Al schrijvend over de presidenten Carter en Reagan voor mijn nieuwe Geschiedenis van de VS (september 2017) werd ik eraan herinnerd (hoe kon ik het negeren?) dat de verkiezingen van 2016 misschien beslissend door Rusland werden beïnvloed, die van 1980 werden zeker door Iran beslist.
Iran had in 1979 Amerikaanse diplomaten in gijzeling genomen als reactie op de toelating van de Sjah tot de VS voor een medische behandeling. Hoewel Jimmy Carter als president met bewonderenswaardige terughoudendheid had gereageerd op de val van de Sjah, kreeg hij daarvoor in Teheran weinig krediet. De gijzeling zou duren tot een half uur na de inauguratie van Ronald Reagan op 20 januari 1981. Op dat moment werden de 52 gijzelaars die 444 dagen vastgezeten hadden, vrijgelaten.
De hele campagne van 1980 had in het teken gestaan van deze vernedering van Amerika, dat zichzelf toch al ziek, zwak en misselijk voelde na het debacle in Vietnam. Carter kon niet voluit campagne voeren en beperkte zich aanvankelijk tot een Rose Garden Strategy: campagne vanuit het Witte Huis. Toen hij onder vuur kwam van Ted Kennedy voor de nominatie was dat niet houdbaar. Maar het onderwerp ging natuurlijk niet weg.
Er werd gedurig onderhandeld maar Carter liet zich in het voorjaar van 1980 overhalen een reddingsactie te organiseren. Die mislukte en maakte ook duidelijk dat binnen zijn regering een splijting was ontstaan tussen haviken (Brzezinski) en duiven (Cyrus Vance). Het deed Carter allemaal geen goed, zeker niet toen in die periode ook de late night talk show van Ted Koppel opkwam, die iedere dag op het onderwerp inging. Ook CBS News deed mee: aan het einde van iedere nieuwsuitzending meldde Dan Rather dat het dag zo en zoveel was van de gijzeling. De Reagan campagne was steeds bang voor een Oktober verrassing: vrijlating vlak voor de verkiezingen. Of ze dat ook probeerden te beïnvloeden, is onduidelijk gebleven.
De Iraniërs speelden het voor wat het waard was. Ze maakten Carter kapot en haalden zo Reagan het Witte Huis in. Of ze daar nou veel baat bij hadden, is vers twee.
Ook in 1968 was er een buitenland dat besliste. De Nixon campagne deed veel moeite om de Zuid Vietnamezen over te halen bij de onderhandelingen in Parijs niets toe te geven, zodat die zouden mislukken. Nixon liet weten dat hij als president meer te bieden zou hebben aan Saigon – een leugen die ze geloofden. Via privé contacten blokkeerden ze vooruitgang in Parijs, die de regering Johnson en zo de kandidaat van de Democraten, Hubert Humphrey, geholpen zou helpen.