Derde partij kandidaten zijn irrelevant

Het Amerikaanse politieke systeem is uitzonderlijk onvriendelijk voor derde partijen of, anders geformuleerd, leidt bijna automatisch tot twee partijen. Bij de presidentsverkiezingen met dat rare kiesmannensysteem win je een staat of je wint hem niet. Als je hem wint doet het aantal stemmen van je tegenstander er niet toe. Een derde partij kan de zaak laten ontsporen maar het valt niet mee om als derde zelf te winnen.

Alle leden van het Huis van Afgevaardigden zijn gekozen als Democraat of als Republikein. In de Senaat zijn er wel politici die als onafhankelijke kandidaat zijn gekozen, zoals senator Bernie Sanders, maar zij sluiten zich organisatorisch altijd aan bij een van de twee partijen. Het systeem is behoorlijk dichtgetimmerd door de twee partijen, al was het maar omdat zij op staatsniveau, waar de nominaties en verkiezingen plaatsvinden, bepalen wat de regels zijn om op een stembiljet te kunnen staan. Laten we zeggen dat het nieuwkomers niet gemakkelijk wordt gemaakt.

Een socialistische partij kreeg in Amerika nooit voet aan de grond, ondanks sterke vakbonden, arbeidsonrust en klemmende sociale problemen aan het einde van de negentiende eeuw. Arbeiders wisten zich nooit voldoende te organiseren, plattelanders deden dat wel in de vorm van de populistische People’s Party die in 1892 en 1896 een belangrijke rol speelde in de presidentsverkiezingen. Behalve de organisatorische problemen voor een derde partij, gold voor de socialisten ook dat het individualisme en de hoop dat een beter leven vanzelf kwam in dat Amerika waar al die immigranten waren gearriveerd het moeilijk maakten mensen voor hun partij te winnen. De socioloog Werner Lombart schreef er in 1906 een beroemd boek over: Why there is no socialism in the United States, dat nog steeds de moeite van het lezen waard is.

De mogelijkheid van een Populistische Partij werd in 1896 in de kiem gesmoord omdat de populisten het verstandiger vonden om zich bij de Democraten aan te sluiten. Onder de grote redenaar William Jennings Bryan daagden ze dat jaar in de presidentsverkiezingen de bestaande orde uit. Maar verdeeldheid over segregatie en verdeeldheid tussen stad en platteland (de Democraten konden de arbeiders niet voor hun op landbouw gerichte beleid winnen) leidde dat jaar tot een pijnlijk verlies. Overigens werden veel van de voorstellen van de populisten (inkomstenbelasting, directe verkiezingen voor de Senaat, sociale wetgeving en betere arbeidsomstandigheden) in de daarop volgende twintig jaar wel degelijk doorgevoerd.

De socialisten hadden een ideologisch scherpere agenda – en nauwelijks aanhang op het platteland. Hun bekendste politicus was Eugene Debs, een leider van de Pullman-staking in 1894 en medeoprichter van de Social Democratic Party of America in 1897. Debbs deed in 1904, 1908, 1912 en 1920 mee aan de presidentverkiezingen als socialistisch kandidaat. Hij haalde in 1912 zes procent van de stemmen, dat jaar stemden meer dan 900.000 Amerikanen stemden socialistisch. In 1920 zat Debs in de gevangenis omdat hij actief was in het verzet tegen Amerikaanse deelname aan de Eerste Wereldoorlog. Hij is het ultieme voorbeeld van de kandidaat die vanuit de gevangenis campagne voert.

Het was ook het jaar dat oud-president Theodore Roosevelt brak met de Republikeinse Partij die hem niet wilde nomineren in plaats van zittend president William Taft. Roosevelt vertrok en zette zijn eigen partij op, helemaal op zijn kandidatuur gericht, de Bull Moose Party (I feel strong like a bull moose, zei hij). Officieel heette de partij de Progressive Party. Voor een derde partijkandidaat scoorde hij behoorlijk goed: hij haalde 27 procent van de stemmen, meer dan president Taft, maar het bracht de Democraat Woodrow Wilson in het Witte Huis. In 1916 liet Roosevelt zijn eigen partij stikken; hij overleed in 1919.

In 1948 leidde de Democratische senator Strom Thurmond een partij, de Dixiecrats, die uitsluitend was toegewijd aan het behoud van de rassensegregatie. Hij won vier zuidelijke staten, 39 kiesmannen. Dat was niet voldoende om Harry Truman van de absolute meerderheid af te houden, maar hier werd wel duidelijk wat de bedoeling was van een derde kandidaat: zorgen dat niemand kon winnen, waardoor volgens de grondwet het Huis moet beslissen waarbij elke staat een stem heeft (en dat betekent dat de meerderheid van de afgevaardigden die stem bepaalt). Bij de onderhandelingen daarover zou een derde kandidaat dan eisen kunnen stellen, dat was althans het idee. Het is maar een keer gebeurd: in 1824.

Pas in 1968 zien we een serieuze derde kandidaat, ook dit keer een segregatie-voorstander uit het zuiden, gouverneur George Wallace van Alabama. De campagne van Wallace richtte zich tegen de burgerrechtenwetgeving. De gouverneur zette echter een populistische campagne op die ook aansloeg in het noorden, waar de eerste tekenen van industrieel verval voelbaar werden. Wallace haalde vijf zuidelijke staten en 46 kiesmannen. Richard Nixon won niettemin de absolute meerderheid maar het is wel zeker dat Humphrey stemmen kwijtraakte aan Wallace. In zijn verschijningsvorm van populist met zuidelijke standpunten was Wallace een voorloper van Donald Trump.

In 1972 had Wallace zijn aanval op het establishment graag nog eens over gedaan maar tijdens de campagne voor de Democratische nominatie werd hij op 12 mei in Maryland neergeschoten. Hij raakte vanaf het middel verlamd en moest zijn campagne opgeven. Niettemin won hij zowel in Maryland als in Michigan de voorverkiezingen, in Michigan zelfs met vijftig procent.

Een echte derde partij campagne werd de uitdaging in 1980 van Ronald Reagan door de minder conservatieve Republikein John Anderson niet. Anderson won een respectabele 6,6 procent maar geen kiesmannen. Meer gewicht legde Ross Perot in de schaal, met name in 1992. De Texaanse zakenman voerde vooral op persoonlijke titel campagne: hij had veel geld en hij had een hekel aan president Bush. Perot slaagde erin om in alle staten op het kiesbiljet te komen (vrijwillers werden goedbetaald) en hij maakte van begrotingstekorten en het vrijhandelsverdrag met Mexico en Canada (NAFTA) zijn onderwerpen. In juni leek hij voorop te liggen in de opiniepeilingen, maar om onduidelijke redenen stopte hij zijn campagne in juli, enkel om een paar weken later weer terug te keren. Toen was hij tij gekeerd in de richting van Bill Clinton. Perot scoorde een respectabele 18,6 procent maar omdat die evenwichtig verdeeld was over alle staten hield hij er geen enkele kiesman aan over. In 1996 kon de door Perot opgerichte Reform Party geen kandidaat voor het presidentschap vinden, waarna de zakenman het nog eens probeerde. Maar tegen de zittende president Clinton had hij geen kans. Hij haalde nu ook nog maar 8,4 procent.

Zoals Wallace in 1968 Humphrey beschadigde, zo was de kandidaat van de Green Party, de consumentenactivist Ralph Nader, waarschijnlijk de reden dat Democraat Al Gore in 2000 Florida en daarmee de verkiezingen verloor. Gore had 537 stemmen minder dan George W. Bush toen het Supreme Court beval het hertellen te staken. Nader haalde in Florida ruim 97.000 stemmen. Als slechts een klein deel van deze kiezers, veelal progressieven, op Gore had gestemd was die president geworden. Maar misschien waren ze anders niet komen opdagen, al heb je niet veel mensen nodig om het tekort van 537 goed te maken.

Hoewel er dus altijd derde partijen meedoen aan de verkiezingen (Greens, Communisten, Socialisten, Libertarians en anderen) is er nooit een partij of derde kandidaat zo doorgebroken dat hij of zij kon winnen. Zelfs de beoogde second best, niemand een absolute meerderheid en de keuze aan het Huis, is nooit bereikt (in 1824, toen het Huis koos, was er sprake van vier kandidaten, niet erg partijgebonden). Dit jaar liet de beoogde kandidaat van een derde partij, de van oorsprong anti-Trump No Labels, senator Joe Manchin al in februari weten dat hij het toch maar niet deed. Het vergt geen grote voorspellende gaven om te verwachten dat derde kandidaten als Robert Kennedy Jr. of Jill Stein, de kandidaat van de Greens, erg veel invloed zullen hebben. Maar in swing states, waar een paar duizend stemmen het verschil maken, zouden ze de doorslag kunnen geven.