1793

Tot pakweg 1790 was katoen geen belangrijk product voor Amerika. De teelt was arbeidsintensief en het was winstgevender om slaven in te zetten voor rijst of indigo. Aan de kust ging het nog wel, maar verder naar het binnenland gedijde enkel een katoensoort die na de oogst moeilijk te scheiden was van de zaden. Door de industriële revolutie in Engeland nam de vraag naar op weefmachines te verwerken katoen sterk toe. Net op dat moment merkten Amerikaanse plantagehouders dat de tabaksteelt hun grond fataal had uitgeput. Het probleem was dat ze geen oplossing hadden voor het arbeidsintensieve scheiden van katoen en zaden. Eli Whitney was een slimme machinebouwer die in 1793 in het zuiden opdook en daar onmiddellijk dit probleem oploste. In een brief aan zijn vader schrijft hij een paar maanden later wat er gebeurde.

“11 september 1793

Ik reisde vanuit New York met de familie van wijlen Major General Greene [een held uit de Onafhankelijkheidsoorlog] naar Georgia. Ik ging onmiddellijk met de familie naar hun plantage, ongeveer twintig kilometer van Savannah. Ik verwachtte daar vier of vijf dagen door te brengen en dan verder te reizen naar Carolina om de baan in het onderwijs te aanvaarden waarover ik eerder schreef. Tijdens mijn verblijf hoorde ik veel over hoe uitzonderlijk moeilijk het was om katoen te verwerken, dat wil zeggen, om het product te scheiden van zijn zaden. Een aantal zeer respectabele heren die Mrs. Greene bezochten, waren het er allen over eens dat als een machine zou worden uitgevonden die de katoen op snelle wijze zou kunnen schoonmaken, dat fantastisch zou zijn, zowel voor het land als voor de uitvinder. Ik kon de verleiding niet weerstaan om over dit onderwerp na te denken. Zo dook een plan voor een machine in mijn hoofd op, waarover ik sprak met Miller (die de agent van de executeurs van generaal Greene is en die bij de familie inwoont, een respectabel en welgesteld man). Hij zag er wel wat in en zei dat hij wel wilde betalen als ik de machine uitwerkte en een experiment wilde opzetten om te kijken of het de problemen zou oplossen. Het zou mij alleen tijd kosten en als ik slaagde zouden we de winst delen. Eerder had ik al ontdekt dat mijn schoolaanstelling teleur stelde, dat wil zeggen dat ik in plaats van honderd ik maar vijftig guineas per jaar zou ontvangen. Ik wachtte echter met het definitief afzeggen van de school tot ik een paar experimenten had gedaan. In een dag of tien maakte ik een klein model waarvoor ik honderd guineas kreeg aangeboden, als ik alle rechten erop zou opgeven. Ik besloot mijn school af te zeggen en mijn aandacht te wijden aan het verbeteren van de machine. Mijn volgende apparaat kan door één persoon bediend worden, die daarmee per persoon tien keer zoveel katoen kan schoonmaken dan op enige andere bekende manier en ook nog eens veel beter dan met de huidige methode. Deze machine kan gemakkelijk worden aangedreven door water of met een paard, met het grootste gemak, en één man en een paard kunnen meer doen dat vijftig man met de oude machines. Het zorgt voor vijftig maal zo weinig arbeid, zonder dat enige klasse van mensen zonder werk komt te zitten.”

 

Whitney’s apparaat bestond uit niet veel meer dan twee rollen met tanden van draad die de zaden van deze specifieke katoensoort snel en afdoende kon scheiden. Whitney sloeg het aanbod van honderd guineas af. Hij realiseerde zich het potentieel en besloot de machine uit te werken en patent aan te vragen – nadat hij eerst nog probeerde een soort monopolie op de verwerking van katoen op te zetten.

 

“… Zodra ik een patent in Amerika heb, zal ik met de machine die ik nu aan het maken ben naar Georgia gaan, waar ik een paar weken zal verblijven om hem aan het werk te zien. Vandaar verwacht ik naar Engeland te gaan, waar ik waarschijnlijk twee of drie jaar zal doorgaan. Hoeveel deze zaak me gaat opleveren, is moeilijk te zeggen. De meeste mensen die er iets vanaf weten, denken dat ik er een fortuin aan over kan houden. Iets dat ik niet kan voorzien, kan mijn verwachtingen frustreren en mijn plan dwarsbomen. Maar ik ben nu zo zeker van succes dat zelfs tienduizend dollar, mocht iemand dat voor me uit tellen, me niet zou overhalen om mijn recht op te geven. Ik hoop, sir, dat u deze brief aan niemand zal laten zien of over de inhoud met iemand zal praten, met uitzondering van mijn broers en mijn zus, en hen op het hart zult drukken om de hele zaak geheim te houden.”

De uitvinding van de cotton gin, zo genoemd als afkorting van ‘engine’, deed echter de ronde in plantagekringen. Omdat het apparaat zo eenvoudig was, kon iedere smid of timmerman er een maken. Voordat Whitney in 1794 zijn patent kreeg, werd de machine al wijd en zijd gebruikt. Een tijdelijke terugslag was het gerucht dat de cotton gin de katoen beschadigde.

Aan zijn vriend Josiah Stebbins in New England schreef Whitney:

“Ik heb een groep van de meest smerige schurken te bestrijden en ik kan maar beter naar de hel gaan op zoek naar geluk dan bij het gerechtshof van Georgia aankloppen voor gerechtigheid.”

Whitney’s zakenpartner, Miller, was filosofischer en suggereerde aan Whitney dat “we de zaken van deze wereld geduldig opnemen en dat het weinige stof dat we zullen doen opwaaien over katoen uiteindelijk niet zoveel verschil zal maken bij onze nazaten, honderd, laat staan duizend jaar van nu.” Maar ook hij concludeerde dat “de mogelijkheden om iets te verdienen aan deze machine in deze staat beperkt zijn. Overal worden illegale gins opgezet en de jury in Augusta [de hoofdstad van de staat Georgia] heeft al een afspraak gemaakt dat ze nooit een oordeel zal geven in ons voordeel, wat de feiten van de zaak ook mogen zijn.”

Er was geen houden aan: de cotton gin veroverde het zuiden stormenderhand en veroorzaakte er een revolutie. Toen winstgevende teelt van de andere katoensoort mogelijk werd, spreidde de verbouw van katoen zich als een inktvlek. Ambitieuze katoenboeren staken de Appalachen over, verjoegen de indianen en zetten overal in het zuiden plantages op, vooral de rijke grond van Alabama en langs de Mississippi. De verwerking van de katoen was nu winstgevend genoeg om de hoge kosten van het houden van slaven te rechtvaardigen, waardoor de zuidelijke samenleving zich anders ontwikkelde dan het noorden, wat uiteindelijk tot de burgeroorlog zou leiden. De boom in katoen leidde tot een steeds groter aandeel in de Amerikaanse export – in 1860 leverde katoen meer op dan alle andere exportartikelen gecombineerd. De prijzen van slaven stegen van 300 dollar in 1790 tot 2000 dollar in 1855; hun aantal nam toe van 700.000 tot vier miljoen – waarbij slechts duizend families meer dan vijftig slaven bezaten.

Bron

Papers of Eli Whitney, Yale University Library, Manuscripts and Archives.