1984
Ronald Reagan
Het zonnige optimisme en de vastberadenheid over basiswaarden die Ronald Reagan uitstraalden maakten hem tot een verrassend succesvolle president (1981-1989). Behalve zijn persoonlijkheid was de relatieve eenvoud van zijn ideeën zijn grote kracht. Die ideeën waren niet simpel, het waren er gewoon niet zoveel: de overheid moet vooral uit de weg gaan, Amerikanen en Amerika moeten op hun eigen kracht vertrouwen en communisme is een verderfelijke ideologie die mensen alles ontneemt wat Amerika groot maakt. Na de pessimistische jaren zeventig was Reagan precies wat de Amerikanen nodig hadden.
Peggy Noonan was speechschrijver voor Reagan tussen 1985 en 1987 en schreef voor hem een paar van de meest indrukwekkende toespraken.
“Het hart van mijn boek is het hart van dit tijdvak en dat is Reagan.
Iedere generatie heeft een president. Die van mijn grootmoeder was FDR. Lang nadat de National Recovery Act door het gerechtshof de nek was omgedraaid, behield Mary Byrne een banier op het raam van de voordeur dat zei: NRA-WE DO OUR PART. Voor mijn ouders was het JFK. ‘Vraag niet…’ klonk hen oprecht in de oren en na zijn dood waren ze nooit meer dezelfden en voelden ze nooit meer hetzelfde over politiek. Voor mij en voor de jonge mensen waarmee ik werkte in het Witte Huis, was het Reagan. Voor hem kwamen we naar Washington. Hij deed ons wat. We hielden van hem.
Ik zag hem door de hallen wandelen, zijn handen samengevouwen in de overwinningsgreep van de bokser, omhoog zwaaiend naar ons, zoals we daar stonden op het balkon van het Old Office Building, knikkend als hij de ontvangst verliet. Ik vroeg me vaak af, wat gaat er door hem heen? Deze man van indrukwekkend koele warmte, zo vriendelijk en zo afstandelijk, die in zijn zeventiger jaren zichzelf nog steeds oppepte voor de rol en alles wat daarmee samen hing – wie was hij?
Ik zag hem in de laatste weken van zijn presidentschap, na Iran-contra [een wapenschandaal dat twijfel deed ontstaan aan Reagans grip op zijn Witte Huis staf], bij grote diners in Washington: hij zit ver weg aan een lange witte tafel; ik zie hem praten. Hij draagt een smoking. Ik denk: het gaat hem niet meer gemakkelijk af. Ik stel me voor dat hij zich naar ons toedraait, verrast, terwijl duizend vorken duizend borden raken, en voor één keer zijn leed uitsprekend: ‘Acht jaar!’ zou hij zeggen. ‘En waarom denk je dat ik het deed? Acht jaar van saaie, stijve vergaderingen en bureaucraten met belangrijke gezichten, acht van late avonden, lange toespraken en zittend naast iemands echtgenote aan de dinertafel proberend wat leven en spontaniteit te worstelen uit haar vlakke oogjes. Ik was oud! Ik wilde dutten en paard rijden. Ik denk dat ik rust verdiend had, als het zelf mag zeggen.’
‘Maar ik hield van Amerika en ik wist dat ik het land het juiste leiderschap zou geven. Ik ben geen intellectueel of grote theoreticus, maar ik ken het kleine aantal grote dingen die als je ze goed uitvoert ervoor zorgen dat de rest op zijn plek valt. En kijk om je heen – was er iemand beter voorradig? Sorry om zo’n egotripper te zijn, maar was er iemand? En vergeet niet: het werkte! Het werkte heel behoorlijk.’
En dat klopt inderdaad.
[…]
Stel u een president voor zonder persoonlijke vijanden. Dat is nog nooit eerder gebeurd. Stel u een man voor die door niemand wordt gehaat of in elk geval door niemand die hem kent. Hij was nooit duister, nooit gemeen, wachtte nooit tot de deur dicht was om dan te zeggen ‘Wat een idioot’. Hij was nooit ziedend, kende geen kwade opzet. Mensen konden zien dat hij hun motieven vertrouwde. Het bracht het beste naar voren in de besten van hen, die beter handelden door dat compliment, en het bracht het slechtste voort uit de slechtsten van hen: ze knikten met milde verrassing als ze zagen dat hij hen vertrouwde, keken in zijn ogen en zagen … niets. Ze dachten dat hij een leeg huis was en dat zij de mensen op de tweede verdieping waren.
Ik zal u iets verrassend vertellen: deze optimistische man raakte zoveel Amerikanen deels omdat hij hun pijn begreep. Ze zagen door het televisiebeeld heen, ze zagen vlees en bloed, ze voelden zijn wonden, ze stonden open voor zijn ontroering.
De verslaggevers en de correspondenten en slimme lui misten het met z’n allen. Maar de mensen zagen het. Ze dachten, kijk naar de moed die het vereiste om op zijn leeftijd door een jongen met een pistool in de borst te worden geschoten en door het genezingsproces te gaan en door te gaan met president zijn, door te gaan met het zwaaien naar de menigte als je naar de auto loopt. Denk aan de moed die de oude man had!
Reagan liep niet rond in het Witte Huis, hij terug zich eruit terug, bleef in het Oval Office en de woonruimtes en negeerde het feit dat hij werkte waar Lincoln had gelopen en Jefferson had gedineerd. Hij nam nooit de maat van de plek, en op die manier voorkwam hij ook dat hij er bezitterig van werd.”
Peggy Noonan viel als een blok Ronald Reagan, net als veel Amerikanen. In Amerika riep Reagan nooit de weerstand op die hem in Europa ten deel viel, integendeel. Hij was geliefd. Reagan blijft de held van conservatief Amerika en voor veel Amerikanen nog steeds hét voorbeeld van een succesvolle president, zoals Franklin Roosevelt voor eerdere generaties was. Voor de conservatieve Republikeinen is Reagan een ideologische held gebleven, iets dat hem zou hebben verbaasd als hij erover nagedacht zou hebben.
Bron
What I saw at the Revolution. A Political Life in the Reagan Era door Peggy Noonan. ISBN 0812969898. pag. xiii en 171