De meeste lezers zullen niet weten wie H.J. Schoo is, de man naar wie de jaarlijkse lezing is vernoemd die wordt georganiseerd door EW, voorheen Elseviers Magazine, het tijdschrift waarvan Schoo een aantal jaren hoofdredacteur was. Ik wil het er even over hebben omdat de Schoo lezing niet voldoet aan de eisen die de naamgever er zelf aan gesteld zou hebben. Schoo hield van provocatie, van dwingen door te denken, de goegemeente uitdagen om over hun eigen schaduw heen te springen. De laatste jaren is het een lezing geworden door hotemetoten die hun winkeltje uitventen. Omdat het de opening van het parlementaire jaar moet zijn, zijn dat vooral politieke types. De meest recente drie waren zulke zwaargewicht denkers als Yesilgoz, Van der Plas en Omtzigt. Originele ideeën ontbraken.
De eerste lezing in 2009 was de meest provocerende, denk ik, door Meindert Fennema over de vraag of vrijheid van meningsuiting ook geldt voor racisten. Ook Thierry Baudet, toen hij nog een denker was en geen zzp’er in de politiek, over het thema ‘Voor Europa dus tegen de EU’. Nu ik de lijst bekijk zie ik alleen maar politici met hun karretje, inclusief Rutte en Timmermans. Toegegeven, het is lastig om een event te organiseren dat tegelijk uitdaagt en volk trekt – ook de eens interessante Den Uyl lezing is vastgelopen. Een naar Jos de Beus genoemde lezing werd na vier jaar niet gecontinueerd.
Ik denk dat HJ zich behoorlijk had verveeld bij het verhaal van Omtzigt. Hij had al veel provocerender stukken geschreven over het thema immigratie, rond 2000, in De verwarde natie. Zoals zo vaak, was ik het niet met hem eens maar hij zette wel aan het denken. Hij was ook degene die Fortuyn bij Elsevier een platform gaf, waar de ambitieuze maar ruziemakende socioloog uit Groningen zijn stem vond (en zijn publiek).
Waarom schrijf ik hierover? Schoo was een van mijn hoofdredacteuren toen ik als correspondent in Amerika werkte, en later toen ik bij Intermediair adjunct was en hij hoofdredacteur was van Intermagazine, zaten we drie jaar op dezelfde verdieping bij VNU Business Publications. We waren bevriende collega’s, het gaat te ver om te zeggen dat we vrienden waren, maar Schoo en zijn echtgenote waren buitengewoon hartelijk in het integreren van mijn Amerikaanse vrouw in Amsterdam. We dineerden zo nu en dan.
Als ik in Washington gebeld werd op een tijdstip dat Nederland op een oor lag, dan wist ik dat het HJ was (in het begin was het nog gewoon Hendrik Jan, maar dat HJ is een soort trademark geworden, zoals JD Vance ook zonder puntjes wordt geschreven). We spraken vaak en lang over Amerika en Amerikaanse politiek en hij reikte me menige interessante invalshoek aan. Als ik stukken aanbood, kon ik rekenen op een welwillende maar kritische blik. Toen ik bij Intermediair te werken kwam en uitgeefaspiraties had (om nu ondoorgrondelijke redenen trok management me) was hij waarschuwend. Hij had zelf gemerkt dat VNU liever boekhouders als uitgevers had dan journalisten of vrijdenkers en werd zelf gepasseerd voor uitgever van Intermediair (als ik me goed herinner). Hij waarschuwde me, en terecht, al moest ik het zelf ervaren.
Schoo was geen gemakkelijk man om mee te werken. Op de vijfde verdieping van Intermediair en Intermagazine kon hij regelmatig in een woede uitbarsten die over de hele verdieping te horen was. Vooral als het weer ging over de financiën van het maandblad dat hij overeind moest houden als hoofdredacteur. Zijn mede redacteur was er aan gewend, ik zelf verliet de kamer als hij weer zo’n uitbarsting had. Ik vond het onacceptabel en zei hem dat ook. Niet dat het iets uitmaakte. Hij had interessante plannen voor een nieuwe krant in Nederland naar het voorbeeld van de International Herald Tribune en met ongesigneerd journalistiek zoals The Economist dat deed. De financiering kwam nooit rond en ik vermoed dat het nooit wat was geworden. Spannend was het wel.
In 1991 ging Schoo naar Elseviers Magazine als adjunct, in 1993 werd hij hoofdredacteur om dat ingeslapen blaadje nieuw leven in te blazen. En dat deed hij, al kon het mij nooit aanspreken. Als adjunct van de Volkskrant, vanaf 1999, bleef hij niet lang en dat verbaasde me niet. Hij had weinig geduld met de gezellige opinievormende twaalf uurtjes op de krant.
Zijn colums op de opiniepagina waren uitdagend en zetten aan het denken. Ik herinner me de laatste omdat hij die schreef vanuit het Leids Medisch Centrum, waar hij lag vanwege zijn hartaandoening die hem van veel van zijn energie had beroofd. Vanuit dat kraaiennest – als ik me goed herinner noemde hij het zo – schreef hij die column. Ik moet er altijd aan denken als ik per trein Leiden passeer. Toen hadden we al een tijdje weinig contact meer, zo gaat dat, zelfs in het dorp Amsterdam. Zijn affaire scandaleuse met Xandra Schutte was precies dat, althans voor mij – met compassie voor andere partijen.
De reden dat ik dit schrijf is niet om een in memoriam te plaatsen, totaal out of date. De reden is dat de HJ Schoo lezing een beter lot verdient dan te worden volgebabbeld door politici die niet uitdagen maar proberen punten te scoren (Yisilgoz met haar woke geneuzel). De naamgever zou zich verveeld hebben bij recente sprekers – en waarschijnlijk Omtzigt met kritische vragen hebben bestookt. Immigratie als onderwerp: vraag Leo Lucassen of Hein de Haas. Daar zou HJ met interesse naar geluisterd hebben.