Vanochtend (31 januari 2011) heb ik mijn lidmaatschap op D66 opgezegd. Het unanieme voorstemmen van de fractie voor de politiemissie in Afghanistan zonder enige discussie binnen de partij is de directe aanleiding, maar het is veel meer dan dat. Het is ook de afsluiting van een proces. In de loop van de kleine tien jaar dat ik lid geweest ben is mij geleidelijk aan duidelijk geworden dat het een partij is die mij niet veel te bieden heeft (het was mijn tweede lidmaatschap, na de Terlouwperiode in de jaren zeventig). Dat kan aan mij liggen maar ik denk dat ik niet de enige D66’er ben die dat gevoel heeft. Er is meer aan de hand. Daarom wil ik hieronder op een rijtje zetten waarom ik de moed heb opgegeven. Ik verontschuldig me bij voorbaat voor de lengte, maar ja, je kunt maar één keer goed afscheid nemen.
Je wordt lid van een politieke partij om mee te doen, althans dat geldt voor mij. Niet alle leden hoeven mee te doen maar een partij behoort een structuur te hebben die leden in staat stelt actief te zijn en gehoord te worden; als ze dat willen en als ze daartoe uitgenodigd worden. Het is niet voor niets een ledenvereniging. De politieke vereniging D66 heeft minstens drie problemen.
Het eerste probleem is dat D66 nog steeds een partij is zonder beginselprogramma. Dat is een bewuste keuze en ik was me daar ten volle van bewust toen ik (weer) lid werd en probeerde daar wat aan te veranderen. De partij heeft voor dat beginselprogramma loze bestaan gekozen, als een soort beginsel. Vroeger claimde D66 pragmatisme maar sinds dat in de bestuurdersfase van de partij vooral werd vertaald in opportunisme, is de vlag sociaal liberalisme geworden. Het is een vlag die niet wappert, want wat sociaal liberalisme zou zijn, dat is niet uitgewerkt.
Vijf richtingwijzers nemen de plaats in van een beginselprogramma. Die richtingwijzers waren het product van de mislukte campagne van 2006. Ze zijn daarna gehandhaafd, bij gebrek aan beter, zonder veel debat (hoewel het programma een historische nederlaag opleverde) en omdat het wel erg gemakkelijk was en is om dergelijke vage termen te hanteren. Ze zouden worden uitgediept. Dat is voor één wijzer gebeurd, ‘vertrouwen op de eigen kracht van mensen’. Na een proces van zeker twee jaar, begonnen met een paar op uitnodiging denkende personen (ook niet leden) en uitgewerkt in een verder niet toegankelijke groep, verscheen een soort van manifestje. Weinig leden hebben het gelezen, er is niet over gediscussieerd, het speelt geen rol en dat komt omdat er ook niet veel onderscheidends of duidelijks in staat. De andere vier richtingwijzers blijven ongedefinieerd oppervlakkig maar komen soms wel van pas. Zoals bij Afghanistan waar ‘denk en handel internationaal’ de rechtvaardiging is waaronder voor de politiemissie werd gestemd. Never mind dat alle serieuze partijen in Nederland zich achter dat motto kunnen scharen. En dat in 2008 dezelfde gedachte leidde tot stemmen tegen verlenging van Uruzgan.
Als lid heb met de middelen die mijn ten dienste stonden geprobeerd om debat aan te kaarten. Ik ben er zelfs landelijk voorzitterskandidaat voor geweest, in april 2007, maar aangezien de partij er niet aan wilde in zijn toen gemillimeterde omvang, heb ik me neergelegd bij een gemiste kans. Want het was een buitenkans om na de dreunende nederlaag van 2006 een échte liberale partij op te zetten en de VVD zijn ideologische schaamlap te ontnemen en tegelijk liberalen uit andere partijen aan te trekken.
Andere manieren om hier aan te werken, via de richtingwijzercommissie of programma commissies zijn moeilijk binnen D66 omdat leden van dat soort commissies op coöptatiebasis worden benoemd. Een ledenblad om een dergelijk discussie aan te jagen, heeft D66 niet. Op congressen wordt zelden diep inhoudelijk gedebatteerd en tonen de aanwezige leden zich voorspelbaar gezagsgetrouw. Voor een partij die ooit het systeem zou opblazen zijn er wel heel weinig revolutionaire types binnen D66. Wel veel bestuurders en mensen die hopen dat te worden.
Dat brengt me op de tweede reden waarom D66 teleurstelt. Ondanks de D in de naam, de historische claim van een echte vertegenwoordigende partij, ontbreekt het binnen D66 aan een structuur waarin leden deel kunnen nemen. Het is een uitermate centralistische partij. Zeker, iedereen mag naar het congres (gelukkig nog twee maal per jaar na een poging om dat te reduceren) en dat is een groot goed. Het nadeel daarvan is dat congressen logge beesten zijn zonder veel inhoudelijke discussie. Iedereen mag immers meedoen. Ze laten zich gemakkelijk manipuleren door een adept congresbestuur. Okay, gezellig zijn ze wel. (Klik hier voor een eerder artikel daarover)
D66 heeft geen ledenraad of partijraad. Dat werkt twee kanten op. Leden hebben geen mogelijkheid zich te doen gelden, hun mening via vertegenwoordigers (als leden, niet als kiezers) te laten horen. En mocht de politieke leiding daar ooit behoefte aan hebben dan heeft ze geen manier om te ontdekken wat de leden vinden. Afghanistan illustreerde de doodse stilte binnen D66.
Het enige orgaan waar je als lid actief in kunt zijn is de lokale afdeling. Mijn afdeling is de grootste van het land, Amsterdam. De participatie van de 3000 leden is minimaal en ik begrijp goed waarom. Het gaat vaak over lokaal gedoe. Debatten over landelijke zaken of fundamentele onderwerpen zijn met een lampje te zoeken. Op ledenvergaderingen komen een man of dertig opdraven, meestal baasjes en onderbaasjes. De fractieleider praat dan meestal veel te lang over lokale politiek. Mensen met een brede maatschappelijke interesse komen één, twee keer en blijven dan weg.
Het resultaat is dat als er gestemd wordt over wat dan ook, inclusief voorzittersverkiezingen en belangrijke moties, er weinig mensen aanwezig zijn. Degenen die er wel zijn, zijn lokale bestuurders waardoor er een binnencultuur ontstaat die steeds onpenetreerbaarder en steeds onaangenamer wordt. Ik wijs op de ontwikkeling in de stad Amsterdam en in Amsterdam West en doe er verder het zwijgen toe – het is geen toeval dat het zo’n puinhoop is. Je kunt ook op provinciaal niveau actief zijn maar, eerlijk gezegd, ik geloof dat het daar nog armoediger is.
Landelijk kun je bij D66 actief zijn in platforms. Ik deed dat lange tijd en met veel bijeenkomsten in een stuk of vijf verschillende groepen die formeel min of meer golden als de adviesorganen voor de fractie en de partij – ik richtte mee het platform integratie op. Alleen draaiden de meeste platforms niet, concentreerden ze zich in Den Haag, was er geen budget en was er ook niet of nauwelijks contact met de fractie (ik maak een uitzondering voor het platform internationale veiligheid en defensie, waarvan ik een tijd voorzitter ben geweest: we hadden tot 2006 vaak contact met Bert Bakker). De rest van de platforms werd genegeerd of ronduit vermeden en stierf een zachte dood. Sinds een jaar of wat zijn deze platforms omgezet in thema afdelingen waar leden hun ding kunnen doen, als ze dat willen. Dat lijkt mooi maar gaat in de praktijk weinig opleveren. Het is een vrijblijvende speeltuin. Een band met bestuur, fractie of programmacommissie is er meestal niet. Ze zijn niet ingebed. De programmacommissie doet wat hij wil.
Hoe raadpleegt D66 als partij dan zijn leden? Wat te doen als er acute, actuele onderwerpen opkomen zoals de politiemissie? Het antwoord is eenvoudig: D66 raadpleegt niet. Daar zijn ook geen formele organen voor. Wel is er een bestuurdersvereniging, de BV. Ik ben nooit bestuurder geweest, dus ik weet niet precies wat dat is maar ze hebben een BVmail waarin blijkbaar veel uitgewisseld wordt. Gewone leden hebben een blad, de Democraat, dat helaas alleen functioneert als promotiemiddel (mijn favoriete cover was een foto van Wijers, Pechtold en Rinnooy Kan met de kop: Ja, anders. Echt, het was niet ironisch bedoeld).
Pogingen om een blad op te zetten dat discussie stimuleert en artikelen van leden over inhoudelijke onderwerpen publiceert, zijn stukgelopen (ondanks moties op het congres die het bestuur opdroegen een dergelijk blad te ontwikkelen). Het wetenschappelijk blad Idee is soms aardig maar heeft een geringe oplage en kan niet tippen aan bijvoorbeeld Socialisme en Democratie of zelfs Christen Democratische Verkenningen. De redactie vult zichzelf aan. Er is een discussieplatform op het internet, plein66. Dat lijdt aan de makke van alle fora: alleen mensen die niets omhanden hebben doen er aan mee. Geen bestuursleden of serieuze politici. Discussies ontsporen al snel en het forum speelt geen rol.
Dat brengt me op de derde reden. D66 is een gesloten bolwerk van (vooal Haagse) ouwe getrouwen, vaak met een aan verering grenzend respect voor Hans van Mierlo – menigeen heeft ook voor hem gewerkt. Je mag het eigenlijk in D66 niet zeggen, maar ik vond de invloed die Van Mierlo tot aan zijn dood in de partij had, onaangenaam en ongewenst en gezien de ontwikkelingen onder zijn leiding, al of niet vanaf de gracht, ook destructief.
Personen spelen altijd een grote rol binnen D66 (ik zeg personen, niet mensen). De vervelende veldslag indertijd tussen Loesewies van de Laan en Alexander Pechtold heeft lang doorgewerkt. Veel mensen die zich hadden ingezet voor Loesewies merkten dat ze als vijand werden gezien. De verkiezingsnederlaag van 2006 was mede het gevolg van deze verpersoonlijkte strijd en heeft ook nog lange tijd nagedreund. Helaas is er weinig van geleerd. Het toen zittende bestuur, mede verantwoordelijk voor de puinhopen, stelde het nabespreekcongres van januari 2007 uit, schreef maar vast een plan voor de toekomst en installeerde een bestuur naar behoefte, dat op haar beurt een permanente programmacommissie en andere organen regelde. Van nabespreken is het nooit meer gekomen.
Alexander Pechtold verraste vriend en vijand door als parlementariër te excelleren. De partij voer er wel bij. Het aantal leden is toegenomen, de administratieve partijorganisatie is verbeterd en er werden weer overwinningen geboekt. Helaas is D66 de Pechtold partij geworden ik schreef daar al eerder over, klik hier. Alexander Pechtold bepaalt de lijn, de leden van de fractie en neemt de besluiten, iets wat met de politiemissie in Afghanistan maar al te duidelijk werd. De Haagse stolp, keurig beschreven in het later door het congres afgedwongen rapport dat twaalf jaar verkiezingsnederlagen beschreef (het rapport Groenink) maar weggemoffeld en nooit besproken, is hard en ondoordringbaar als altijd. Tussen 2006 en 2010 faalde de partij, faalde naar mijn idee Alexander Pechtold, in het opzetten van een programmatisch duidelijke partij en het naar voren schuiven van andere mensen dan hemzelf om namens de partij iets te zeggen.
Hoezo vernieuwing? Kijk naar de partijleiding. Pechtold, kamerlid en ex-inval-voorzitter Gerard Schouw, plus voorzitter Ingrid Van Engelshoven runnen de Haagse show. Zij bepaalden in 2010 het programma en de matte kandidatenlijst met zijn hoge gehalte aan overheidsfunctionarissen. En ze kozen op de valreep ook voor het armoedig paars-thema, maar dat terzijde. Ze worden nu aangevuld met Rogier van Boxtel als fractievoorzitter in de Eerste Kamer en Thom de Graaf als Eerste Kamerlid. Daarbij hoort straks ook kandidaat Eerste Kamerlid Joris Backer die twee maal het verkiezingsprogramma schreef in de Permanente Programma Commissie (zoals hij zelf zegt in een onthullende knieval: ‘voor Alexander Pechtold’ en niet voor D66). Daarmee is de partij weer terug bij de hele club die in 2006 voor de bijna ondergang verantwoordelijk was: Pechtold, Schouw, Van Boxtel, De Graaf. Gekrakeel het afgelopen weekend over de Eerste Kamerlijst was ook van persoonlijke aard. Ernst Bakker en Bob van den Bos die naar hun smaak te laag op de lijst stonden van Van Boxtel (want het is zíjn lijst) proberen De Graaf onderuit te halen. Alle vier oude hap. Alsof er niets is gebeurd sinds 2003.
De mogelijkheden die de grote verkiezingsnederlaag leek te geven voor een nieuw herijken van de partij, zijn blijven liggen. De behoefte aan een echte liberale partij is nog steeds groot en D66 heeft niet de kans gegrepen om daarin te voorzien. De vele nieuwe leden hebben niet geleid tot een levendige discussiepartij, een punt dat pijnlijk duidelijk werd in de afgelopen weken toen er over Afghanistan in de partij niet werd gedebatteerd.
Een verhaal als het bovenstaande geeft al gauw de indruk van een persoonlijke afrekening. En in zekere zin is dat het ook. Mijn verwachtingen van een actief lidmaatschap van een politiek vereniging zijn niet uitgekomen. Uiteindelijk kon en kan ik weinig doen binnen D66. Ik heb veel interessante en aardige mensen ontmoet maar nog meer gevestigde machten en belangen en onaangenaam veel persoonlijke ambities. Mij kan in elk niet verweten worden dat ik niets gedaan heb. Dit persoonlijke aspect moet echter niet verhullen dat D66 als partij een serieus probleem heeft, zowel inhoudelijk als organisatorisch. Als ik me in redelijkheid moet afvragen waarom ik in vredesnaam lid ben van een politieke partij terwijl ik de facto buitenspel sta en tegelijkertijd de PVV de mantel uitveeg voor het buiten de deur houden van leden, dan is het tijd om daar consequenties uit te trekken.
D66 is ooit opgericht om het systeem op te blazen en fundamenteel te veranderen. Die missie is totaal mislukt. D66 is door zijn eigen voormannen steeds gemaakt en steeds weer ten gronde gericht. Een onaangenaam voorspelbare cyclus. Wie actief lid wordt, ontdekt geleidelijk aan hoe dat steeds zo kwam. Ik vrees dat het niet de laatste keer is geweest. Als partijloze echte liberaal (want liberalen zijn altijd sociaal, dat wist J.S. Mill al) zal ik dat voortaan vanaf de kantlijn gade slaan. Zonder enig plezier. Maar ook met minder ergernis.
30 januari 2011
Frans Verhagen