1608

De avonturier John Smith maakte deel uit van de eerste lichting kolonisten in Jamestown. Hij was een lastpak zowel aan boord als later in de kolonie, maar de opdrachtgevers hadden hem benoemd als een van de leiders. Slecht weer, gebrek aan water en voortdurende aanvallen van de Algonquian stammen dwongen de kolonisten tot strooptochten in het binnenland. Daar werd Smith in december 1607 gevangen genomen. Hij vertelt het verhaal in 1624 en verwijst naar zichzelf in de derde persoon.

“Met de winter op komst, raakten de rivieren zodanig bedekt met zwanen, ganzen, eenden en kraanvogels dat we dagelijks genoten met goed brood, erwten, pompoenen en dadelpruimen, vis, gevogelte en verscheidene soorten wilde beesten zo weldoorvoed dat we ze konden eten. Geen van de wrange grapjassen in ons midden wilde nog terug naar Engeland. Maar onze komedies duurden nooit lang voordat zich een tragedie afspeelde; er doken een paar onterechte klachten op over Captain Smith. Dat hij niet de hoofdwateren van de Chickahamania River had gevonden en de Council oordeelde dat hij niet hard genoeg werkte om dit belangrijke doel te verwezenlijken. De reis daarna ging hij nog veel verder, door een grote hoeveelheid bomen te kappen. Maar toen zijn boot niet verder kon, liet hij hem achter in een brede baai, uit het zicht, en gaf opdracht dat niemand aan land mocht gaan tot hij terug was. Zelf ging hij met twee Engelsen en twee wilden hoger de rivier op in een kano. Nauwelijks was hij echter weg, of zijn mannen gingen de oevers op. Hun ondoordachtheid gaf de wilden de gelegenheid om twee van hen te verrassen en te doden, maar onbegrijpelijker wijze veroverden ze niet de boot om ook de anderen af te slachten.

Bij terugkeer trof Smith zijn twee mannen dood aan, vermoord, naar hij veronderstelde, terwijl ze bij de kano sliepen. Zelf werd hij omringd door 200 wilden, van wie hij er twee doodde. Hij verdedigde zichzelf met de hulp van de wilde die zijn gids was en die hij met zijn riem aan zijn eigen arm vastgebonden had en die hij gebruikte als schild. Niettemin werd hij in zijn dij geschoten en bleven vele pijlen hangen in zijn kleding. Maar de schade bleef beperkt en uiteindelijk namen ze hem gevangen. Toen dit nieuws Jamestown bereikte maakten allen zich zorgen om dit verlies want maar weinigen konden vermoeden wat volgde.

Die barbaren hielden hem zes of zeven weken gevangen en ze vierden dat met veel triomfen en bezweringen. Maar hij wist zich zo te gedragen dat hij hen niet alleen weerhield van het veroveren van het fort maar ook zijn eigen vrijheid verzekerde. Hij verkreeg voor zichzelf en zijn groep zoveel respect bij de wilden dat ze hem meer bewonderden dan hun eigen Quiyouckosucks.

[…]

Toen hij hen vroeg om hun aanvoerder, brachten ze hem naar Opechankanough, de koning van de Pamaunkee, aan wie hij een rond, ivoren kompas gaf. Ze waren enthousiast over het spel van de naald, die ze zo duidelijk konden zien maar toch niet konden aanraken vanwege het glas dat het kompas afdekte. Maar toen hij aan de hand van dat globe-achtige sieraad de ronding van de aarde aantoonde en de hemel, de beweging van de zon, de maan en de sterren en hoe de zon de nacht permanent achternazat over de wereld; de grootsheid van land en zee, de diversiteit van landen, variatie in huidskleuren, en hoe wij hun tegenvoeters waren, waren ze verbijsterd in hun bewondering. Niettemin bonden ze hem aan een boom en de meesten wilden hem direct doodschieten. Maar toen de koning het kompas in zijn hand nam, legden ze hun bogen en pijlen neer en voerden hem in een triomftocht naar Orapaks, waar hij op hun manier feestelijk werd ontvangen.

Uiteindelijk brachten ze hem naar Werowocomoco, waar Powhatan zich bevond, hun keizer. Hier stonden meer dan tweehonderd grimmige krijgers naar hem te staren, als was hij een monster, totdat Powhatan en zijn gevolg zich met al hun praal hadden geïnstalleerd. Hij zat voor een vuur op een zetel die leek op een bed, met een grote mantel om zijn schouders, gemaakt van de huiden van wasberen, met alle staarten er aan hangend. Aan beide zijden van hem zat een jonge vrouw van zestien of achttien jaar oud, en langs beide zijwanden van het huis zaten twee rijen mannen en achter hen evenzoveel vrouwen, sommigen met hun hoofden en schouders rood geverfd, anderen met hun hoofden uitgedost met witte veren van vogels, en allemaal met een grote ketting van witte kralen rond hun nek. Toen Smith voor de koning werd geleid, gaven alle mensen een luide kreet. De koningin van Appamatuck werd aangewezen om hem water te brengen om zijn handen te wassen en een ander bracht hem een bundel veren, in plaats van een handdoek, om zijn handen te drogen. Nadat ze hem eer hadden betoond op de beste barbaarse manier die ze kenden, hielden ze een lange vergadering. Aan het einde daarvan werden twee grote stenen voor Powhatan neergezet. Vervolgens tilden zovelen van hen als mogelijk was hem naar de stenen, legden zijn hoofd daarop en maakten zich klaar om zijn hersens in te slaan met knuppels. Toen geen pleidooi meer hielp, nam Pocahontas, de favoriete dochter van de koning, zijn hoofd in haar armen en legde haar eigen hoofd op dat van hem om hem van de dood te redden. De koning liet hem leven om voor hem messen te maken en voor haar bellen, kralen en koper. Want ze dachten dat hij dat minstens zo goed kon als zijzelf. De koning maakt namelijk zelf zijn eigen mantels, schoenen, bogen, pijlen, potten en dergelijke, hij plant, jaagt en doet alles net als de rest van de mannen.

Twee dagen later, nadat Powhatan zich had uitgedost op de meest beangstigende manier die hij kon bedenken, werd Captain Smith naar een groot huis in de bossen gebracht en daar op een mat bij het vuur alleen gelaten. Niet lang daarna hoorde hij vanachter een scherm dat het huis verdeelde het meest naargeestige geluid dat hij ooit had gehoord. Daarop kwam Powhatan, meer als een duivel dan een man, met tweehonderd van zijn mannen naar hem toe en verzekerde hem dat ze nu vrienden waren. Hij werd onmiddellijk naar Jamestown gestuurd om twee grote geweren te halen en een molensteen, in ruil waarvoor ze hem het land van Capahowosick zouden geven en voor altijd zouden eren als zijn zoon Nantaquoud.”

 

Het verhaal van John Smith en Pocahontas is onderdeel geworden van de mythologie van Amerika. Het waarheidsgehalte wordt betwijfeld, al was het maar omdat Smith het pas in 1616 opschreef, na twee eerdere boeken. Wel is zeker dat er intensieve banden waren tussen de lokale Indianen en de kolonisten in Jamestown. Pocahontas, die in 1608 hoogstens twaalf jaar oud was, speelde regelmatig in het dorp en hielp de kolonie als hongersnood dreigde. De uitbreiding van Jamestown leidde echter onvermijdelijk tot nieuwe conflicten. John Smith vertrok in 1609 naar Londen voor de genezing van wonden die hij opliep in een ongeluk met een geweer. Pocahontas trouwde in 1614 een andere kolonist, John Rolfe, die de tabak in Virginia had ontwikkeld. Om investeringen los te krijgen gingen Pocahontas en Rolfe in 1616 naar Londen, waar John Smith toen zijn verhaal opschreef in een brief aan koningin Ann, met de vraag om Pocahontas goed te behandelen. Pocahontas overleed in Londen in 1617.

Bron

The General Historie of Virginia, New England, and the Summer Isles door John Smith. Library of America, edited by James Horn (2007).