Dit artikel werd geschreven in april/mei 2021, en gepubliceerd in Socialisme en Democratie, het blad van de Wiardi Beckman Stichting.
Honderd dagen zijn een arbitraire termijn om het beleid van een Amerikaanse president te meten. Franklin Roosevelt deed geweldig veel in zijn eerste honderd dagen en nog veel meer daarna. Donald Trump richtte enorme schade in in de tweede helft van zijn termijn. Met die kanttekening, of wellicht waarschuwing, kunnen we zo ergens tussen de honderd en tweehonderd dagen na zijn aantreden vaststellen dat Joe Biden in elk geval de ambitie heeft om een transformatieve president te zijn, een president die Amerika op een ander spoor wil zetten.
Na decennia van kaalslag, zielloze polarisatie en een opeenvolging van niet geheel geslaagde presidenten (Obama), half mislukte presidenten (oude Bush en Clinton) en falende leiders (kleine Bush en Trump) is Amerika rijp voor verandering. Sterker, als er niets gebeurt, glijdt het land nog verder weg, verliest het nog meer samenhang, wordt het nog meer een speelbal van internationale ontwikkelingen in plaats van de vormgever ervan.
Joe Biden wordt vaak met Franklin Roosevelt vergeleken, maar mij schijnt toe dat hij eerder het motto deelt van Lyndon Johnson. Diens adviseurs waarschuwden dat zijn burgerrechtenwetgeving een grote groep Democratische kiezers zou wegjagen. Johnson antwoordde: ik ben toch niet voor niets president geworden? Hij kende het systeem, wist de knelpunten en wist wat hij idealiter wilde. En knalde erin. Als er ooit een argument was om leidende politici pas op late leeftijd tot het hoogste ambt te verheffen, dan is dit het. Biden laat zien dat ervaring relevant is, inclusief het bijstellen van opinies, en dat iemand die, misschien wat ruw gesteld, niets meer te verliezen heeft, kansen zal grijpen die anders blijven liggen.
Als Biden kansen krijgt en kansen kan grijpen dan is dat deels dankzij zijn voorganger, Donald Trump. De incompetentie, de leugens en de ronduit kwaadwillende aard van Trump, en de gevaarlijke chaos die hij achterliet, hebben het pad geplaveid, niet alleen voor Biden om te winnen, maar ook om een duidelijk ander beleid te voeren. Hij had het geluk dat Trump, in de contramine over zijn verlies, het mogelijk maakte dat de Democraten in Georgia beide senaatszetels veroverden, nadat voor Democraten elders in november de oogst behoorlijk was tegengevallen. Met een meerderheid in Senaat en Huis, in elk geval tot 2022, kon Biden groter dromen dan anders het geval was geweest.
Inmiddels zijn we de honderd dagen ruim voorbij maar de contouren van Bidens presidentschap tekenen zich duidelijk af. Je kunt het de comeback noemen van de activistische overheid na decennia van vijandigheid en afbraak, begonnen onder Ronald Reagan. Al decennia wachten we op iemand die in staat is te verwoorden waarom de overheid belangrijk is om een samenleving bij elkaar te houden, om dingen gedaan te krijgen die anders blijven liggen. De erfenis van Lyndon Johnsons Great Society (en laten we niet Nixons progressieve binnenlandse beleid vergeten) drukte zwaar. Het neoliberale verhaal van government overreach zette een halve eeuw anti-overheidsdenken in gang, vermomd als vrije markt denken. Progressieven vielen terug op de derde weg als een lamlendige manier om een andere toon te zetten, in de praktijk werden ze partner in het anti-overheidsdenken.
Het is niet dat Biden dat grote verhaal wel hield. Daar leende de campagne van 2020 zich niet voor. Trump wegkrijgen was de opdracht en de retoriek van Bernie Sanders stond daarbij eerder in de weg dan dat hij hielp. Even dreigde die inhoudsloze campagne een inhoudsloos presidentschap op te leveren – en eerlijk is eerlijk, dat is precies wat ik van Biden had verwacht. Biden mocht dan weinig visie ten toon gespreid te hebben, na 20 januari ging hij als een razende van start. Een plezierige verrassing, om het zacht uit te drukken.
Het eerste deel van Bidens beleid was gewoon stimuleringsbeleid, een voortzetting tot op zekere hoogte van wat Trump afgelopen najaar deed. Het American Rescue Plan van 1.900 miljard dollar voorzag in cheques voor elke Amerikaan beneden een bepaald inkomen, hulp aan staten en steden, en een soort kinderbijslag waarvan wordt verwacht dat die de kinderarmoede halveert, als hij tenminste blijvend gemaakt wordt, wat nog staat te bezien. De verzorgingsstaat brengt het niet. Het was simpel Keynesiaans stimuleringsbeleid om een op zijn gat liggende economie te versnellen. Biden kreeg het zonder veel moeite door het Congres, al stemden alle Republikeinen tegen.
De volgende stap is lastiger maar fundamenteler. Krijgt Biden 4.000 miljard dollar door het Congres voor wat hij Build Back Better heeft genoemd? Het betreft een hutspot aan programma’s, met als een van de grote lijnen milieu, het verminderen van de CO2 uitstoot in de VS. De bulk gaat naar infrastructuur, met de kanttekening dat Biden een creatieve invulling geeft aan dat woord. Allereerst ‘echte’ infrastructuur: wegen, bruggen, elektrificatie van auto’s. Reparatie van riolering, elektriciteitsvoorziening en overal fiberglas voor internet. Het is hard nodig, daarvan zijn zelfs Republikeinen overtuigd, en het levert miljoenen banen op.
Maar Biden gaat verder dan absoluut nodig zoals het permanent maken van die kinderbijslag, subsidies voor kinderdagverblijven, oudedags voorzieningen, uitbreiding van de ziektekostenverzekering en talloze andere plannen. Het zijn maatregelen die alle Amerikanen ten goede komen, betoogt Biden, en de brede steun die hij vindt in een land waarvan veel bewoners nog steeds onder invloed staan van Trump, bewijst dat. Het idee dat sociale voorzieningen, onderwijs en andere overheidsactiviteiten behoren tot de infrastructuur van een beschaafd land is iets waarmee ook sociaal democraten iets zouden moeten kunnen.
Het gaat om heel wat miljarden en uiteraard roepen de tegenstanders dat Amerika zich dat niet kan permitteren. Dat is lariekoek. Het Amerikaanse belastingstelsel is buitengewoon vriendelijk voor rijken en voor ondernemingen, met dank aan decennia belastingverlagingen door de Republikeinen. Bidens succes, of niet, draait om de vraag of hij Amerika weer een min of meer normaal land kan maken. Of hij de rijken een rechtvaardig deel van hun inkomen en vermogenswinst kan laten afdragen als bijdrage aan de infrastructuur die hun rijkdom mogelijk maakt. Of hij ondernemingen die wereldwijd de meest voordelige regimes gebruiken kan inbinden – hopelijk in samenwerking met andere landen, waaronder een aantal Europese belastinghavens. Onderschat, zij het niet door Biden, is de manier waarop de Republikeinen de IRS, de Amerikaanse belastingdienst heeft uitgekleed. Rijke sjacheraars, Donald Trump voorop, weten dat de belastingdienst niet eens de middelen en de mensen heeft om behoorlijke belastingdiscipline te garanderen. Ook daarin wordt geïnvesteerd.
Het achterliggende onderwerp is de toegenomen ongelijkheid in de Amerikaanse samenleving. Het zal wel onmogelijk blijken de absurde honoraria van de leiders van grote ondernemingen, tientallen miljoenen per jaar, te beperken. Dat is feitelijk ook meer een zaak voor aandeelhouders die deze grootverdieners ermee weg laten komen. Maar hogere inkomstenbelastingen voor inkomens boven de 400.000 dollar – voorwaar geen klein inkomen – kunnen een deel van de ongelijkheid wegnemen. Dat geldt ook voor hogere belastingen op capital gains, de winst gemaakt op aandelen. Constructies die enkel bedoeld zijn om belasting te ontduiken worden teruggebracht. Over een herstel van successierechten zodat vermogens niet zomaar kunnen worden doorgegeven hebben we Biden nog niet gehoord. De progressieve krachten in het Congres, senatoren als Bernie Sanders en Elizabeth Warren, houden de druk erop. Het is onwaarschijnlijk dat Biden dit hele programma door het Congres krijgt, maar hij weet als ervaren politicus de waarheid van het motto van bijvoorbeeld Ronald Reagan: als je een half brood wil, moet je om een heel brood vragen. Gegeven de bereidheid tot obstructie van de Republikeinen is het niet onmogelijk dat hij enkel kruimels krijgt.
Je kunt de lessen die Biden biedt ook overinterpreteren. De hernieuwde aandacht voor de rol van de overheid beperkt zich niet tot Amerika. Die zien we ook elders. Maar er is geen garantie dat het niet populisten en anti-democraten zijn die ermee aan de haal gaan. Er is reden voor diep pessimisme over de vraag of de democratische instituties de de gebeurtenissen van 6 januari en de slaafse onderwerping van de Republikeinen aan Trump zullen overleven.
De dadendrang van Biden heeft veel te maken met de aard van het Amerikaanse politieke systeem. Ben je aan de macht dan moet je de kans grijpen. Door het specifieke en op zich staande mandaat van een president, is er relatief weinig aandacht voor processen van coalitievorming en het platslaan van tegenstellingen. Het loont om assertief, agressief en doortastend te zijn.
In een tweepartijensysteem als het Amerikaanse loont het om te polariseren. Of, anders gezegd, de polarisatie die bestaat serieus te nemen en uit te buiten. Het is ook de vraag, of misschien moet ik zeggen, de uitdaging, voor Biden om te laten zien dat confrontatie werkt. Republikeinen zijn daar vreselijk goed in, maar het is gemakkelijker af te breken dan op te bouwen. Als Biden de Amerikaanse burgers niet kan overtuigen, of als de inflatie inderdaad snel oploopt en de economie achterblijft, dan verliezen de Democraten hun meerderheden in Huis en Senaat in 2022, en is het afgelopen met Biden en met de VS.
Biden heeft Amerika teruggebracht in het klimaatdebat. Amerika doet weer mee met de Akkoorden van Parijs. Beter nog, doordat hij scherpe doelstellingen zet (niet voldoende overigens), dwingt hij andere landen mee te gaan. Het is een verademing na Trumps obstructie en het past in Bidens activisme. Het dient ook nog een buitenlands politiek doel omdat dit beleid China de kans ontneemt de klimaatvriendelijke vervuiler uit te hangen, wat het land kon doen toen Amerika van het toneel verdween.
Voor Nederland, voor Europa in het algemeen, is niet zozeer relevant wat Joe Biden wil doen in de Amerikaanse context, als wel de vaststelling dat ook Biden de grote Amerikaanse problemen niet gaat oplossen. Dat wil zeggen dat Amerika een instabiel land blijft, met zoveel interne verdeeldheid en binnenlandse problemen, en zelfs de mogelijkheid van een fundamentele erosie van het democratisch proces, dat de buitenlandse politiek daaronder zal lijden. Een grootmacht kan niet leiden als het binnenlands een zootje is.
Onveranderd is ook dat Amerika oogt als een imperium over the top, een grootmacht die zijn beste tijd heeft gehad. Zoek de redenen daarvoor deels bij die binnenlandse problemen, deels bij de nieuwe configuratie van de wereld na het einde van de Koude Oorlog. Zonder een tegenstander van het kaliber Sovjet Unie had de Verenigde Staten moeite zichzelf een rol toe te bedelen. De kreet ‘the unipolar moment’, in 1990 gelanceerd door de neoconservatieve publicist Charles Krauthammer, gaf een vals gevoel van almacht. Osama Bin Laden maakte daarmee korte metten op 9/11. Wie het rapport van de 9/11-commissie leest, weet dat Amerika de scherpte had verloren om dit te zien aankomen. De reactie van George W. Bush, de eindeloze oorlogen, bevestigden de krukkige analyse en een verrassende incompetentie.
De economische crisis van 2008 openbaarde aan de wereld – niet in het minst aan China – dat kapitalisme zo zijn problemen heeft. De reactie op die crisis bewees dat Amerika niet met die problemen om kon gaan. President Obama liep vast in goede bedoelingen en Republikeinse obstructie. Het herstel was langzamer dan gehoopt, veel Amerikanen raakten hun huis kwijt en zagen hun inkomens uitgehold. Het gaf Donald Trump de kans te winnen van de hopeloze Hillary Clinton. Trumps presidentschap vormde de culminatie van alle problemen sinds de val van de muur, verergerde de meeste ervan, zonder ook maar een begin van een oplossing te geven.
Europa haalde opgelucht adem nu Trump verbannen is naar zijn stulpje in Florida. Biden liet snel weten dat oude bondgenoten nog steeds bondgenoten zijn en dat Europa op Amerika kan rekenen. Dat is misleidend om minstens drie redenen. De eerste is dat de erfenis van Trump lang door zal werken. Verloren vertrouwen is niet zomaar teruggewonnen en het zo onverstandig zijn van Europa om de ervaring met Trump zomaar opzij te zetten. Zoals Angela Merkel betoogde zal Europa moeten nadenken over hoe het op eigen kracht kan vertrouwen. Een zelfs in de context van de Amerikaanse geschiedenis ongewone situatie is ten einde gekomen: de rol als wereldleider met een open mind voor de wereld de afgelopen 75 jaar was buitengewoon. Die tijden komen niet meer terug.
De tweede reden is dat de buitenlandse politiek van een wereldmacht als Amerika valt of staat met de mate waarin er binnenlands rust heerst. Anders gezegd: gegeven de huidige desintegratie van de Verenigde Staten is het onwaarschijnlijk dat de VS onbaatzuchtig op zal treden als leider van de wereld. Zelfs gezond Amerikaans eigenbelang garandeert nog niet dat het land zich vol in zal zetten. Isolationisme is een beladen term en niet helemaal toepasselijk op de huidige situatie maar America First, zelfs in de botte Trump-stijl, is populairder dan we in Europa soms denken.
Een derde reden is dat de belangen in de wereld zijn verschoven. De Verenigde Staten heeft zich, naar het zich laat aanzien, definitief afgekeerd van de diepe bemoeienis met het Midden Oosten waar we aan gewend zijn geraakt. Minder olieafhankelijkheid maar ook de last van de ‘eindeloze oorlogen’ maken Amerika minder bereid en minder geïnteresseerd in de regio. Rusland is in het gat gesprongen, maar ook Turkije doet zich gelden.
Wat we wel eens vergeten is dat de VS altijd meer op de Pacific was gericht dan op de Atlantische Oceaan. President Roosevelt had de grootste moeite om zowel burgers als militairen ervan te overtuigen dat niet de Pacific maar Europa het eerste aangrijpingspunt moest worden. Het valt te betogen dat dankzij de Koude Oorlog de aandacht bij Europa bleef, maar dat daar nu, vanuit Amerikaans perspectief, minder reden voor is. President Trump voerde een zwalkend beleid maar in zijn laatste twee jaar was China als strategische tegenstander dominant aanwezig. Voor de regering-Biden zal het niet anders zijn. Sterker, de kans op een confrontatie over Taiwan lijkt toe te nemen. Het is zoals Luuk van Middelaar in de NRC betoogde: we zullen moeten bedenken waar we staan als de VS Europa vraagt te helpen rondom Taiwan.1 Maar de keuze tussen Beijing of Washington lijkt me misleidend. De keuze is: Washington of niet. Het is een keuze waar we op voorbereid moeten zijn.
In een editorial van de Financial Times na de verkiezingsnederlaag van Labour in tussentijdse verkiezingen stelde de krant dat de sociaal democratie inspiratie zouden kunnen vinden aan de andere kant van de oceaan. Dat lijkt me te veel eer voor Biden en te gemakkelijk voor sociaal democraten. Ik kan me niet aan het gevoel onttrekken dat we te vaak naar voorbeelden hebben gekeken die valse hoop gaven en ons van de plicht ontsloegen onze echte problemen dieper te onderzoeken.
Wat we van Biden kunnen leren is dat een oude man, drie jaar ouder dan de PvdA, zichzelf kan heruitvinden. Dat je je ervaringen moet meenemen, open moet staan voor nieuwe ideeën en vooral, als het moment zich aandient, je je kans moet grijpen. Vergeet de rest. Die is veel te Amerikaans.