Bernie Sanders roept sterke gevoelens op. Ik heb het niet over de tegenstanders van de zelfverklaarde socialist uit Vermont maar de voorstanders. Echte gelovigen, aanbidders haast, in een mate die ik al lang niet meer heb meegemaakt. Ik worstel even om vergelijkingen te vinden: de kritiekloze aanbidding van JFK?, de hoop op RFK?, de illusie dat Ted Kennedy Amerika progressief zou maken? Allemaal Kennedy’s, minder herkenbaar maar indertijd mijn eigen favorieten: Gary Hart (1984), Bruce Babbit (1988), Jerry Brown (1988 en 1992), Barack Obama. In Nederland de illusie dat Hans van Mierlo iets zou vernieuwen, of Jesse Klaver als messias?
Het zijn vooral jonge, enthousiaste en optimistische Nederlanders en Belgen die reageren op mijn kritische benadering van Sanders (logisch, de Amerikanen lezen mijn blog niet, maar mijn ervaring in de VS is dat het aantal ware gelovigen in 2016 aanmerkelijk hoger was dan nu). Mijn kritiek dat Sanders te oud is, leidt tot het verwijt van een arbitraire cut off op leeftijdsgebied en ik kan alleen maar schuldig pleiten. Bejaarden moeten weten wat ze aankunnen (fysiek en geestelijk, je kunt Trump niet dementerend noemen als je zijn leeftijd en die van anderen niet meeneemt) en ook moeten bejaarden hun plaats kennen. De toekomst komt niet van hen.
Inhoudelijk merk ik dat Sanders verwachtingen oproept dat de bevolking wakker wordt, dat de ware volkswil duidelijk wordt en Amerika eindelijk een sociaal democratisch paradijs wordt. Groene-medewerker Mars van Grunsven vertegenwoordigt die richting vanuit Brooklyn, gevolgd door menig Nederlands student die mijn Sanders-kritiek cynisch vindt. Nu is Amerika minder conservatief dan het lijkt en leidt het politieke systeem tot onterecht conservatief beleid, maar het is bij lange na niet zo progressief als deze Sanders-aanhang zou hopen.
Deze idealisten merken terecht op dat Sanders in 2016 verfrissend was, een agenda zette en dat hij, denken ze, eigenlijk de voorverkiezingen won. Ze denken natuurlijk ook dat hij in 2016 had kunnen winnen als die vreselijke Clinton niet de nominatie had gestolen. Wel, hij won de nominatie niet. Hij haalde minder stemmen en minder staten dan Clinton. Ja, hij werd gedwarsboomd door de elite maar laten we dat wegstrepen tegen het feit dat hij helemaal geen Democraat was maar een insluiper. Natuurlijk had hij niet gewonnen in 2016 als hij wel de nominatie had gekregen. Trump had gehakt van hem gemaakt en de Amerikaanse kiezers zouden nooit achter Sanders’ populistische variant aangelopen zijn.
Het hele idee dat Sanders als persoon, en evenzeer Sanders als programma-zetter, kan winnen is een illusie. Amerikaanse winnaars moeten een coalitie smeden (zelfs Trump moest dat, wat onder opportunistische Republikeinen gemakkelijker is dan onder principiële Democraten). Dat moet al in de strijd om de Democratische nominatie. Sanders heeft geen wetgeving op zijn naam, geen coalities gevormd die iets bereikten, geen plannen die meer zijn dan een doelstelling maar ook een beleid bieden om van A naar B te komen. Voorbeeld: hoe overtuig je de 80 procent van de Amerikanen die een door de onderneming betaalt ziektenkostenplan hebben ervan dat ze dat moeten inruilen voor een ziekenfonds? Gratis hoger onderwijs? Echt?
Sanders’ buitenlandse politiek is er niet. Hij is een protectionist en een isolationist oude stijl (voor zover bekend want hij heeft het nooit over). Een soort linkse Trump. Dat is precies mijn probleem met de persoon Sanders. Hij is geen narcist, geen psychopaat zoals de president. Maar hij heeft net zo min als Trump laten zien dat hij kan doen wat nodig is in het Oval Office, namelijk beleid maken en het land verbinden. De rechtse populistische volkswil inruilen voor een linkse volkswil? Nee, dank u.
Gelukkig, maar lastig voor de ware gelovigen, heeft Sanders deze keer een keur aan opponenten in de Democratische voorverkiezingen. Ik houd vragenstellers altijd maar voor dat de enige keren dat een senator rechtstreeks van de senaat naar het Witte Huis ging JFK en Obama waren. Daar is een reden voor. Senatoren zijn geen bestuurders, ze zijn wetgevers en loud mouths. Nuttig maar niet per se presidentieel. De meeste presidenten (en zeker de beste) waren eerder gouverneur of vicepresident. Een van de weinige Republikeinen die ik zou vertrouwen, John Kasich, was twee termijn gouverneur van Ohio. Daar leer je wat (al zou Mike Pence, mislukt gouverneur van Indiana, het tegendeel kunnen bewijzen – maar die kwezel zou geen herverkiezing hebben gewonnen als Trump hem in 2016 niet had gered).
We zullen dat ook nu weer zien. Het zou mij verbazen als we in januari 2020 meer dan tien kandidaten hebben die ook maar enigszins serieus genomen kunnen worden. Daar zal Sanders wel bijzitten, denk ik, maar hij zal het afleggen tegen gouverneurs als Inslee en Hickenlooper en collega senatoren als Harris en Brown.
Het is leuk te zien hoe jongeren begeesterd kunnen raken van een politicus. Als oude lul zie ik het welwillend aan (als dat niet te cynisch en patroniserend klinkt). De teleurstelling als je ontdekt dat de wereld idealisten waardeert als trendzetters maar niet als uitvoerders zal ook bij hen doordringen. Een Entzauberung der Welt, om met Max Weber te spreken, is onvermijdelijk.