Ik lees in de NRC dat er weer een nieuwe ronde gedoe aankomt rondom de publieke omroep. Nu zal het mij, in alle eerlijkheid, worst wezen wat daarmee gebeurt. Ik heb geen vertrouwen in de zelfreinigende kracht van het omroepsysteem, noch van de politiek in dit opzicht en het overgrote deel van de producten van de omroep is aan mij niet besteed.
Maar ik heb de afgelopen tien jaar in diverse varianten een ander, veel beter systeem voorgesteld dat recht doet aan het feit dat er überhaupt nog omroepen zijn. Om de een of andere reden, vele redenen, haalde de stukjes nooit de publicatie op de opiniepagina, ondanks interesse van de redacteur.
Hier nog maar eens de meest recente versie, geschreven toen de vorige ronde onzin zich voordeed. Alsof de tijd heeft stilgestaan.
Laat de kijker de kwaliteit bepalen
Publieke televisie moet er zijn voor alle zeventien miljoen Nederlanders en niet alleen voor de leden van de omroepen. Het is één van de argumenten die staatssecretaris Dekker gebruikt om ons aftandse omroepbestel tegelijkertijd te behouden en te hervormen. Omroepen moeten blijven maar leden doen er niet meer toe. Kwaliteit moet doorslaggevend zijn.
Ik wil best met Dekker meegaan op deze weg maar waarom dan niet ook de volgende logische stap gezet: laat de kijker bepalen wat kwaliteit is.
Dekker heeft wat anders bedacht. Een staatscommissie naar goed betuttelend recept moet ons alle zeventien miljoen kwaliteit garanderen, een soort wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de netcoördinatoren die nu al bepalen wat het publiek mag zien en horen op welk tijdstip. Jammer dat Dekker de kans van zijn leven miste om ons aftandse bestel met behoud van zijn unieke aspecten zodanig te hervormen dat het werkelijk een toekomst heeft en de consumenten ervan, u en ik, werkelijk wat te zeggen hebben.
Tot voor kort werd ons bestel verdedigd met het argument dat de burger via de omroepen kon bepalen waar hij naar wil kijken. De netgecoördineerde werkelijkheid ligt wat gecompliceerder maar laten we uit bewondering voor deze parel van de verzuiling vasthouden aan de gedachte dat omroepen stromingen in de samenleving vertegenwoordigen. Noem het een deel van onze Nederlandse identiteit. Maar laten we die identiteit dan wel serieus nemen door eisen te stellen die écht duidelijk maken of het product van een omroep werkelijk door de samenleving wordt gedragen.
Een mooi principe voor elke vorm van overheidssubsidie, kwistig toegepast door de voorlaatste VVD variant van liberaal cultuurbeleid, is te verlangen dat burgers zelf er de basis voor leggen door een serieuze bijdrage te leveren. Ze moeten eigen geld mee te meebrengen en zo laten zien dat er steun is. Geen basis in de samenleving, geen subsidie. Dit principe zou overal moeten gelden, niet alleen voor experimenteel theater of grensverleggende kunst, maar er is moeilijk een terrein te bedenken waar het beter zou werken dan voor ons publiek gefinancierde omroepbestel.
Hoe koppelen we de mediawensen van de burgers aan het media-aanbod op een afrekenbare manier? Dat kunnen we door het geld dat een omroep krijgt direct relateren aan het geld dat de leden ervoor over hebben. Laten we zeggen dat een omroep die voldoet aan de eisen (het blijft publiek geld, dus je mag eisen stellen) net zoveel uit de publieke pot krijgt als de eigen leden hebben bijgedragen. Fifty/fifty. Dus niet € 5,72 al of niet via de Telegraaf of een omroepblaadje, maar euro voor euro. Als lid betaal je voor de programma’s waar je wat voor over hebt en wij, alle burgers samen, verdubbelen dat bedrag (het mag ook 60/40 zijn of 40/60, het gaat me om het principe).
U wilt als consument die prachtige programma’s van de VPRO of de EO of de TROS blijven genieten? Bewijs het door mee te betalen. Heeft niemand er iets voor over dan verdwijnt de omroep. Waarom zou de samenleving, waarom zouden wij met zijn allen, programma’s financieren waar niemand wat een cent voor over heeft? Ik heb er niets principieels op tegen als er reclame inkomsten rondom die programma’s zitten, sterker nog, dat zou de basis moeten zijn om het publieke deel van de deal te financieren. Omroepen die geen zin hebben om zich bij de eisen van het publieke bestel neer te leggen, kunnen gewoon commercieel gaan. AVRO, TROS en de VARA hebben daar al eerder over gedacht, het wordt tijd dat ze hun plannen weer eens afstoffen. Ik kan me vergissen, maar ik denk dat we de AVRO en de TROS kwijt zouden raken – kijkers zouden verrassend ongeïnteresseerd blijken in hun programma’s. Deze omroepen kunnen dan doen wat ze eigenlijk willen en soms al doen, namelijk commercieel gaan. Cultureel zullen we daar als burgers, denk ik, niets aan missen maar ik sluit niet uit dat hun leden er anders over denken en hun portemonnee trekken. Zoveel te beter. Misschien geldt dat ook voor de NCRV, KRO en de VARA hoewel ik betwijfel of leden echt geld op tafel zouden leggen om te kijken naar Boer zoekt vrouw, Britse crimi’s of zweverige neuzelprogramma’s. Zouden ze betalen voor Paul de Leeuw of zelfs voor Pauw en Witteman en DWDD en hun borreltafel van BN’ers?
De EO en de VPRO zouden, vermoed ik, heel goed in staat zijn om geld los te praten bij hun kijkers en zouden dan ook een relatief hoog budget binnen kunnen halen. Dit zijn omroepen die werkelijk wortels in de samenleving hebben. Misschien zouden kleinere, doelgerichte omroepen met toegewijde kijkers een kans krijgen in het systeem in te breken. Natuurlijk zijn allerlei regels nodig over maximumbijdrage, minimum aantallen en dergelijke, maar laat dat even wachten tot we over het principe hebben gedacht. Het is waar dat er in een dergelijk systeem veel free riders zullen zijn, mensen die niets betalen, maar dat is niet erg, wie betaalt bepaalt en ook in het huidige systeem zijn we allemaal verplichte deelnemers. En in een nieuw systeem van deze aard betalen we allemaal indirect mee aan het lovenswaardige initiatief van andere burgers via het matching deel van de financiering van de omroepen.
Het was roerend staatssecretaris Dekker zijn afkeer horen uiten voor moeilijke programma’s waar weinig mensen naar kijken. Publiek omroep moet voor iedereen zijn. Elitair is een vies woord. Maar dit systeem zou alles behalve elite-bevestigend zijn: je kunt immers een grote omroep worden door veel leden met een kleine bijdrage bijeen te sprokkelen maar ook met veel minder leden die ieder een hogere bijdrage leveren (denk voor de gedachteordening aan Barack Obama die in 2008 president werd dankzij miljoenen kleine gevers).
Het resultaat zou iedere voorstander van een sterke civic society moeten aanspreken. De omroepen met de sterkste wortels in de samenleving zullen het best in staat zijn om geld los te praten bij hun kijkers en kunnen dan ook een relatief hoog budget binnenhalen. Het is mogelijk dat kleine, doelgroep gerichte omroepen een kans krijgen in het systeem in te breken. Natuurlijk zijn allerlei regels nodig over maximumbijdrage, minimum aantallen, fondsenwerving en dergelijke, maar laten we eerst even over het principe nadenken.
Dekker bijt niet door. De omroepen zijn te laf of te murw gebeukt om zich te verzetten tegen hun ontmanteling en mompelen instemming, de politiek durft niet serieus te praten over een bestel dat zijn tijd had gehad en laat zich leiden. De bezuinigers schaven wat, de lobby’s doen er hun plas over, een staatscommissie levert weer leuke baantjes op. Zijn plan levert ons het slechtste van alle werelden. Of beter gezegd, we houden dat.
En dat terwijl er dit alternatief is, een bestel dat recht doet aan Nederlandse traditie, dat criteria aanlegt voor de besteding van publiek geld en dat een echte basis heeft in de samenleving. Een publiek systeem dat die naam verdient. Co-financiering van ons aller, geliefde omroepbestel, een onmiskenbaar deel van onze nationale identiteit.