Het gaat zo goed met de integratie dat we haast vergeten om dat vast te stellen. Het Nederlands elftal onder de 21 wordt Europees kampioen met een prachtig multiculti team onder leiding van een chauvinistische Fries. Ze zwaaien met Surinaamse vlaggen, dat zal Wilders wel op de kast jagen, maar wat doet het er toe? Nederland heeft wel gewonnen – zowel letterlijk als figuurlijk. Zoals NRC onlangs rapporteerde, de middenklasse etnische Nederlanders verhuizen geleidelijk aan naar de suburbs en vinexwijken, net als hun niet-etnische buren. Geen van allen kunnen ze een behoorlijk huis in de grote steden betalen. Voorspelbaar genoeg blijken burgers zich ongeveer gelijk te gedragen onder gelijke omstandigheden.
Gematigde moslims stellen zich teweer tegen de radicale idioten die hen een slechte naam en veel persoonlijke overlast bezorgen. De Westermoskee is zo belangrijk voor de conservatieve Duitse Milli Gurus omdat ze bang zijn de grip op de – te goed geïntegreerde – jongeren te verliezen. En, laten we ook daar de lol van inzien: zelfs de hondenpoep in Amsterdam is afgenomen dankzij de etnische bewoners die het niet fris vinden om dieren in huis te houden. Minder honden en meer allochtonen kopte het Parool – het verband omdraaiend.
Allemaal tekenen dat er onstuitbare processen op gang zijn. Sociale ontwikkelingen hebben hun eigen dynamiek, meestal niet zo snel maar als ze eenmaal bezig zijn, zijn ze onafwendbaar. Het multiculturele drama dat Paul Scheffer een paar jaar geleden vaststelde krijgt daarom een happy end.
Dat zou geen verrassing moeten zijn. In alle grote immigratiesamenlevingen hebben zich gelijksoortige ontwikkelingen voorgedaan. De integratie van tweede en derde generatie etnische Nederlanders verloopt geheel volgens het patroon dat je kunt verwachten als je kijkt naar andere immigratielanden – de Verenigde Staten voorop. Die geschiedenis leert ook dat het niet zonder horten en stoten gaat, maar met erkenning van alle verschillen tussen Nederland en de VS kun je vaststellen dat de overeenkomsten talrijker zijn.
Het zou natuurlijk ook wel heel raar zijn als wij niets konden leren van de tweehonderd jaar ervaring die Amerika heeft met nieuwkomers. De belangrijkste les is deze: doe niet te veel en accepteer dat het tijd kost. Wat immigratielanden vooral tonen, is dat je mensen hun eigen weg moet laten vinden. Help ze niet teveel, dwing ze niet teveel – een zelf gevonden balans is altijd beter en stabieler dan een opgelegde. Laat tweede en derde generatie etnische Nederlanders doen wat tientallen miljoenen Amerikanen (en Canadezen en Australiërs) voor hen deden: hun eigen oplossing vinden voor de cultuurspagaat waarin ze terecht komen. Wie de studies uit de jaren dertig leest van met name Italiaanse Amerikanen – die in veel opzichten lijken op onze Marokkanen – krijgt het gevoel dat hij leest over Bos en Lommer en de Baarsjes. Wie de Marokkaanse voorzitter van het stadsdeel Slotervaart Ahmed Marcouch beluistert, hoort hetzelfde wat de sociologen tachtig jaar geleden in New Haven, Boston en Chicago hoorden. Ouders die hun nieuwe land afkammen tegenover de kinderen, die eisen dat er thuis volgens de oude culturele regels wordt geleefd en die moeilijk kunnen accepteren dat hun kinderen een nieuwe cultuur opdoen die daarvan afwijkt. Die de school als vijand zien. Machogedrag van jongens en onafhankelijkheid zoekende meiden. Ieder gezinsdrama is uniek maar de ingrediënten zijn van alle tijden. Kijk nog maar eens naar de West Side Story, de geromantiseerde versie van een eeuwenoud proces.
Maakt ‘de islam' dat allemaal anders? Ik geloof er niets van. Ook moslims passen zich aan. Onmogelijk? Dat dachten vijftig, zestig jaar geleden ook de mensen die de Nederlandse verzuiling voor de eeuwigheid achtten. Hoe snel gaat dat niet. Toen ik opgroeide was alles in mijn omgeving katholiek, de rest was de vijand. Mijn kinderen snappen niet waar ik het over heb. Zo snel kan dat gaan.
Natuurlijk is de Amerikaanse samenleving veel dynamischer dan de onze. De natuurlijke impuls om een eigen bedrijf te beginnen is er groter – maar laten we dat ook niet overdrijven. Wij hebben enorme voordelen. Dankzij onze Nederlandse platte samenleving krijgen tienduizenden kinderen met ouders die niet meer dan lagere school hadden, een hogere of zelfs universitaire opleiding. De klassensprong – want dat is het – die vroeger generaties kostte, vindt nu razendsnel plaats. Mijn beste vriend op de lagere school, de zoon van een dakdekker, kon niet hopen dat hij ooit een universiteit zou bezoeken. Nu is dat voor kinderen van laagopgeleide etnische Nederlanders helemaal niet uniek. Natuurlijk zijn de cultuurclashes dan nog groter. En vanzelfsprekend zijn er mensen die die snelheid niet kunnen bijbenen en zich afkeren in ressentiment.
Laten we vooral niet zo pessimistisch en zwartgallig zijn. Er gaat veel meer goed dan fout. Vrouwen pakken de kansen die ze krijgen. Arbeiderskinderen stoten door. Etnische Nederlanders schrijven prachtige literatuur – in het Nederlands. In de politiek zijn onze minderheden goed vertegenwoordigd, waarbij het geen toeval is dat daar zoveel vrouwen bij zitten. Kortom, met het overgrote deel van de tweede en derde generatie gaat het helemaal niet slecht. Misschien moeten we ons wat Amerikaanse optimisme aanmeten en een glas dat voor tweederde vol is niet als akelig leeg beschouwen.
We moeten ook accepteren dat Nederland uit vele culturele componenten bestaat, allemaal onder de vlag van Nederlands burgerschap. Nederland is altijd al een ratjetoe geweest, we hebben het niet voor niets zo moeilijk om vast te stellen wat dat Nederlander zijn nou precies is – al weten we dat gevoelsmatig heel goed. In onze verzuilde samenleving was dat altijd al zo. We zijn al een eeuwigheid streepjes Nederlanders: katholieke Nederlanders, protestantse Nederlanders, niks Nederlanders, ouwe socialisten, nieuwe socialisten, liberalen. Noem het maar op. Daar kunnen best Turkse, Marokkaanse en Surinaamse Nederlanders bij. Uiteindelijk zijn we allemaal Nederlandse burgers, ook al zwaaien sommigen van ons met Friese of Surinaamse vlaggen. Laten we daar relaxt over doen en niet elkaar voortdurend de maat nemen. We zijn al eeuwen multicultureel – een woord dat ten onrechte in de ban is gedaan. Daar moeten we trots op zijn in plaats van het als een vloek te beschouwen.
Nederland is een immigratieland geworden of, zou wilt, een land van immigranten. Net als Amerika. Daar hikken we tegenaan maar gelukkig vindt dat allemaal zijn eigen plek. Kijk naar de tientallen verschillende groepen in Amerika, hoe ze bij elkaar zitten en geleidelijk uit elkaar vallen, hoe ze Chinees, Italiaan en Ier kunnen zijn en ook Amerikaan. Kijk en je ziet waar Nederland heen gaat. Tenzij we onszelf in de weg gaan zitten door natuurlijke processen proberen te sturen, te onderbreken of te ondermijnen van een misplaatst maakbaarheidsdenken. Integratie gaat vanzelf. Geduld, wijsheid en vooral niet te veel beleid zijn de beste manieren om er mee om te gaan.