De artikel-versie van mijn eerder observaties. Vandaag in de Standaard.
Amerika brandt. Het smeult al jaren, nu zijn de vlammen niet meer te stoppen. In Minneapolis werd George Floyd door een politieman gedood, een lynching met de knie, misselijk makend om te zien. Geen wonder dat mensen kwaad zijn. Geen wonder dat Amerikaanse steden branden. Racisme zit diep in de Amerikaanse samenleving en dateert niet van vandaag of gisteren, maar het is alleszins gerechtvaardigd om deze rellen te zien als de oogst van tien jaar onverholen racisme van de Amerikaanse president, voor electoraal gewin getolereerd en gesteund door zijn partij.
Vrijdagnacht moest de Amerikaanse president de nacht doorbrengen in de bunker van het Witte Huis, omringd door brandende auto’s en demonstrerende burgers. In plaats van een einde te maken aan de ‘american carnage’ die Trump diagnostiseerde in zijn inaugurele rede heeft hij het land gevoerd naar een combinatie van pandemiechaos, economische crisis en rassenrellen.
De birther-campagne die Trump vanaf 2010 aanjoeg betoogde dat Barack Obama’s geboortecertificaat vervalst was en zijn presidentschap dus niet legitiem. De onderliggende boodschap was dat deze zwarte man niet een van ons kon zijn, laat staan onze president. Deze aantoonbare onzin ondermijnde de legitimiteit van Obama’s presidenschap bij mensen die daarvoor openstonden en maakten hem na 2010 het regeren onmogelijk. Geen Republikein nam ooit afstand van dit verhaal. Ze besmeurden Obamacare dat, u raadt het, vooral arme zwarte en hispanic Amerikanen ten goede kwam.
Boze blanke Amerikanen waren gevoelig voor deze boodschap en Trump surfte erop naar het presidentschap. De campagne van 2016 was onverholen racistisch, letterlijk beginnend met Trumps kwalificatie van Hispanics als racisten, verkrachters en drug dealers.
Trump kittelde een Amerikaanse onderbuik. Het is niet zo dat deze man Amerika racistisch heeft gemaakt. Daar heeft Amerika geen hulp bij nodig. Wel haalde hij alle remmen weg om dat reflexmatig racisme in te tomen. ‘Eindelijk iemand die zegt wat ik denk’ legt de bijl aan de wortel van beschaving. Zijn partij ging moeiteloos mee met Trumps excessen.
Bij de antisemieten in Charlottesville, bij het zwaarbewapende tuig dat in Michigan het congresgebouw bezette: Trump zag enkel goede lui. Ondertussen gingen de politiemoorden door en namen uitingen van white supremacy, antisemitisme en presidentiële desinteresse toe. Het ministerie van Justitie, nu geleid door Trumps hulpje William Barr, heeft iedere pretentie laten vallen dat het handhaven van burgerrechten een prioriteit is. En probeerde president Trump alles wat president Obama had verwezenlijkt onderuit te halen.
Honderd redenen om kwaad te zijn. Het Supreme Court sloopte in 2013 de controle op wat zuidelijke staten deden uit de kieswet van 1965, omdat dat ‘niet meer nodig’ zou zijn. Overal zagen kiezers hoe het aantal stembussen in arme, hispanic of zwarte wijken werd teruggedraaid, de kieslijsten werden ‘opgeschoond’, het moeilijk werd gemaakt om te stemmen. Ze zagen hoe in Florida en Georgia zwarte kandidaten gouverneursverkiezingen verloren omdat een groot deel van de bevolking niet mocht stemmen.
Ze zagen hoe een zwarte jogger door drie blanken werd opgejaagd, achtervolgd en uiteindelijk doodgeschoten en de schutters, in goed zuidelijke traditie, vrijuit gingen. Hoe een vrouw in Central Park de politie belde dat ‘haar leven’ werd bedreigd ‘door een zwarte man’ die niets anders deed dan haar aansporen haar hond aan de lijn te houden. We hebben geen video’s van de zwarte burgers die in hun eigen appartement werden doodgeschoten. En laten we elkaar niet voor de gek houden, voordat iedereen met een camera rondliep was politiegeweld schering en inslag maar ging het onopgemerkt en vooral ongestraft voorbij.
Voor veel zwarten is dit hun dagelijks leven, zoals de auteur Ta-Nihisi Coates zijn zoon voorhield, waarschuwend dat je tot elke prijs een aanleiding, hoe miniem ook, voor machtsmisbruik moet vermijden. ‘Sir, kunt u me vertellen waarom ik word gearresteerd’, vroeg de zwarte CNN-journalist in Minneapolis braaf toen hij geboeid werd. Hij kreeg geen antwoord.
Ze zijn Ferguson niet vergeten, herinneren zich Eric Garner en zijn ‘I can’t breathe’. Ze zijn Freddy Gray niet vergeten die in Baltimore door politieoptreden werd gedood. Ze zien Trump-aanhangers met vlaggen van de confederatie, dat onmiskenbare symbool van racisme. Ze herinneren zich hoe Trump de football speler Colin Kaepernick besmeurde omdat die, uit protest tegen dit structurele allesdaagse racisme, op één knie ging tijdens het zingen van het volkslied.
Ze horen een president die bij een persconferentie de dood van Floyd negeert. Een president die geen empathie toont maar een zuidelijke kreet produceert, ‘When the looting starts, the shooting starts’, in 1967 door een zuidelijke burgemeester gebruikt over het neerslaan van onrust. Een president die tweet over het gebruik ‘van valse honden’, het beeld oproepend van de politie die in 1963 demonstranten aanviel. Een president die, vanzelfsprekend, linkse Democraten de schuld geeft. Een president die olie op het vuur gooit. ‘I can’t breathe’ is het complement geworden van Make America Great Again.
Ze zien, terwijl het land brandt, een president die de aandacht probeert af te leiden naar de WHO en China. Een president die geen woord van medeleven heeft uitgesproken over de honderdduizend doden, van wie een meer dan representatief deel zwart en hispanic is – zou het kunnen dat de nonchalance van Republikeinse gouverneurs met social distancing daarmee te maken heeft?
Deze rellen zijn een vraag om aandacht. Aandacht voor het racisme in de hoogste kringen van de Amerikaanse regering, tot en met de man die het land zou moeten verenigen. Een vraag? Een schreeuw. Het is te laat om de aandacht af te leiden met China of de WHO. Het is te laat om anderen de schuld te geven.
Amerika komt dezer dagen zichzelf tegen. Een uiteenvallende samenleving geleid door een elite die niet open staat voor de werkelijkheid van het dagelijkse leven in dat buitengewone land waar mensen doodgaan aan slechte gezondheidszorg, armoede en politiegeweld. Volgende week gaat de Reublikeinse senaat zich bezig houden met Hunter Bidens avonturen in Oekraïne en het vermeende Obama-gate. Het land schreeuwt dat er andere dingen belangrijker zijn.
Natuurlijk is Trump niet de enige racist en niet de enige president die racisme gebruikt voor politieke doeleinden. De goedmoedige Reagan deed het voor hem, de vermeend keurige George H.W. Bush gebruikte de Willie Horton commercial in zijn campagne. In de tien jaar die ik hier overzie, heeft geen Republikein ooit geprotesteerd tegen de birther-nonsens. Ze vonden het wel prima. Toen die gemakzucht Trump als president opleverde, durfde niemand zich uit te spreken, senator Mitt Romney uitgezonderd. Het is een te voor de hand liggend beeld maar zo sterk dat je er nauwelijks omheen kunt. Terwijl het land brandt, tweet de Nero in het Witte Huis, omringd door een stal van volgzame paarden die hij tot ministers heeft benoemd.
Ik heb niet de illusie dat Amerikaans racisme en grof politieoptreden enkel aan Donald Trump zijn te wijten. Was het maar zo eenvoudig. Wat mij betreft schoot ook Joe Biden een misser. Het verwijzen naar de ‘original sin’ van Amerika, de slavernij, als verklaring voor structureel en onontkoombaar racisme leidt af van het werkelijke probleem. Ziekelijk Amerikaans racisme vierhonderd jaar na de komst van de eerste slaven heeft te maken met een diep geworteld gevoel dat mensen van een ander ras, inclusief Aziaten en Hispanics, inferieur zijn. Angst dat de dominantie van blanken bedreigd wordt. Dat het rijkste en machtigste land van de wereld die kanker in zijn samenleving zelfs onder de beste omstandigheden niet heeft kunnen aanpakken stemt diep pessimistisch.