Lezing van de nieuwe biografie van Alexis de Tocqueville door Olivier Zunz leidt automatisch tot overpeinzingen over de bedreigde staat van onze democratie (klik hier voor mijn bespreking).
Tocqueville is populair, zowel bij conservatieven als bij progressieven. Toen hij nog intellectuele integriteit had, schreef Thierry Baudet over Tocqueville in zijn bundel over conservatieve denkers en ook het panellid van Ongehoord Nederland, Andreas Kinneging, is een fan van Tocqueville. Zij komen bij Tocqueville vanuit diens scepsis over de overlevingskracht van democratie en bewieroken vooral diens stelling dat religie, georganiseerd geloof, noodzakelijk is om een samenleving op de rails te houden.
Ook Tocquevilles zorg over individualisme (hij was een van de eersten die dat benoemde) met daarmee desinteresse in de brede samenleving waardoor een paternalistische staat ongebreideld kan groeien, valt in die hoek in goede aarde. Dat individualisme is echter ook een zorg van progressieven. Zij waarderen Tocquevilles toewijding aan democratie en gelijkheidsideaal (van voorwaarden, niet van resultaat) en zijn onderkenning van het belang van associaties en gemeenschapsgevoel. En zijn waarschuwing dat democratie kan verkeren in tirannie, hetzij van de meerderheid, hetzij die van een uitgedijde staat die door ongeïnteresseerde burgers getolereerd wordt, hetzij door demagogie.
Tijdens de corona slowdown heb ik Tocqueville nog eens herlezen, voor de zoveelste keer, maar nu in het Frans. Geeft toch een andere kijk. Het Frans is overigens niet veel anders dan het moderne Frans, waardoor Tocqueville en trouwens ook Montesquieu goed leesbaar blijven.
Wat nu het meest treft in deel II van La Démocratie is Tocquevilles nadruk op ‘les moeurs’, mooi vertaald in het Engels als ‘habits of the heart’. Hij bedoelde dat democratie een vorm van civiele consensus nodig heeft, een toewijding die niet in constitutionele vormen is vastgelegd. Tocqueville stelde ook dat het goed is als burgers opgroeien in een samenleving waarin gelijkheid belangrijk is en democratie (hij gebruikt de termen door elkaar) de werkwijze is.
Tocqueville zag ‘associaties’, het zich organiseren van burgers om iets gedaan te krijgen of te agenderen als de kracht van Amerika, en impliciet ook van democratie. Als er veel dwarsverbanden zijn die mensen betrokken houden bij de samenleving dan houden die elkaar ook in evenwicht. Dat was het argument dat Founding Father James Madison aanvoerde toen hij betoogde dat een republiek beter kon overleven als grote eenheid dan als in klein verband. Met zoveel mensen en zoveel groepen kan er nooit een groep bovenuit steken en de zaak naar zijn hand zetten. In de twintigste eeuw noemden onze christen-democraten dat het maatschappelijk middenveld.
In Amerika en bij ons zijn die vrijwillige groepen sterk in kracht verminderd, soms verdwenen. Vakbonden zijn gereduceerd tot onmachtige belangenbehartigers. Kerken zijn leeggelopen. Verenigingen, zoals de befaamde bowling alleys die Robert Putnam in Bowling Alone bekeek, spelen geen grote rol meer. Soms was dat het gevolg van nog grotere gehelen – globalisering liet gemeenschappen achter met werkeloosheid en een ontmantelde sociale infrastructuur (en opioid verslavingen), soms was het bewust beleid. Amerikaanse ondernemingen hebben heel bewust de macht van vakbonden ontmanteld door eerst naar het zuiden en daarna naar het buitenland te trekken. Een van de gevolgen: het federale minimumloon dat nu $ 7,25 bedraagt (echt!) zou bij gelijke koopkracht met de jaren zestig nu $ 24 moeten zijn.
Alarmbellen gaan af bij wat we in Amerika zien gebeuren. Daar heeft dertig procent van de bevolking, opgejuind door de Republikeinen, zichzelf ervan overtuigd dat hun land geen democratie meer is, althans zich niet beweegt wat zij als de consensus over democratie beschouwen – namelijk dat ze altijd winnen. En dat gebeurt in een land waar de ongelijkheid groter is dan ooit sinds de tijd van de roverbaronnen, laat negentiende eeuw. Het is een kwestie van tijd voordat meer Amerikanen hierdoor hun vertrouwen verliezen, ook zij die niet in de Big Lie geloven, ook Democraten. Tocqueville waarschuwde voor demagogie, voor het verlies van kritische faculteiten waardoor alles platgeslagen eenheidsworst wordt – of in een kader gedrongen wordt.
Wat geloof betreft, denk ik dat Tocqueville een kind van zijn tijd was. Hij was zelf van zijn geloof gevallen maar nog diep in de katholieke sferen, zozeer dat hij in Amerika misschien wat al te veel naar de priesters luisterde (zijn moeder wilde dat hij ook in Amerika op zondag naar de kerk ging). Hij vond zijn geloof nooit helemaal terug, of eigenlijk helemaal nooit, en zijn kijk op Amerika had nogal wat beperkingen. Hij dacht dat de meeste Amerikanen keurige Unitarians waren, hij miste compleet de Second Great Awakening die er plaats had.
Conservatieven die Tocqueville aanhalen om te benadrukken dat geloof onmisbaar is voor een samenhangende samenleving spannen de Fransman graag voor hun wagentje. Tocqueville kon zich gewoon geen samenleving zonder geloof voorstellen maar zijn conclusie dat het ook onmisbaar was, is kort door de bocht. De gedachte dat democratie niet zou kunnen overleven in een seculiere samenleving lijkt me niet door feiten gestaafd. Eerder zie ik dat geloof wordt gebruikt om democratie te handicappen door wrede mannen in Rome of evangelische zeloten.
De la Démocratie is het bekendste werk van Tocqueville, vooral deel I wordt nog steeds veel gelezen. En terecht. Deel 2 is interessanter vanuit het perspectief van de politieke sociologie omdat Tocqueville feitelijk een theorie van democratie opzet.
Minder gelezen maar minstens zo interessant is L’Ancien Régime et la Révolution, Tocquevilles meesterwerk dat hij schreef nadat hij in de politiek in Frankrijk was vastgelopen (en Frankrijk was vastgelopen in de zoveelste poging een republiek in stand te houden). Zie de biografie voor de invloed die Tocquevilles leven had op zijn werk. Hij schreef Ancien Regime na de coup van Louis Bonaparte. Tijdgenoten lazen zijn verslag van de aanloop naar de Franse revolutie als een kritiek op de politiestaat van Louis Bonaparte, precies wat hij voor ogen had. Hij schreef het in politieke ballingschap en vertelde zijn vader ‘ook dit is politiek’. In L’Ancien Régime begint hij bij de allereerste poging tot republiek, in 1789.
In het boek weerlegt Tocqueville de claim dat de revolutie uitbrak vanwege niet te dragen miserie van de bevolking. Integendeel, het was eerder de blokkering van de ambities van de middenklasse, betoogt Tocqueville. Ook interessant en ook actueel: revoluties ontstaan vaak in een omgeving waarin al verandering is opgetreden maar die onvoldoende snel of volledig gaat.
Ik moest denken aan de studentenopstanden in Zuid-Korea in 1980 en 1988 en het falen van Pinochet en andere autoritaire machthebbers om uit de dictator modus te komen. Autoritaire leiders kunnen geen centimeter toegeven, want als mensen de smaak te pakken krijgen, dan gaat alles schuiven. Ik moest natuurlijk denken aan Xi Jinping.
Samuel Huntington ontwikkelde zo de theorie van de destabiliserende invloed van het gat tussen verwachtingen en de werkelijkheid. Menigeen, ook ik, dacht dat de ontwikkeling van China tot een samenleving met een stevige middenklasse zou leiden tot een losser regime. Naarmate het beter met ze gaat, zouden burgers verlangen naar politiek macht, meer macht om hun eigen leven te beïnvloeden. Xi Jinping heeft die ambitie de afgelopen tien jaar de nek omgedraaid, precies omdat hij zag aankomen dat het tot vermindering van de macht van de partij zou leiden. Nu heeft het geleid tot een autoritaire eenmans staat waarin de burgers worden onderdrukt en dat ook weten. De Chinese leider zou er goed aan doen L’Ancien Régime te lezen.
John Stuart Mill, de grote denker achter liberalisme (het echte liberalisme) was een fan van Tocquevilles werk. Net als Tocqueville dacht hij dat de ontwikkeling van democratie en grote gelijkheid onontkoombaar was. De onderdrukkende klasse zou op een zeker moment het recht om te delen in het bestuur van een samenleving moeten delen om zijn positie te behouden. En zo is het gegaan en democratie heeft er wel bij gevaren. Te vrezen valt dat democratie nu meer en meer een kiesmodel is dat de heersende klasse legitimeert en niet meer de energie voortbrengt dat Tocqueville in Amerika zag.
Ik had een diep doordacht essay over democratie willen schrijven. Dat zit er nu niet in, in elk geval niet on line. Ik blijf er aan doorwerken, nu moet ik het hier laten bij deze observaties. En het advies Tocqueville te (her)lezen en u zorgen te maken.
Democratie is kwetsbaar, we kunnen er niet omheen. Tocqueville zag het al. Democratie is geen statische situatie. Je moet eraan werken. En je bent het sneller kwijt dan je het verwerft. En ja, optimaal wordt het nooit. Maar het kan veel slechter en we zijn daar rap naar onderweg.