1950
Begin van de Red Scare, de heksenjacht tegen ‘communisten’
Joseph McCarthy werd in 1946 voor het eerst in de Senaat gekozen voor de staat Wisconsin. Het was een verkiezingsjaar vol beschuldigingen van communistische sympathieën – Richard Nixon won dat jaar met een gelijksoortige campagne. Maar de Red Scare kwam in 1950 pas goed op gang. De communisten hadden in augustus 1949 China veroverd. De Russen kwamen in september met een atoombom. In februari 1950 werd Alger Hiss, een voormalig ambtenaar in het Ministerie van Buitenlandse Zaken, veroordeeld wegens meineed (hij was beschuldigd van spionage). Een paar dagen later viel Noord Korea het zuiden aan. Precies op dat moment zette McCarthy een aanval in op Trumans buitenlands beleid door de minister van Buitenlandse Zaken, Dean Acheson, te beschuldigen van het herbergen van ‘verraderlijke’ communisten. De toespraak in Wheeling, West Virginia, op 9 februari 1950 ter gelegenheid van Lincolns verjaardag, was het begin van een heksenjacht waarin McCarthy jarenlang zijn gang kon gaan.
“Dames en heren, vanavond vieren we de 144ste verjaardag van een van de grootste Amerikanen uit de geschiedenis, maar ik zou ook graag willen spreken over wat een glorieuze dag het vandaag is in de wereldgeschiedenis. Terwijl we de jaardag vieren van deze man die met hart en ziel oorlog haatte, wil ik ook kunnen spreken over vrede in onze tijd – over oorlog die wordt uitgebannen – en over wereldwijde ontwapening. Deze zaken zijn bij uitstek toepasselijk als we de verjaardag van Abraham Lincoln vieren.
Vijf jaar nadat een wereldoorlog is gewonnen zouden onze harten een lange vrede wensen en zouden onze geesten niet moeten worden bezwaard door de vrees voor oorlog. Maar dit is niet een dergelijk tijdperk – want dit is geen tijdperk van vrede. Dit is een tijd van ‘koude oorlog’. Dit is een tijd waarin de hele wereld gespleten is in twee grote, steeds vijandiger bewapende kampen – een tijd van een grote wapenwedloop.
[…]
We zijn nu verwikkeld in een show down, niet een gewone oorlog tussen naties om land of andere materiële zaken, maar een oorlog tussen twee diametraal tegengestelde ideologieën. Het grote verschil tussen onze westerse Christelijke wereld en de atheïstische communistische wereld is niet politiek, mijne heren, maar het is moreel. Het Marxistische idee bijvoorbeeld om land te onteigenen en ondernemingen en de hele economie als één grote economie te laten werken is monumentaal, net als Lenins idee om een één partij staat te hebben om dat idee van Marx te laten werken.
Stalins vastbeslotenheid om deze twee ideeën door te zetten, heeft de wereld totaal verdeeld. Maar als het alleen om deze verschillen ging dan konden het oosten en het westen best in vrede naast elkaar leven. Het echte, fundamentele verschil ligt echter in het geloof van immoralisme … uitgevonden door Marx, koortsachtig gepredikt door Lenin en tot onvoorstelbare extremen gevoerd door Stalin.
[…]
We zijn nu verwikkeld in de finale, totale veldslag tussen communistische atheïsme en christendom. De kampioenen van het communisme hebben dit als de tijd gekozen, en dames en heren, nu komt het erop aan – nu komt het er werkelijk op aan.
[…]
Tenzij we met deze werkelijkheid omgaan, zullen we de prijs moeten betalen die wordt betaald door hen die te lang wachten. Zes jaar geleden bestond de Sovjet invloedssfeer uit zo’n 180 miljoen mensen. Aan de anti-totalitaire kant stonden toen in de wereld ruwweg 1,625 miljoen mensen. Vandaag, slechts zes jaar later, vallen er 800 miljoen mensen onder het absolute gezag van Sovjet Rusland – een stijging van meer dan 400 procent. Aan onze kant is het cijfer teruggelopen tot 500 miljoen. In andere woorden, in minder dan zes jaar, zijn de cijfers veranderd van 9 tegen 1 in ons voordeel tot 8 tegen 5 in ons nadeel.
Dit geeft aan hoe hoog het tempo is van de communistische overwinningen en Amerikaanse nederlagen in de koude oorlog. Zoals een van onze buitengewone historische figuren ooit heeft gezegd, ‘Als een grootse democratie wordt vernietigd, dan zal niet door de vijanden van buiten gebeuren maar door de vijanden van binnenuit.’
[…]
De reden dat we zo onmachtig zijn is niet omdat onze machtige vijand troepen heeft gestuurd om onze kusten te bestormen maar veeleer door de verraderlijke acties van mensen die deze Natie zo goed heeft behandeld. Het waren niet de minder bedeelden, of leden van minderheden die deze natie hebben verraden maar vooral zij die alle voordelen hebben genoten die de rijkste natie in de wereld had te bieden, de beste huizen, het beste onderwijs en de beste overheidsbanen die we beschikbaar hebben.
Dit is overduidelijk het geval in het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daar zijn de slimme jongelui, geboren in grote weelde, het meest in staat tot verraad. Ik heb hier in mijn hand een lijst van 205, een lijst met namen van mensen waarvan de minister van Buitenlandse Zaken kan weten dat ze leden zijn van de Communistische Partij en die niettemin nog steeds werken en het beleid maken in het Ministerie.
Zoals u weet heeft de Minister van Buitenlandse Zaken onlangs nog zijn loyaliteit uitgesproken aan een man [Alger Hiss] die schuldig is aan wat altijd als de meest lage van alle misdaden is beschouwd, een verrader te zijn van de mensen die hem een positie van groot vertrouwen gaven – hoogverraad.
[…]
Hij was de vonk die geleid heeft tot een morele opstand en die pas zal pas afgelopen als de hele rotzooi van verdorven, geperverteerde denkers zal zijn weggeveegd van het nationale toneel, zodat we een wedergeboorte kunnen meemaken van eerlijkheid en oprechtheid in overheidsdienst.”
In de speech had McCarthy het over een lijst van 205 communisten, later claimde hij dat het er 57 waren. Hoewel McCarthy met een lijst zwaaide, heeft hij die nooit laten zien. McCarthy speelde feilloos in op het gevoel dat Amerika de grip verloor. Hoe vielen de val van Oost Europa, van China, de Russische kernbom en andere vermeende verliezen anders te verklaren dan door verraad van binnenuit? Dit was de sfeer waarop McCarthy en andere politici zoals Richard Nixon hun heksenjacht konden voeren tegen al of niet vermeende communisten. In de loop van de geschiedenis is Amerika tamelijk gevoelig gebleken voor angstgolven. Het idee van een ‘veldslag tussen verschillende geloofs- of ideologische systemen’, ‘them against us’ zit nooit ver onder de oppervlakte.
Bron
U.S. Senate, State Department Loyalty Investigation Committee on Foreign Relations, 81st Congress; Joseph McCarthy to President Harry Truman February 11, 1950, Congressional Record, 81st Congress