Dit essay is onvoldragen in de zin dat ik het niet voor publicatie in een tijdschrift heb afgerond. Tijdschriften die dit mogelijk maken zijn met een lampje te zoeken. Daarom blijft het bij observaties, met verwijzingen naar de boeken van De la Boetie, David Riley en Ian Kershaw. Een poging te doorgronden waarom een type als Trump greep kreeg en greep houdt.
Ik wil vandaag voortborduren op de stelling van Janan Ganesh in de Financial Times dat als de senatoren gezamenlijk optreden, of althans een voldoende aantal van hen, de mogelijk negatieve gevolgen van een boycot door de Trumpies minder ernstig zullen zijn. Ik denk dat hij gelijk heeft. Op het moment dat voldoende mensen een tiran, in elk geval iemand die jou of jouw groep in de greep geeft, laten vallen dan is zijn macht weg. Verdampt. Veroordeel de man, maak het hem onmogelijk om in 2024 kandidaat te zijn en hij wordt irrelevant. Het klinkt eenvoudig maar Republikeinen lijken er niet toe in staat. Dat roept de vraag op: hoe breek je de onbegrijpelijke greep van een evil man?
Daaraan vooraf gaat een andere vraag die me blijft bezighouden: niet zozeer hoe je de greep breekt maar wat hoe de greep tot stand kwam en hoe hij zo stevig blijft. Hoe kan deze man zoveel Amerikanen in zijn ban houden? Ik realiseer me dat van de 74 miljoen kiezers er een flink aantal was dat geen Democraat wilde en daarom op Trump stemde. Misschien was er zelfs een flink aantal dat hem een succesnummer vond. Ik weet niet hoeveel van hen Trump ook in ballingschap zouden blijven steunen. Hun stem was tijdgebonden.
Na twee maanden van de grote leugen en na 6 januari zijn er nog maar twee groepen Trump-verdedigers over, lijkt me. Eerst de ware gelovigen die zichzelf hebben wijsgemaakt dat ze bestolen zijn en, misschien als een subgroep maar wel belangrijk onderdeel, de racisten en white supremacy lui en evangelische verdwaasden die meeliften op deze golf. Tweedens, de jakhalzen die te laf zijn om een crimineel tot de orde te roepen, de politici of mensen die dat willen worden en bang zijn dat wie zijn nek uitsteekt tegen Trump wordt afgemaakt. Nee, ik denk niet dat Trump in een re run van 3 november nog steeds 74 miljoen stemmen zou halen, maar beide groepen samen zijn groot genoeg om ongerust te blijven over Amerikaanse democratie.
Het begrip charismatisch, een van de drie machtsvormen die de socioloog Max Weber onderscheidde, verklaart misschien wat. Trump appelleerde aan mensen op een onzichtbaar niveau, zoals Pim Fortuyn dat deed bij ons. Ik neig te zeggen, daarbij maakt het niet uit wat hij zei of deed, maar dat is natuurlijk niet waar. Wat Trump zei was de essentie van zijn aantrekkingskracht. Racisme en xenofobie waren cruciaal. Bij het begrip charismatisch hoort, volgens Weber, ook het idee van een ‘geroepene’, iemand die van hoger order is gekozen om zijn volgelingen naar het paradijs te leiden. Het was een stukje van de New Yorker reportage dat de aanklagers gisteren niet lieten zien: het gebed van de zes terroristen op de stoel van Mike Pence. Evangelisch nationalisme dat schreeuwt om een geroepene, kleine geesten die alleen maar kunnen geloven omdat rationeel denken niet tot hun repertoire behoort. Ik hoorde die geluiden rondom Trump maar zijn charisma schurkte eerder tegen Hitler en Mussolini aan dan dat het iets over leiderschap vertelde.
#
Laat ik even die gelovigen opzij zetten. Neem de rest. Hoe kan het dat verstandige mensen zich plooien naar de nukken van iemand die ze niet respecteren? Ik heb het nu niet over kiezers maar over mensen met iets van een reputatie die hun lot aan deze man verbonden. Voor sommigen was het excuus dat ze niet de persoon maar het ambt van die persoon dienden, het presidentschap. Denk aan de chef staf John Kelly (een oud-generaal) en de veiligheidsadviseur generaal McMaster. Ook oud-minister van Defensie John Mattis valt in die categorie. Het is geen toeval dat allen een militaire achtergrond hadden, gepokt en gemazeld in het dienen van de wettelijk gekozen machten. Het is deze groep mensen die zonder uitzondering op een punt aankwamen waar ze dat excuus niet meer voor zichzelf konden verantwoorden en ontslag namen. Een les van deze vier jaar: als het ambt wordt vervuld door een hork, door iemand die het ambt vijandig is, dan verliest ook het ambt aan aanzien, of het nu gaat om presidenten of ambassadeurs. Sommige meelopers, zoals minister van Justitie William Barr, vernietigden hun eigen reputatie zonder dat echt duidelijk werd wat hen motiveerde. Sommigen, zoals Jeff Sessions, werden gewoon vermalen door de man die ze groot gemaakt hadden.
Voor anderen was het eigenbelang, hetzij materieel hetzij ideologisch, om mee te bewegen waar zij liever niet bewogen. John Bolton, Trumps derde veiligheidsadviseur was uit op een militaire confrontatie met Iran. Pas toen hem dat niet lukte vertrok hij met luide trom en ruilde zijn pokerchips in voor een enorm voorschot voor een alles onthullend boek. En passant bewees hij hoe weinig hij gaf om het systeem, anders zou hij getuigd hebben in de impeachmentprocedure van Trump.
Een tiran die geen andersdenkenden om zich heen tolereert, vermindert automatisch de intellectuele capaciteit van die omgeving. Alleen pluimstrijkers en opportunisten blijven over. Plus de enkele ideoloog die door samenvallende belangen erin slaagt om van zijn prioriteiten die van de tiran te maken. De white supremacy aanhanger Stephen Miller deed dat.
#
Maar de vraag blijft, wat verklaart de greep van deze man, zelfs nu hij in ballingschap is in Florida? Ik vond stof voor overpeinzing op een plek die ik niet verwacht had. Niet zo lang geleden las ik Discourse de la servitude volontaire, een lang essay door Etienne de La Boétie (1530-1563), de beste vriend van De Montaigne, de befaamde essayist. Via de biografie van De Montaigne werd ik op hem geattendeerd en realiseerde me dat De La Boétie een verfrissende en ook bijna 500 jaar later nog interessante kijk heeft op het fenomeen ‘tiran’ en de vraag waarom en in hoeverre mensen zich laten onderdrukken.
Boétie’s fundamentele inzicht was dat ieder tirannie noodzakelijkerwijs gegrond moet zijn op acceptatie van de bevolking. Kort: de meeste mensen gaan akkoord met hun eigen onderwerping, wat daarvan ook de reden mag zijn. Hij schreef het in een tijdperk dat democratie als systeem om mensen macht te geven niet bestond, maar de vaststelling is er niet minder pertinent om. De centrale vraag is dan: hoe kan het dat mensen hun eigen onderwerping accepteren? Volgens Rothbard, die het voorwoord schreef bij een recente uitgave van Boétie’s boek, is dit het centrale probleem van de politieke filosofie: het mysterie van burgerlijke gehoorzaamheid. Niet de onderwerping maar de vraag wanneer mensen in opstand komen staat dan centraal. Zeg maar de rechtvaardiging die de Founding Fathers van Amerika voor zichzelf zochten om in opstand te komen tegen het wettelijk gezag.
Burgerlijke ongehoorzaamheid, want de tiran is ook maar een persoon, en hij kan nauwelijks de onderdanigheid van een andere persoon opleggen als de meeste van zijn onderdanen niet uit eigen beweging hun onderdanigheid aanboden. Ik denk aan Republikeinse senatoren maar het gaat veel breder.
David Hume beschreef hetzelfde principe twee eeuwen later – zonder Boétie te hebben gelezen. ‘Niets oogt verrassender voor hen die de menselijke zaken met een filosofisch oog aanschouwen dan het gemak waarmee de velen worden geregeerd door de weinigen; en de impliciete onderwerping waarmee burgers hun eigen gevoelens en passies ondergeschikt maken aan die van hun regeerders.’
Volgens Boétie hoeven tirannen niet met geweld te worden afgezet, het is voldoende om hen de fondsen en gelden te ontzeggen uit de publieke kas. Hoe meer je toegeeft aan een tiran, zegt Boétie, hoe sterker en machtiger die wordt. Maar als de tirannen ‘simpelweg niet gehoorzaamd worden’ dan ‘ontrafelen ze’. De keizer heeft geen kleren als iemand dat roept.
#
Ik ga wat dieper op Boétie in, zonder de pretentie hem volledig weer te geven, maar meer om de gedachten te stimuleren.
In de definitie die Boétie geeft van een tiran is het niet nodig dat die tiran illegale middelen gebruikt om de macht te verwerven. Er zijn drie soorten tirannen, zegt hij, sommige krijgen hun positie van de mensen door verkiezingen, anderen gebruiken wapengeweld en weer anderen erven de macht. De gekozen tiran probeert op allerlei manieren zijn macht om te zetten in erfelijk despotisme. Addergebroed dat door de tiran naar voren wordt geschoven, denk Ivanka en de zonen.
In Boétie’s eigen woorden: hij probeert ‘te begrijpen hoe het komt dat zoveel mensen, zoveel dorpen, zoveel steden, zoveel landen, soms lijden onder een enkele tiran die geen andere macht heeft dan de macht die ze hem geven’. Als zoveel mensen de capriolen van een enkele man accepteren moeten we dan niet zeggen dat het ze blijkbaar onverschillig is, meer dan dat ze laf zijn?
Is onverschilligheid een grotere zonde van onze Republikeinen dan lafheid? Boétie: ‘Welke vreselijke eigenschap is het dan die zelfs niet lafheid genoemd kan worden, een eigenschap waarvoor geen term gevonden kan worden die erg genoeg is, waar de natuur zelf zich van afkeert en die onze tongen weigert te benoemen?’
‘Het is daarom de bevolking zelf die toestaat, of, liever, veroorzaakt, dat ze onderworpen wordt, want simpelweg door op te houden zich te onderwerpen zouden een ze een einde maken aan hun onderdanigheid. Een volk maakt zichzelf tot slaaf, snijdt zijn eigen keel door, als ze als het in de keuze tussen vazallen zijn en vrije mensen, ze hun vrijheiden verkwanselen en het juk op zich nemen, instemmen met hun eigen ellende, of liever, die ogenschijnlijk verwelkomen.’
Boétie: ‘het was altijd zo dat tirannen om hun macht te versterken hard werkten om hun vazallen niet enkel te trainen in gehoorzaamheid en dienstbaarheid aan hem, maar ook in adoratie’. De gezalfde, de gekozene, de goddelijke kale, zoals Theo van Gogh Fortuyn noemde. Boétie: ‘Als ik die mensen gadesla die pijnlijk de tiran dienen om enig gewin te halen uit zijn tirannie en uit de onderwerping van de bevolking, raak ik vaak overweldigd met verbazing over hun slechtheid en soms door medelijden met hun stupiditeit.’ Ja, dat gevoel heb ik ook als ik Republikeinse ‘leiders’ zie volgen.
Boétie: ‘Een feit is dat een tiran nooit echt wordt liefgehad, en zelf niet liefheeft.’ En: ‘De mensen geven de tiran nooit de schuld van hun lijden, maar ze leggen de verantwoordelijkheid bij hen die hem beïnvloeden: mensen, naties, allemaal concurreren ze met elkaar …’ Ja, het is altijd de schuld van anderen. Trumps beslissende kwaliteit is dat hij van burgers die traditioneel de fout bij zichzelf zochten als de zaken niet goed gingen, burgers maakte die de schuld overal behalve bij zichzelf zochten. Een slachtoffercultuur, de Amerikaanse mentaliteit op zijn kop gezet.
#
Ik verontschuldig me voor de onvoldragenheid van deze observaties over Boétie, ik kom er nog op terug. Een ander boek dat me dat de afgelopen maanden bezighield was The Civic Foundations of Fascism in Europe door Dylan Riley. Geweldig boek, dat verbanden legt waar je ook nu nog wat aan hebt. Ook hier kan ik alleen kort er doorheen gaan, hopend dat u zelf het boek ter hand neemt.
Een van de observaties die Riley maakte over Italië was dat als serieuze hervormingen faalden of gewoon nooit van de grond kwamen, de schuld daarvoor werd toebedeeld aan het politieke systeem. Voor fascisme was de politiek het probleem, wat automatische leidde tot oplossingen, of voorgestelde oplossingen, die de politiek omzeilden.
Fascisme ontstond waar civic society zich ontwikkelde maar niet kon worden ingebed in een machtsstructuur omdat er geen elite was die georganiseerd was (Gramsci). Dat leidde tot een klaagcultuur die volhield dat er geen interesse was in de ‘echte’ problemen van het land en dat er een parasitaire ‘politieke klasse’ was ontstaan. Niet alleen Trump gebruikt dit maar het zijn ook de argumenten waarmee andere populisten, inclusief de racistische krabbelaar Thierry Baudet, hun verhaal vertellen. Het partijkartel komt uit een bekende oude doos. Riley: ‘fascistische bewegingen incorporeerden de retoriek van civil society als een veld van spontane samenwerking dat bevrijd moest worden van de politiek.’
In de meest recente druk van Riley’s boek met een nieuwe inleiding, gaat hij in op de opkomst van Trump. Het boek accepteert grotendeels het Marxistische idee dat fascisme een regime was dat de positie van de bestaande dominante klassen versterkte. Het probeert echter een meer bevredigende uitleg te vinden door te focussen op de organisatorische dynamiek die fascisme onderscheidt van andere vormen van rechtse autoritaire regimes.
Riley claimt dat fascistische regimes het best kunnen worden begrepen als autoritaire democratieën. Daarop had hij indertijd, bij de eerste publicatie veel kritiek gekregen. Hij betoogt dat democratie een omstreden begrip van legitimiteit is, niet een neutrale beschrijving van bestaande politieke werkelijkheid. Als je fascisme per definitie als ondemocratisch beschrijft dan wordt de massa participatie en de corporatistische organisatie betekenisloos. Maar die waren cruciaal voor fascisme. Trump in zijn eerste variant was niet ondemocratisch.
Riley vergelijkt Trump eerder met 19 eeuws Bonapartisme waarin een charismatisch figuur opduikt in de context van een gefragmenteerde en zwakke civil society. Een verschil met de jaren dertig is wel dat imperialisme niet deel uitmaakt van Trumps repertoire. Toen leidde dat altijd tot grotere betrokkenheid van de staat. Plus een massabeweging van onderen in de context van een mislukte revolutie. Nu was dat niet aan de orde.
Trump is niet opgekomen na een de massa mobiliserende oorlog, maar je kunt wel zeggen dat hij profiteerde van de lange nawee van een economische ineenstorting (2008 maar eigenlijk verder terug) waarop door de elite niet adequaat werd gereageerd, in elk geval deed de reactie niets aan de onderliggende oorzaken van de ineenstorting. De dynamiek van de huidige politieke crisis heeft wel degelijk te maken met de disintegratie van bestaande partijen. Het is een reactie op falend reformisme van de Obama-jaren (ik denk ook aan de dodelijke omarming van bezuinigingsbeleid door de PvdA na 2008). De falende bailout en Obamacare verzwakte fataal progressieve initiatieven tijdens de Obama jaren.
Riley stelt dat onderzoek laat zien dat de werkende klasse steeds meer is georganiseerd in nationalistische termen, terwijl de middenklasse een internationale uitkijk heeft. De clash die Trumpisme hier creëert is bijna het omgekeerde van het interbellum fascisme. Interessant is de politisering van intra-dominante klassenconflicten: fossiele brandstoffen en milieuvervuilende industrieën die Trump steunen, verzekeraars die de massieve corporate handouts verdedigen tegen Obamacare.
Trump kwam aan de macht op basis van een fragmenterende traditioneel partijsysteem en een grotendeels passief electoraat. Trump wil juist niet staatsmacht gebruiken maar de ‘administratieve staat’ ontmantelen. De dreiging van Trump is niet een neo-totalitaire nationalistisch regime maar een neo-patrimonial BBonapartist regime gebaseerd op de logica van een huishouden.
De leiderschapsstijl van Trump heeft wel overeenkomsten: de luiheid, nadruk op loyaliteit, en antibureaucratische structuur van kabinet, met gebrek aan duidelijk gedefinieerde sferen van competentie. Je ziet ook Bannon types, maar die hebben geen autonome aanhang. Je ziet hier de botsing van de bureaucratische staat en Trumps patriarchale familie organisatie.
#
Ik voeg hier nog de overpeinzingen toe over Trump die bij me opkwamen na lezing van Ian Kershaws biografie van Hitler. Ik heb er eerder over geschreven maar in deze context zijn ze weer relevant.
De afgelopen weken heb ik de tijd gehad om de tweedelige biografie van Adolf Hitler te lezen die Ian Kershaw inmiddels tien jaar geleden publiceerde. Om te beginnen: een geweldige leeservaring. Kershaw is een goede schrijver en zijn opzet, met aan het begin van elk hoofdstuk een kort overzicht van de belangrijke zaken en dan de uitwerking in vijf of zes subhoofdstukken, werkt goed. In een dergelijk groot project zit onvermijdelijk wat herhaling en een goede editor had heel wat pagina’s kunnen schrappen.
Maar ik zou u niet veel meer dan dat over Hubris en Nemesis kunnen vertellen (de veelzeggende titels) als ik niet zoveel Aha-Erlebnissen had gehad. In de inleiding van zijn superbe biografie stelt Kershaw een aantal vragen aan zichzelf en legt eisen neer waaraan een boek als dat moet voldoen. ‘Een geschiedenis van Hitler moet daarom een geschiedenis zijn van zijn macht – hoe hij die kreeg, wat de aard ervan was, hoe hij die uitoefende, waarom hij in staat was die uit te breiden zodat alle institutionele barrières werden doorbroken waarom weerstand tegen die macht zo zwak was. Maar dit zijn vragen die aan de Duitse samenleving gesteld moeten worden, niet enkel aan Hitler.’
Al lezend stelde ik mezelf dezelfde vragen over Trump, zeker als die op legale manier een tweede termijn zou verwerven. Kershaws kwalificaties van Hitlers gedrag en karakter deden me regelmatig denken: dit is Donald Trump. Nee, ik zal niet gaan betogen dat Trump een Hitler is, daarvoor ontbreken andere karaktertrekken en wat Marx de objectieve omstandigheden zou noemen. Misschien is het simpelweg dat narcisten dezelfde kenmerken vertonen als ze de kans krijgen zich uit te leven maar een aantal observaties van Kershaw wil ik u niet onthouden. Ik zal niet steeds zeggen: moet je Trump eens kijken. Dat kunt u zelf heel goed.
Beide mannen zijn narcistisch, dat wil zeggen enkel en alleen met zichzelf bezig en kunnen hun omgeving en wat tegen hen gezegd of met hen gedaan wordt, alleen maar in die termen interpreteren. Hitler was hypergevoelig voor kritiek, hij was een show man die enkel goed functioneerde in een bierhal sfeer waarin zijn gevoel voor retoriek en show tot zijn recht kwam. De Fürhrer las niet maar nam snel besluiten op basis van zijn gut. Aanvankelijk althans, later bleek hij meer onzeker en liet dingen vaak liggen, de urgentie weg redenerend. Hitler werd geaccepteerd door de elite die dacht hem te kunnen controleren, waarna die elite gedwongen was hem te volgen en in veel gevallen blind deed. Rechts was blind voor de gevaren die zo duidelijk zichtbaar waren.
Volgens Kershaw was Hitler ‘gewoonweg beter dan wie dan ook in het aanboren van een rijke ader aan woede, nauwelijks verhuld in de jaren 1920, en nu [vroege jaren dertig] geopend door het vermeende falen van de democratie in een groeiende crisis.’
Eenmaal kanselier: ‘Hij was niet in staat tot systematisch werk en er niet in geïnteresseerd. Hij was zo chaotisch en beunhazig als ooit. Hij had de rol gevonden waarin hij zich volledig kon uitleven in de ongeordende, ongedisciplineerde en indolente levensstijl die nooit was veranderd sinds zijn verwende jaren in Linz’.
Bazig en dominerend, maar onzeker en aarzelend; onwillig om besluiten te nemen, maar dan bereid om besluiten te nemen die verder gingen en gewaagder waren dan iemand had kunnen verwachten en de weigering om, als hij eenmaal een besluit had genomen, om dat terug te draaien: dit zijn onderdelen van Hitlers vreemde persoonlijkheid – zegt Kershaw.
Hitlers stijl van leiderschap werkte vanwege de bereidheid van al zijn ondergeschikten om zijn unieke standing in de partij te accepteren. Ze geloofden dat ze de excentrieke kantjes van zijn gedrag maar moesten accepteren omdat ze van een politiek genie kwamen.
Kershaw beschrijft hoe Hitler zelden uitgesproken, laat staan uitgeschreven opdrachten gaf. Zijn omgeving deed wat ze dachten dat de wens van de baas was. Hitlers toespraken en zijn eindeloze praten over zijn ideeën moesten de richting geven. Anderen moesten daaruit interpreteren wat hij wenste en allemaal moesten ze werken aan een of ander ver doel. Geen wonder dat een aantal lieden hun kans schoon zag om beleid door te duwen. Een doctrine was er niet, het was een rommeltje van verschillende ideeën die hij haalde uit pan-Germanisme en neoconservatisme, gemengd met een amalgaam van variërende fobieën, ressentimenten en vooroordelen en racisme.
De Nationaal Socialisten waren vulgair en verwerpelijk maar ze stonden voor Duitse belangen, ze zouden Duitse waarden beschermen en ze zouden niet afdoen aan privé-bezit. Grof gezegd was dit het denken, zeker in de middenklasse.
Hitler wist zeker dat hij zelf alles goed deed. Zodra iets mis ging of bekritiseerd moest worden had je zondebokken nodig. Iemand of iets moest de schuld krijgen. De joden waren natuurlijk zijn favoriete de schuld van alles, als de communisten het niet hadden gedaan.
Kershaw na het debacle van Stalingrad waar Hitlers expansiedrift en de noodzaak om permanent oorlog te voeren vastliep: ‘Niet enkel het zoeken naar zondebokken maar ook het gevoel van verraad en disloyaliteit zat ingebakken in Hitlers denken’. ‘Hij kon niet anders, had dat vanaf het begin van zijn carrière gedaan.’
Okay, dat lijkt me wel genoeg. Er is reden om te huiveren. Donald Trump kan herkozen worden. Laat ik deze quote herhalen met een andere hoofdpersoon in een ander land: ‘Een geschiedenis van Donald Trump moet daarom een geschiedenis zijn van zijn macht – hoe hij die kreeg, wat de aard ervan was, hoe hij die uitoefende, waarom hij in staat was die uit te breiden zodat alle institutionele barrières werden doorbroken waarom weerstand tegen die macht zo zwak was. Maar dit zijn vragen die aan de Amerikaanse samenleving gesteld moeten worden, niet enkel aan Trump.’
#
Het is een lang verhaal geworden dat ik misschien nog eens uitwerk tot een meer samenhangend en voltooid essay. Gegeven het gebrek aan mogelijkheden om dit soort essays in Nederland te publiceren, laat ik het hierbij, voorlopig. Als u zover bent gekomen, dank voor de interesse.