1954 Brown

1954

Supreme Court maakt einde aan rassenscheiding

 

Na 1945 werd de scheiding van zwarte en blanke burgers, de segregatie, een steeds groter maatschappelijk probleem. Zwarten accepteerden hun inferieure status en hun gebrek aan burgerrechten niet langer, blanken waren óf diep racistisch óf beschaamd. President Harry Truman nam in 1948 de stap om de Amerikaanse krijgsmacht in één klap te desegregeren. Hij wilde verder gaan maar zijn voorstellen werden geblokkeerd door het door zuiderlingen gedomineerde Congres.

Ondertussen had de National Association for the Advancement of Coloured People (NAACP) een lange termijn strategie opgezet om de discrepantie tussen de Amerikaanse grondwet en de dagelijkse praktijk aan de kaak te stellen. Onder leiding van de jurist Thurgood Marshall richtten ze zich speciaal op discriminatie in het openbare onderwijs. Het doel was het verwerpen van de uitspraak van 1896, Plessy versus Ferguson, waarin het Supreme Court had beslist dat rassenscheiding was toegestaan mits de aangeboden voorzieningen gelijk waren – ‘seperate but equal’. Begin jaren vijftig hoorde het Supreme Court vijf zaken die rassenscheiding in scholen aan de kaak stelden.

In december 1952 hield Marshall zijn pleidooi.

“De discussie van gisteren gaf het gevoel dat als je een blank kind op een school zet met veel gekleurde kinderen, dat kind helemaal in zou storten. Iedereen weet dat dit niet het geval is. Diezelfde kinderen in Virginia en South Carolina – en ik heb het ze zien doen – spelen samen op straat, ze spelen samen op de boerderij, ze scheiden zich om naar school te gaan, ze komen uit school en spelen samen honkbal. Ze moeten gescheiden naar school.

[…]

Waarom pikken we, uit de veelheid van groepen in het land, de negers eruit voor deze gescheiden behandeling? Het kan niet liggen aan de slavernij in het verleden, want er zijn heel weinig groepen in dit land die daar niet ooit onder hebben geleden, ver weg in de geschiedenis. Het kan niet kleur zijn want er zijn negers die zo blank zijn als sneeuw, met blauwe ogen, en ze zijn net zo gesegregeerd als de gekleurde mensen.

De enige mogelijkheid is een impliciete vaststelling dat de mensen die voorheen slaven waren tegen elke prijs zo dicht mogelijk bij die staat gehouden moeten worden. En nu is de tijd gekomen, zo betogen wij, dat dit Hof duidelijk maakt dat dit niet is waar onze Grondwet voor staat.”

 

Tussen de hoorzittingen in december 1952 en de uitspraak in 1954 werd er een nieuwe Chief Justice van het Supreme Court benoemd, de politicus Earl Warren, gouverneur van Californië. In december 1953 hoorde hij de laatste pleidooien, waarover hij twintig jaar later sprak.

 

“Ik herinner me niet dat ik twijfelde welke kant de uitspraak op moest gaan. Het leek me een relatief eenvoudige zaak. Kijk naar de verschillende uitspraken die Plessy al jarenlang hadden uitgehold. Ze bleven er maar stukjes vanaf halen in plaats van het probleem direct aan te pakken. Als je terugkeek zag je dat de doctrine van ‘gescheiden-maar-gelijk’ al zo was uitgehold dat alleen de praktijk van segregatie zelf nog niet was overwogen. Op de keeper beschouwd was de logische en praktisch de enige manier waarop de zaak kon worden beslist glashelder. De vraag was hoe de beslissing tot stand moest komen.”

 

Warren legde het probleem zonder omwegen bij zijn collega’s neer. De enige rechtvaardiging voor segregatie, stelde hij, was het geloof dat zwarten een inferieur ras waren. Wie wilde dat dit zo bleef, moest dat maar onomwonden zeggen. Warren streefde naar een zo groot mogelijke meerderheid. Hij bereikte unanimiteit. Op 17 mei 1954 las Warren de uitspraak voor.

 

“Deze zaken bereiken ons uit de staten Kansas, South Carolina, Virginia en Delaware. Ze zijn gebaseerd op heel verschillende feiten en lokale omstandigheden maar een gezamenlijke juridische vraag rechtvaardigt hun gezamenlijke behandeling in deze uitspraak.

In elk van deze zaken zoeken minderjarigen van het negerras, via hun wettelijke vertegenwoordigers, de hulp van het gerecht om toelating te verkrijgen tot de openbare scholen van hun gemeenschap op een niet-gesegregeerde basis. In alle gevallen is hen de toegang tot de scholen ontzegd waarop blanke kinderen zitten onder wetten die segregatie naar ras toestaan of vereisen. Van deze segregatie werd gesteld dat hij de klagers de gelijke bescherming van de wet ontnam zoals die is neergelegd in het Veertiende Amendement. In elk van deze zaken behalve in Delaware weigerde het federale gerechtshof de klagers een voorziening op basis van de zogenoemde ‘separate but equal’ doctrine die dit Hof heeft uitgesproken in Plessy v Ferguson. Onder die doctrine is gelijkheid van behandeling bereikt als de rassen in essentie gelijke faciliteiten krijgen aangeboden, ook als deze faciliteiten gescheiden zijn. In de zaak uit Delaware schaarde het Hof zich ook achter die doctrine maar beval dat de klagers toegelaten zouden worden tot de blanke scholen omdat ze zoveel beter waren dan de zwarte scholen.

De klagers stellen dat gesegregeerde openbare scholen niet ‘gelijk’ zijn en niet ‘gelijk’ gemaakt kunnen worden en dat hen mitsdien de gelijke bescherming van de wetten wordt onthouden.”

 

Een van de belangrijkste vragen was of bij gelijke factoren als gebouwen, salarissen en dergelijke er toch sprake kon zijn van een effect van segregatie op het openbare onderwijs. De NAACP had betoogd dat het zwarte kinderen psychologisch op een achterstand zette. Het Supreme Court ging door op deze redenering, die het mogelijk maakte om zijn eigen precedent uit 1896 omver te werpen.

 

“In onze benadering van dit probleem kunnen we niet de klok terugzetten naar 1868 toen het Amendement werd aangenomen, of zelf niet naar 1896 toen Plessy v Ferguson werd geschreven. We moeten openbaar onderwijs bezien in het licht van zijn volledige ontwikkeling en huidige plek in het Amerikaanse leven in heel de natie. Alleen op deze manier kan worden vastgesteld of segregatie in de openbare scholen de klagers berooft van de gelijke bescherming van de wet.

Vandaag de dag is onderwijs misschien wel de belangrijkste functie van de staats- en lokale overheden. Leerplichtwetten en grotere uitgaven voor onderwijs tonen onze erkenning van het belang van onderwijs voor onze democratische samenleving. Het is noodzakelijk in de uitoefening van onze meest basale publieke verantwoordelijkheden, zelfs voor dienst in de krijgsmacht. Het is de ware grondslag van goed burgerschap. Vandaag de dag is het een uiterst belangrijk instrument in het oproepen in kinderen van culturele waarden, in de voorbereiding voor latere beroepsopleidingen en in de hulp om zich normaal aan te passen aan zijn omgeving. Tegenwoordig kun je betwijfelen of een kind redelijkerwijs geacht kan worden succes te hebben in het leven als hij of zij niet de mogelijkheid van opleiding krijgt. Waar de overheid het verschaffen van een dergelijke mogelijkheid op zich heeft genomen, is dit een recht dat voor eenieder beschikbaar moet zijn, op gelijke voorwaarden.

Zo komen we aan de vraag die hier voorligt: ontneemt de segregatie van kinderen in openbare scholen puur op basis van ras, zelfs als de feitelijke voorzieningen en andere ‘meetbare’ factoren gelijk zijn, kinderen van de minderheidsgroep hun gelijke onderwijsmogelijkheden? Wij geloven dat dit inderdaad het geval is.

[…]

Hem te scheiden van anderen van dezelfde leeftijd en met gelijke kwalificaties enkel en alleen vanwege hun ras veroorzaakt een gevoel van inferioriteit over hun status in de gemeenschap dat hun harten en geesten kan beïnvloeden op een manier die waarschijnlijk nooit meer hersteld kan worden. Het effect van deze scheiding op hun onderwijskansen bleek duidelijk in de Kansas zaak waar een hof zich niettemin verplicht voelde tegen de neger klagers te oordelen: ‘Segregatie van blanke en gekleurde kinderen heeft een nadelig effect op de gekleurde kinderen. De impact is groter als de wet die scheiding sanctioneert; want het beleid van rassenscheiding wordt meestal geïnterpreteerd als beoordeling van de inferioriteit van de negers als groep. Een gevoel van inferioriteit beïnvloedt de motivatie van het kind om te leren. Segregatie met de sanctie van de wet heeft daardoor de neiging om de opvoedkundige en geestelijke ontwikkeling van de negerkinderen te vertragen en hen een aantal van de voordelen te ontnemen die ze zouden hebben ontvangen in een qua ras geïntegreerd schoolsysteem.’

Wat er ook moge zijn van de psychologische kennis ten tijde van Plessy v Ferguson, deze vaststelling wordt in ruime mate ondersteund door hedendaagse wetenschap. Alles wat Plessy daarover zegt in weerspraak van deze vaststelling wordt daarom verworpen.

Wij concluderen dat op het terrein van openbaar onderwijs de doctrine van ‘separate but equal’ geen plaats heeft. Gescheiden onderwijsfaciliteiten zijn inherent ongelijk. Daarom oordelen we dat de klagers en anderen die in gelijke omstandigheden verkeren, vanwege de segregatie waarover zij klaagden, tekort gedaan zijn in de gelijke bescherming van de wetten die gegarandeerd wordt door het Veertiende Amendement.”

 

Als ervaren politicus had Earl Warren er voor gezorgd dat de uitspraak kort, begrijpelijk en vooral niet-beschuldigend was. Bovendien verzekerde hij zich van de unanimiteit van het Supreme Court die het gewicht van de uitspraak sterk vergrootte. Blanke zuiderlingen reageerden geschokt en een jaar later was de tegenstand massaal geworden in een golf van burgerlijke ongehoorzaamheid tegen de desegregatie orders. Het was een achterhoedegevecht al zou dat pas duidelijk zijn na nog eens tien jaar van orders van de rechters tot desegregatie en de massale burgerrechtenbeweging. In 1965 tekende president Lyndon Johnson, zelf afkomstig uit Texas, de wetgeving die wettelijke discriminatie uitbande en praktisch racisme steeds moeilijker maakte. Thurgood Marshall werd in juni 1967 benoemd tot rechter van het Supreme Court, de eerste zwarte Amerikaan die daar diende. Earl Warren, die in 1969 ontslag nam, wordt beschouwd als de grootste juridische hervormer van de twintigste eeuw – iets wat conservatieven hem niet in dank hebben afgenomen.

 

Bron

Uitspraak Earl Warren geciteerd in Dream Makers, Dream Breakers. The World of Justice Thurgood Marshall door Carl T. Rowan, Little Brown 1993.

Uitspraken Marshall en Warren geciteerd in Simple Justice, The History of Brown versus Board of Education and Black America’s Struggle for Equality door Richard Kluger, Knopf 2004