Kijk ook bij New England, Rockwell Museum in Stockbridge
Van alle twintigste-eeuwse Amerikaanse kunstenaars is Norman Rockwell verreweg de minst gewaardeerde. In handboeken over Amerikaanse kunst wordt hij niet of nauwelijks genoemd en als er al naar hem wordt verwezen, is het als illustrator of commercieel artiest. Waarom het gilde van Amerikaanse kunsthistorici zo geringschattend doet over Amerika’s bekendste kunstenaar, is niet zo moeilijk te verklaren. Niet alleen werd Rockwells realistische kunst beschouwd als kwalitatief minder dan de abstracte expressie, de kunstenaar was ook verdacht vanwege zijn nauwe banden met de zakenwereld.
General Motors, Ford, horecaketens en vele andere ondernemingen gebruikten Rockwells illustratietalent om hun producten aan de man te brengen. De geringschatting die Rockwell in de kunstwereld ten deel viel, was natuurlijk ook een vorm van snobisme. Robert Hughes, kunstcriticus van Time Magazine, schreef in 1978 bij Rockwells overlijden: ‘Hoe kan een kunstenaar genegeerd worden die met Walt Disney de bijzondere overeenkomst had een kunstenaar te zijn die vrijwel iedere Amerikaan kende?’ Hughes constateerde dat Rockwell misschien geen sporen heeft nagelaten in de gevestigde kunstgeschiedenis, maar wel een stempel heeft gedrukt op de kunst van het illustreren en de massacommunicatie.
Bewonderaar abstracte kunst
Hoe men ook denkt over de juiste plaats van Rockwell in de kunstgeschiedenis, hij was zelf bepaald niet ongevoelig voor de minachting van de kunstcritici. In zijn loopbaan als illustrator kende de schilder verschillende momenten dat hij het penseel er moedeloos bij neergooide, naar Europa trok om nieuwe inspiratie op te doen, of met een opdrachtgever brak die volgens hem een te grote invloed probeerde uit te oefenen op zijn vrijheid van expressie. Rockwell was bijzonder onzeker. Hij verzamelde alles wat over hem geschreven werd en kon door negatieve kritiek helemaal van slag raken.
Uit Rockwells autobiografie is op te maken dat de schilder een grote bewondering had voor de abstracte kunst van Jackson Pollock en Pablo Picasso en het bijna vanzelfsprekend achtte dat hij in hun schaduw stond en hoorde te staan. Bekend is het verhaal over hoe diep
Rockwell in 1949 was gekrenkt door de opmerking van een student kunstgeschiedenis toen hij een bezoek bracht aan het kunstinstituut van Chicago. De student vroeg hem: ‘U bent toch Norman Rockwell?’ Het trotse gevoel herkend te worden in een vreemde stad, verdween snel toen de student ongevraagd opmerkte: ‘Mijn professor kunstgeschiedenis zegt dat uw werk stinkt en nep is.’ Rockwell was zo aangeslagen dat hij zijn belangrijkste opdrachtgever van die tijd, de Saturday Evening Post, te kennen gaf dat hij voor de komende edities geen werk zou leveren.
Rockwells zelfbeeld stond haaks op dat wat de Amerikanen van hem hadden. Terwijl hij bekendstond als een van de meest gevraagde en succesvolle kunstenaars, vond hij dat zijn carrière in een verkeerde tijd plaatsvond. Hij werd geboren in 1894 in New York, in de hoogtijdagen van het Impressionisme. Hij groeide op in de tijd van het kubisme, schilderde zelf in de periode dat het dadaïsme en surrealisme golden als de heersende kunststromingen en eindigde zijn loopbaan in de tijd van de pop-art en het minimalisme. Zijn realisme had niets met deze kunststromingen gemeen en hoewel hij wilde doen geloven dat hij niet gevoelig was voor het oordeel van de kunstkenners, wisten ingewijden wel beter. Zijn zoon, de verdienstelijke beeldhouwer Peter Rockwell, merkte in dit verband illustratief op dat pa Rockwell in twee werelden leefde. Overdag maakte hij realistische schilderijen over het Amerikaanse leven, in de avond bestudeerde hij de catalogi van abstracte kunstenaars.
Het schilderij The Connoisseur uit 1962 kan daarom ook als een illustratie van Rockwells persoonlijke dilemma worden opgevat. Voor een Jackson Pollock-achtig schilderij staat een nette man afgebeeld die het abstracte schilderij roerloos gadeslaat. Het schilderij, dat ook op een cover van de Saturday Evening Post werd afgebeeld, werd door Rockwells vertrouwelingen opgevat als een lichte kritiek op de abstracte kunst. In werkelijkheid ging het om een bijna kinderachtige poging om te laten zien dat de schilder ook meester in de moderne kunst kon zijn.
Nauwe band met opdrachtgevers
Rockwells onzekerheid over zijn capaciteiten zijn gedeeltelijk te verklaren uit de nauwe band die hij had met zijn opdrachtgevers. Zijn zoon merkte eens op dat Rockwell zich nimmer druk maakte over zijn kwaliteiten als schilder of illustrator, maar grote twijfels had als het ging om het verzinnen van nieuwe onderwerpen. ‘Soms raakte hij behoorlijk gefrustreerd over zijn schilderijen als een actuele illustratie van de maatschappij en wilde hij het liefst vrij schilderen. Maar ja, dat was nou net het probleem. Terwijl hij zelf vond dat hij te weinig inventiviteit had in het verzinnen van onderwerpen, waardeerden de redacties van tijdschriften juist de artistieke wijze waarop hij uitdrukking gaf aan een actueel thema.’
Een van zijn belangrijkste opdrachtgevers was de Saturday Evening Post. Voor dit weekblad verzorgde hij 322 covers en ontelbare illustraties en advertenties. Zeker is dat de redactie van het weekblad een grote invloed had op Rockwells artistieke ontwikkeling. De Saturday Evening Post was een van de eerste Amerikaanse tijdschriften dat een nationale markt probeerde te bewerken. Het blad werd sinds eind negentiende eeuw uitgegeven door de Curtis Publishing Company, een van de eerste ‘advertentie-gedreven’ ondernemingen: het bedrijf gaf tijdschriften uit die het moesten hebben van de advertentie-inkomsten en niet van de abonnementsgelden. De uitgeversformule van de Saturday Evening Post ging dan ook in tegen de traditionele segmentatiecriteria die tijdschriften hanteerden. De doelgroep van het blad was de werkende klasse, of beter gezegd, de zich geleidelijk ontwikkelende middenklasse die succes nastreefde en de traditionele waarden en normen vertegenwoordigde.
De eerste redacteur van de Saturday Evening Post was George Horace Lorimer. Deze leidde het tijdschrift van 1898 tot 1936, een periode waarin hij de oplage van het weekblad wist te vertwintigvoudigen. Lorimer zag het Amerika van die tijd als een ‘unformed, unassimilated nation that lacked an unifying consciousness of Americanism’. Hij wilde in de bladzijden van het weekblad een Amerika scheppen waarin de lezer zich kon terugvinden en waarmee hij zich kon identificeren. Toen Rockwell in 1916 zijn schilderijen aan de Post begon te verkopen, werden zijn covers de expressie van Lorimers ideeën.
Peter Rockwell meent dat Lorimers ideeën een verstikkende werking hadden op Rockwells creativiteit. Volgens Peter had zijn vader weinig invloed op wat Lorimers wilde, terwijl deze ‘een allesbepalende invloed had op pa’. In zijn autobiografie beaamde Rockwell de grote invloed van Lorimer: ‘Zijn eerste indruk was bepalend, hij vond het goed of niet. Ik heb nog nooit een schilderij aangeboden dat op zijn of mijn advies in een andere versie op de cover van de Post is verschenen. Zijn standpunt was heel eenvoudig: “Als ik het niet wil, dan willen de lezers het ook niet."’
Lorimer bepaalde niet alleen de artistieke ontwikkeling van Rockwell, maar legde die ook aan banden. In de jaren twintig ging Rockwell naar Europa om zich op de hoogte te stellen van de moderne schilderkunst. Na zijn terugkeer in Amerika presenteerde hij enthousiast een aantal abstract georiënteerde schilderijen aan Lorimer, maar deze wees ze resoluut af. En dat was meteen het einde van Rockwells pogingen aansluiting te vinden bij de moderne kunst. Lorimer wilde dat Rockwell overeenkomstig de doelstelling van het tijdschrift schilderde. Dat betekende: aan de lezers uitleggen welke snelle veranderingen zich voordeden in de Amerikaanse samenleving, hoe gewone consumenten moesten leven en werken met technologische ontwikkelingen en toenemende massacommunicatie.
Lorimer realiseerde zich dat Rockwell met zijn overtuigende non-specifieke, vage, ouderwetse ontwerpen een breed publiek aansprak. Maar omdat Rockwell in deze ouderwetse context ook de technologische vernieuwingen verwerkte, kon de Post een lijfblad worden van de opkomende Amerikaanse middenklasse. Deze stond open voor veranderingen maar had een grote angst om haar verworvenheden prijs te geven. Dit legde de basis voor nostalgisch-realisme, zoals Rockwells kunst vaak wordt betiteld.
Ongeëvenaarde successen
Dat Rockwell net zo onzeker was als de lezers van de Saturday Evening Post, maakte de combinatie nog sterker. Toch blijft het vreemd dat Rockwell zo onzeker was over zijn kwaliteiten als schilder. In Amerika heeft hij ongeëvenaarde
successen gekend en zijn werk straalt een zekerheid uit die je slechts bij weinig kunstenaars tegenkomt. In overzichtswerken wordt Rockwell altijd geëerd vanwege zijn weergave van Roosevelts Four Freedoms: Freedom of Religion, Freedom of Speech, Freedom from Hunger en Freedom from Fear.
In deze vier schilderijen herkennen we het Amerika van de gewone man. Van de vier schilderijen werden miljoenen reproducties gemaakt, die door de overheid en particuliere instanties over de hele wereld werden verspreid. Het Amerikaanse ministerie van Financiën zond de vier originele doeken op tournee langs zestien Amerikaanse steden. Meer dan 1,2 miljoen mensen kwamen kijken naar de doeken die sterk bijdroegen aan het succes van de verkoop van war bonds ter financiering van de oorlog. Aan de hand van de vier schilderijen konden Amerikanen zich ook een voorstelling maken van Amerika’s belang bij een overwinning in de Tweede Wereldoorlog. Ook op kalenders, affiches en advertenties toonde Rockwell de oorlog in zijn volle impact op het thuisfront. Was hij vóór de oorlog vooral een commercieel kunstenaar, advertentietekenaar en omslagontwerper, nu gebruikte hij zijn populariteit voor een zaak van algemeen belang. Rockwell vertaalde Amerika’s ideële strijdleuzen in de beeldtaal van de massacultuur. Misschien geen high art, maar wel de ultieme voorbeelden van democratische kunst.
Politiek geëngageerde kunst
Alle lofuitingen voor zijn popularisering van de oorlogsdoelen ten spijt, bleef Rockwell zelf grote twijfels houden over de waarde van deze werken. Deze onzekerheid had volgens de schilder te maken met de reactie van zijn opdrachtgever, het Office of War Information. Dat zou in eerste instantie helemaal niet enthousiast gereageerd hebben en naar eigen zeggen was de schilder daar behoorlijk door aangeslagen.
Onderzoek nadien heeft uitgewezen dat van de kant van het Amerikaanse ministerie van Oorlog nimmer kritiek is geuit op Rockwells schilderijen en de vraag is dan natuurlijk waarom Rockwell deze verhalen heeft verspreid. Misschien was de schilder bang dat hij met het succes van dit werk de deur sloot voor een weg naar de ‘hoge kunsten’.
Dat miskent de plaats van politiek geëngageerde kunst in de hiërarchie van hoge kunsten. Rockwell krijgt vaak het verwijt dat zijn schilderijen het beeld oproepen van een idyllisch Amerika waarin het goede altijd zegeviert over het slechte. Wie dat zegt, gaat in elk geval voorbij aan het late werk van Rockwell. Daarin haalde de schilder meer en meer het nieuwe Amerika naar voren met alle sociale en politieke problemen, dit in fel contrast met het oude Amerika waar alles koek en ei was.
Zo schilderde hij Southern Justice (Murder in Mississippi) uit verontwaardiging over de moord in 1964 op drie activisten voor burgerrechten in de staat Mississippi. Het sterke doek The Problem We All Live With is geïnspireerd op de rassenrellen in New Orleans rond het opheffen van gescheiden onderwijs voor blank en zwart. Op het schilderij zien we hoe een zwart meisje onder begeleiding van de politie naar een blanke school wordt gebracht. Op de muur staat ‘nikker’ en op de grond ligt een uiteengespatte tomaat. Het was een krachtig statement over de racistische houding in het zuiden. Over Rockwells engagement bestond geen twijfel. In 1966 vroeg het ministerie van Marine hem een aantal posters te maken in de stijl van de Four Freedoms, met het doel Amerikaanse jongens te rekruteren voor Vietnam. Rockwell wees het verzoek af omdat hij niet inzag wat de mensen in Zuidoost-Azië voor baat hadden bij een dergelijke reeks schilderijen.
Rondreizende tentoonstelling
Misschien is het wel een goed teken dat Rockwell zo weinig voorkomt in de overzichtswerken van moderne kunst. Zijn werk is té groot en té gevarieerd om in een kunststroming ondergebracht te worden. Vandaar ook dat het meeste ervan is ondergebracht in een speciaal museum in het plaatsje Stockbridge in Massachusetts, dat twee jaar voor zijn dood in 1978 is opgezet. Het Rockwell Museum bezit alle originele schilderijen van de kunstenaar en trekt jaarlijks meer dan anderhalf miljoen bezoekers. Toch was er nog zo veel vraag naar zijn werk dat het museum nu een rondreizende tentoonstelling organiseert. De rondreis door de Verenigde Staten wordt afgesloten in het walhalla van de moderne kunst: het Solomon R. Guggenheimmuseum in New York , waar de tentoonstelling tot 21 februari 2001 te zien is. Rockwells zoon is apetrots op de aandacht die vanuit de kunstwereld voor het werk van zijn vader wordt getoond. ‘Een tentoonstelling in het Guggenheim is natuurlijk niet niks’, bevestigt hij, en ongevraagd voegt hij er aan toe dat misschien ook Europese musea belangstelling hebben. ‘Daar lag immers zijn afgedekte inspiratiebron.’