Een deel van die uitleg moet zijn dat we Nederland eigenlijk best goed in elkaar zit. Onze verzorgingsstaat droeg er mede aan bij dat we in een heel korte tijd heel veel kinderen van ouders met een klassieke arbeidersachtergrond de kans hebben gegeven om zich te ontwikkelen. Ze hebben die kans gegrepen. Was het in de jaren vijftig van de vorige eeuw nog ongebruikelijk dat arbeiderskinderen opdoken op de universiteit, nu is dat heel gewoon. En een groeiend deel van hen is allochtoon. We zagen in het hoofdstuk over onderwijs hoe vooral meiden gebruik maakten van onze voorzieningen. We hebben in één, anderhalve generatie van een groep die laag opgeleid was en homogeen in zijn kansloosheid een bevolkingsgroep gemaakt die divers is en sociaal mobiel. Kinderen van Turkse en Marokkaanse immigranten kunnen zowel arbeider zijn als promoveren – er zijn weinig analfabeten over. Dat is een formidabele prestatie. Van die kinderen maar ook van Nederland. We zijn er lang niet trots genoeg op.
Deze variatie, mede te danken aan onderwijs, gaat leiden tot nog meer verandering en tegelijk tot meer van hetzelfde. Want naarmate Turkse en Marokkaanse Nederlanders hoger opgeleid zijn, zullen ze meer gaan lijken op hun autochtone leeftijdgenoten. Hoog opgeleide allochtone vrouwen blijven niet thuis zitten, net zo min als hoog opgeleide autochtone vrouwen. Hoog opgeleid betekent ook dat geloof een minder prominente rol gaat spelen, dat traditionele opvattingen over normen en waarden veranderen, dat mensen gaan wonen in wijken met huizen die horen bij hun hogere inkomen, soms ver weg van hun ouders. Ze doen meer vrijwilligerswerk en zijn meer lid van organisaties en clubs. Kortom, ze worden meer zoals u en ik. En u en ik zijn ondertussen ook veranderd. We zijn misschien wat minder modern geworden, onderkennen dat religie niet zover uit ons dagelijks leven was verdwenen als we wilden geloven. We waarderen de culturele diversiteit die onze Nederlandse dorpssfeer heeft doorbroken. Kortom, het was een two way street.
Dat is het proces dat de klassieke sociologen assimilatie noemden, een proces waarin een kleinere groep deel werd van een grotere groep terwijl beide groepen in dat proces groepen veranderden tot een andere, nieuwe groep. Assimilatie is een vies woord geworden in de politiek gechargeerde debatten van de jaren tachtig en negentig, zoals ook een niet bestaand multiculturalisme een veel gebruikt scheldwoord werd. Er werd heel wat heen en weer geroepen, verwijten vlogen over tafel met in toenemende mate onaangename toon. Wij hebben besloten om dat proces integratie te noemen. Veel maakt het niet uit en dat proces ging gewoon door.