het grootste overdekte zwemparadijs ter wereld, compleet met strand en rollende branding. Toeristen werden een aparte doelgroep.
De Mall of America, de onlangs [1992] geopende mall met een oppervlakte van ruim 400.000 m2 in Bloomington, in de buurt van Minneapolis, Minnesota, verwacht dat een derde van de bezoekers toeristen zijn, afkomstig uit plaatsen op een afstand van 250 km of verder. Wanneer de Mall of America volledig in bedrijf is, verwacht men een gemiddeld bezoekersaantal van rond de 100.000 per dag. Tijdens de eerste drie maanden na de opening in augustus 1992, werd de mall wekelijks bezocht door bijna een miljoen mensen.
De Mall of America is een extreem grote shopping mall, met vier warenhuizen, tot op heden rond de 260 speciaalzaken en meer dan veertig restaurants en eetgelegenheden. Het drie verdiepingen tellende winkelgebied is niet bijzonder, alleen maar groter dan de meeste andere. Ongebruikelijk is de groepering van de winkels rond een enorm met glas overkapt binnenplein van drie hectare, waar zich een pretpark met 23 grote en tientallen kleinere attracties en twee theaters bevinden. Hoewel dit binnenplein als een themapark wordt omschreven – het heet Camp Snoopy – zullen de mensen tevergeefs zoeken naar het technologisch vertoon en de geperfectioneerde mechanische foefjes van Walt Disney World.
Zoals de tekst van de herkenningsmelodie het zegt, heeft de Mall of America de ambitie om een ‘place for fun in your life’ te worden. Dit streven wordt duidelijk in het nachtclubgedeelte, dat de vierde verdieping van de mall deelt met een bioscoopcomplex met veertien zalen. Hoewel de winkels in de mall om tien uur sluiten, zijn de nachtclubs, waaronder een ‘sportbar’, een ‘comedy club’ en een ‘country-and-western supper club’, tot één uur geopend. De combinatie van neonlicht, harde nachtelijke muziek, alcohol en vrijgezellen-op-jacht resulteert in een atmosfeer die doorgaans niet met shopping malls wordt geassocieerd.
In het verleden waren de projectontwikkelaars sterk gekant tegen het gebruik van malls voor niet-commerciële doeleinden, inclusief huisvesting. Dat is veranderd. Grote stedelijke malls worden steeds meer medegefinancierd door gemeentebesturen. Mede daarom gaan sociale overwegingen een rol spelen. Er zijn al afspraken gemaakt tussen gemeentebesturen en projectontwikkelaars over extra openbare ruimten, faciliteiten voor het openbaar vervoer en publieksruimten als theaters. Woningbouw zou de volgende stap moeten zijn.
Al met al lijken shopping malls echte stedelijke centra te worden. De integratie tussen commerciële en niet-commerciële functies komt op gang, er wordt gewerkt aan de publieke toegankelijkheid en men zoekt naar een architectonische balans tussen overdekte en niet-overdekte ruimten. Ook het sociale gezicht verandert door toenemende invloed van de gemeente. En voor de meeste Amerikanen blijft het de belangrijkste plaats om medeburgers te ontmoeten in een niet-agressieve omgeving – niet achter het stuur van een auto maar te voet, rustig rondslenterend.”
Voor veel Amerikanen is de shopping mall het nieuwe stadscentrum geworden. Je gaat er heen voor een wandeling, voor een ijsje, een koffie, een film of een boek. Er zijn restaurants en er is een levendig verkeer tot laat op de avond – en het is er nog veilig ook. Zoals Rybczynski beschrijft zijn nu ook stedelijke functies, zoals het stadhuis, bibliotheek en diensten in de malls ondergebracht.
Bron
The New Downtowns, Atlantic Magazine, May 1993 door Witold Rybczynski.